Een stukje over vakantie, reizen, een mollige keukenman, wat mijn liefste en ik doen tijdens onze vakantie, of we op reis gaan, en waarom ik geen ontdekkingsreiziger ben en toch weer wel een beetje.
Telkens ik verhuis, intussen al zes keer in mijn leven, heb ik een moment tussen ‘thuizen’, wanneer ik al verhuisd ben maar mijn hoofd het nog niet beseft. Op zo’n moment heb ik een thuisloos hoofd.
De Nederlandse lezeres Lydia stelde een vraag via mail : “Op sociale media en in de pers lees ik dat mensen met autisme verbazend goed om kunnen met de lockdown en fysiek afstand houden. Zou dat kunnen omdat autisten in grote mate introvert zijn? Of zou die prestatie komen door een van hun andere talenten?” In deze blog probeer ik er een genuanceerd antwoord op te geven.
De voorbije dagen kwamen er regelmatig vragen in mijn mailbox over hoe ik als persoon met autisme met de ‘blijf thuis’-oproep omging. In deze blog probeer ik daar een antwoord op te geven vanuit mijn ervaringen.
Aflevering 52 van 1000 vragen aan jezelf met onder andere of ik wel eens het gevoel heb vandaag al eens beleefd te hebben, wie mij tot een beter persoon maakte, wat me hard aan het lachen brengt, hoe groen mijn vingers zijn en hoe ik me thuis voel op een camping, waar ik vijf jaar geleden wakker van lag en of mijn grootste angst al eens is uitgekomen.
Ruim drie kwart van de medemens zou minstens eenmaal per jaar op reis trekken. Het is dan ook logisch dat in kranten en tijdschriften bekende en minder bekende medemensen worden bevraagd naar hun reisgewoonten. Maar in welke mate is deze homo autisticus ook een homo toeristicus of eerder een blijf-thuis-mus? Deze week beantwoordt ik tien vakantievragen die in het financieel-economische dagblad De Tijd werden gesteld. Voel u vrij om de vragen over te nemen op uw blog.
De achtste in de lange reeks van 1000 vragen aan jezelf-blogs. Over woorden waar kriebels, in goede en minder goede zin, bij horen, over op tv komen, over datgene waar ik zenuwachtig voor ben, over wat thuis tot een thuis maakt voor mij, over wat en wie ik niet kan missen, wat mijn favoriete sprookje(s) zijn en wat voor humor ik zou hebben.
Alles kan beter. Dat was de rode draad op school tussen mijn zesde en negentiende. Dat werd stevig op het hart gedrukt, in de oren geknoopt en in onuitwisbare inkt getatoeëerd. Nog niet op de huid, maar alleen omdat tatoeages alleen voor onderkruipsels waren. Wij, daarentegen, waren Gods kinderen. Neem dat vooral niet te letterlijk, zei mijn moeder toen ik dat thuis vertelde, je bent gewoon een jongen zoals alle anderen. Kan je écht niet beter? Gods kind of gewoon een zoon … in die tijd was ik niet zo… Read more Niet perfect, toch geprobeerd →
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.