Soms is de laatste indruk de belangrijkste … een ex-lief op de tram

de-laatste-indruk

Wachtend op de tram, op weg naar hier, kwam ik vandaag een vroegere schoolvriendin tegen. Van vijfentwintig jaar terug. Zeg maar gerust schoollief. Een lief dat naast mij in de klas zat. Op dezelfde groene houten schoolbank. De tweede van rechts. Altijd dezelfde bank.

Signalen van verliefdheid, affectie of wat dan ook

In die tijd was dat voldoende voor mij om van een mogelijk lief te spreken. Als daar nog een glimlach, een kleine aanraking, een moeilijk interpreteerbare blik, een goede bedoeling bijkwam, was het raak. Woorden, tekenen van genegenheid of samen iets doen waren daarbij overbodig. We waren samen voor het leven.

Andersom gebeurde het ook. Dat iemand jaren later zei dat ze heel wat tekenen had gegeven dat ze het wel zag zitten met mij. Maar dat ik onbereikbaar was.

Terwijl ik me die tekenen van affectie niet herinner. Eerder andersom zelfs. Dat zij mij bestookte met signalen die ik toen als pesterig zag. Als ik de uitdrukking ‘jongens plagen is liefde vragen’ zo moet interpreteren, dan was ik in die tijd dus wel heel erg geliefd.

Wachtend op de tram, zagen we elkaar terug

Na twintig jaar zagen wij elkaar gisteren dus. Wachtend op de tram. Die van 8:20. Die 8:40 dus. Twintig minuten te laat. Door technische omstandigheden.

Maar dat helpt allemaal niet als je aan de tramhalte staat en je op een ex-lief botst. Dan denk je alleen nog aan uitvluchten of waarom je toch niet de fiets hebt genomen. Of gewoon de auto.

Over twintig jaar bijpraten in twintig minuten

Over twintig jaar bijpraten in twintig minuten, hoe doe je dat? Waar, wanneer, met wat en vooral hoe begin je? Met veel stiltes en aarzelen. Maar vooral om de haverklap onderbroken door het hels kabaal van allerlei af en aan rijdende prioritaire voertuigen.

En daar staan we dan, vriendin en ik, elkaars lippen te lezen, ondersteund met gebaren. Waarom kennen we beiden niet de Vlaamse Gebarentaal? Dan konden we nu tenminste aan elkaar uitleggen dat we niet goed weten wat te zeggen.

Dat het zo lang geleden is (of zou ik zeggen dat ik haar elke dag zie als ze winkelt in de supermarkt maar haar niet aanspreek uit vrees voor dit soort gesprekken).

Dat we geen van beiden een haar zijn veranderd (of zou het ongepast zijn als ik zeg dat haar huid wel verrimpeld is, maar ze er nog altijd knap uit ziet, voor haar leeftijd)

Dat het weer niet je dat is (hoewel ik vind dat al dat geklaag over het weer gewoon verhult hoe ongelukkig we wel zijn met onszelf).

Dat ons geld devalueert en wij nog meer. Dat het hier toch wel weer lang duurt. Zoals gewoonlijk.

Met tussenin sms’jes van elkaars lief

Tussenin krijgen we beiden allerlei sms’jes. Zij van ik-weet-niet-wie. Ik heb afgeleerd mensen die ik niet ken te vragen van wie ze sms’jes krijgen.

Ik van mijn … Laat ik het houden op mijn ‘lief’. Mijn enige lief. Aangesproken met een koosnaampje en afgesloten met een dubbele ‘x’. Die ik per ongeluk soms ook zet op de sms naar de persoon ervoor en die erna. Wat soms voor hilarische situaties zorgt.

Lief sms’t dus. Waar ze op dit moment is. Op elk moment eigenlijk. Telkens er een verandering is. Hoewel ik dat helemaal niet verwacht (tenzij ze iets van mij verwacht natuurlijk). Soms is dat positief. Soms iets minder. Ik zet mijn gsm even op stil, zet mijn lief op ‘stil’ gezet. Dat moet kunnen, in een goede relatie, maar niet te lang.

Je bent nog geen haar veranderd

Zo, nu er is wat tijd voor jou, schoolvriendin van vroeger. Nog zeventien minuten om bij te praten.

‘Je bent nog geen haar veranderd’, begint zij. ‘Nou, ja’ is het enige wat ik kan antwoorden. De rest blijft in gedachten verzonken, zoals in de meeste gesprekken.

Meestal kom ik er op zo’n moment niet toe mijn mond te openen, geluiden met betekenis te maken, iets over te brengen, mensen het gevoel te geven dat ik met hen bezig ben. In plaats daarvan ontspint zich een volledig gesprek met hen in gedachten, en merk ik amper wat de ander voelt of denkt. Ik vul het voor hem of haar in.

“Net als jij, schoolvriendin, ben ik veranderd, en ook weer niet. We zijn dezelfde als toen. Alleen van een andere kant beschenen. Waardoor het lijkt dat we anders zijn, veranderd, als Rubik’s Kubus in een andere kleurcombinatie. Net als een diamant in de zon die andere kleuren toont.”

De drie vragen van gewoonte

Met enige moeite komt het gesprek dan toch op gang. Intussen is de tram aankomen glijden. We stappen op. We gaan naast elkaar zitten.

Het zit aardig vol. Jonge vrouw met jengelend zoontje, zootje, zotje. Oudere dame met witte stok en zonnebril. Zwarte in pak met aktetas die ‘iets’ op iPad doet. Twee Nederlandse meisjes die de ruimte vullen met hun gesprek over hun veroveringen: een Turkse jongen, een Vlaamse redder, een Waalse macho. En een volksmadam die in het platst mogelijke dialect met haar Shith Tzu ‘Petit Schweppes’ praat.

Dan komen de gewoonlijke vragen. Wat doe je in het leven? Ben je met iemand samen? Zijn er al kindjes?

Zij werkt twee keer deeltijds. De ene helft van de week in een schoenwinkel. De andere helft in een snoepwinkel. ‘Oe oe’, reageer ik. Ze kijkt me verbaasd aan. ‘Twee keer oe in de woorden’. ‘Ah’, reageert ze, ‘je bent nog geen haar veranderd.’ ‘Jij al evenmin’, zeg ik. ‘Charmeur’, reageert ze.

‘Mijn haren zijn inderdaad het enige wat niet veranderd is’ zeg ik. ‘Hoewel, iets verdund misschien, en al hier en daar wat grijs.’ Ze gaat verder over zichzelf. ‘Al 18 jaar gelukkig getrouwd met Francisco uit Granada Spanje. We hebben twee kindjes: Elsie, 7 en Mateo, 11. Hier, twee foto’s.’Ze zien er gelukkig uit’, zeg ik. ‘Ze zijn allebei een beetje anders. Soms is het wel zwaar maar ik ben erg blij met hen’, zegt ze. Als ik vertel hoe het met mij zit, en wat ik doe, is er direct meer toenadering. ‘Ik wist dat het in je zat’, geeft ze een schouderklopje ‘om over kwetsbaarheid te spreken en op te komen voor het goede doel’.

De eerste halte gepasseerd

Intussen is de eerste halte gepasseerd. Nog twee te gaan. Ik hou niet echt van dit soort gesprekken. Of misschien zelfs echt niet. Ze verplichten me geconcentreerd te blijven maar ook de balans op te maken van wat voorbij is. Die lijkt altijd zo negatief. Hoewel het de laatste jaren wel is verbeterd.

Ik zou er natuurlijk een succesverhaal van kunnen maken. Soms, af en toe, doe ik dat. Maar het kost veel moeite en ik vind het ook zo zielig. Ik zeg het liever zoals het is. Als de ander afhaakt, dan zij het zo.

Een fotootje doet altijd wonderen

Dus toon ik een fotootje van Roos, mijn lief. Zo’n foto bij je hebben doet altijd wonderen. Minstens voor de small talk. Een visitekaartje van mijn blog leidt in wat ik doe in het leven.

En kindjes … daar hebben we goed over nagedacht, alle pistes onderzocht maar besloten om het toch maar niet te doen. Na een erfelijke screening en om persoonlijke redenen. Zorgen voor anderen om ons heen, voor elkaar en voor onszelf vergt al meer dan genoeg energie.

De tijd van gemeenschappelijke herinneringen uitwisselen

En zo zijn we de tweede halte voorbij. De tijd om gemeenschappelijke herinneringen uit te wisselen is nu echt aangebroken. Over het gevoel dat iedereen van vroeger zo uiteen is gegroeid. Zij legt de nadruk eerder op uiteen, ik op groeien. Zoals zij zegt dat ze hoopt om nog wel eens een toevallige ontmoeting, hier of daar, en ik dat al vaak heb gehoord.

Zo komen we stilaan aan ons afscheid, nu ja, het einde van onze ontmoeting. Zoals er nog zoveel komen. Voor hetzelfde geld komen we elkaar, of eender wie, ergens tegen. Dankzij de vertraging van een of andere vervoersmaatschappij of technische fout.

Tot slot: soms is niet de eerste maar de laatste indruk het belangrijkste

Nog een laatste vraag, mijn halte komt al in zicht. Ze wil weten of ik nu gelukkig ben. ‘Gelukkiger dan toen?’ vraagt ze nadrukkelijk. Wellicht wel, zeg ik. Ik lijd geen dorst noch honger, heb duizend boeken, veel tijd om de wereld te zien. Maar gelukkig zou ik het niet durven noemen. Wellicht ben ik gelukkiger dan anderen, als anderen zo bekijk. En is zij gelukkig, wil ik weten, als de tram stilaan vertraagt.

Ach‘, zegt ze, ‘eigenlijk verstaan wij geluk niet. Het ligt tussen de woorden. Ik wou vooral weten wat jij ervan vindt’. De halte waar ik de tram af moet, komt steeds dichter. Ze kijkt even op een bepaalde wijze (die ik niet kan ontcijferen) door het raam, en zegt dan: ‘Ik heb toch altijd het gevoel dat ik, dat mijn leven tekort schiet. Dat ik de lat niet hoog genoeg leg’.’Dat is een teken dat je al hard je best gedaan hebt’, flap ik eruit. Net voor de tram aan de halte stopt.

De deuren zwaaien open. Ik zwaai nog even en stap uit. Behoedzaam voor het struikelen. Snel genoeg om niet tussen de deuren te belanden. Met een sprongetje. In de opwelling van het moment gooi ik het vanop het perron nog een handkus naar haar. Enigszins pathetisch. Ze schiet in de lach. Waarop de tramdeuren sluiten, de tram vertrekt, met een glimlachend ex-lief. Soms is niet de eerste maar de laatste indruk het belangrijkste.

1 Comments »

  1. Oooh, zoals soms ook het einde het belangrijkste is! Je hebt echt- simpelweg met je laatste alinea- een glimlach op mijn gezicht getoverd. Is het geen goed gevoel zoiets te kunnen? Pluim voor jou. Wees daarmee alvast een tikkeltje gelukkig 🙂

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.