De prijs van prestatie: niet gelukkig kunnen zijn … autisme en beeldvorming
Over Michael Obasuyi, autisme en de manklopende beeldvorming

Enkele weken geleden las ik het interview met Michael Obasuyi, een voor mij volstrekt onbekende Belgische atleet van buitenlandse origine, in De Standaard en Knack Magazine. Ik heb het moeten opzoeken: hij is een Belgische recordhouder 110 meter horden, en een van de 650 erkende Belgische topsporters. Na het lezen bleef ik even stil. Het voelde absoluut niet goed om dit te lezen. Aanvankelijk vond ik het te tragisch om over te schrijven.
Niet omdat het niet krachtig was ā integendeel. Obasuyiās openheid over autisme, paniek, eenzaamheid en prestatiedruk snijdt door de faƧade van de stoere atleet heen. Maar precies daarom raakte het me ook op een andere manier. Niet alleen als medemens, maar als sportliefhebber en autistische schrijver die al jaren reflecteert over hoe onze samenleving omgaat met autistische mensen.
Obasuyiās verhaal verdient ruimte. Maar die ruimte krijgt hij, vrees ik, enkel omdat hij uitblinkt binnen bepaalde normen. En dat is precies het probleem, vind ik.
Heel wat, misschien wel de meeste, autistische mensen blinken uit, elke dag opnieuw, maar niet steeds binnen de juiste normen. Ze zijn bovengemiddeld creatief in het vinden van oplossingen, die niet altijd evenveel gewaardeerd (en soms vervloekt) worden, en in het overleven in vaak zeer ontoegankelijke omgevingen. Er zijn uiteraard uitzonderingen, zowel als het gaat om de omgevingen als in de creativiteit van autistische mensen, maar ik stelde me toch vragen waarom weeral eens een ātopperā in neoliberale zin aan het woord kwam.
Van maskering naar prestatie: het script dat blijft terugkomen
Obasuyi getuigt hoe hij zijn autisme jarenlang verborgen hield. Niet uit schaamte, zegt hij, maar omdat hij niet wist hoe het bespreekbaar te maken. Dat moment van āzichtbaar wordenā ā publiek, kwetsbaar, moedig ā wordt in media vaak voorgesteld als bevrijding. Alsof je autisme enkel hoeft te benoemen om er ineens mee te kunnen leven. Of alsof dit meer zijn identiteit zou bepalen dan alle andere aspecten die de man bepalen: zijn origine, zijn levensverhaal, zijn opleiding, zijn hobby’s, zijn relationeel leven …
Ik herken dat verhaal. En ik herken ook de valkuil: het klassieke verhaal waarin het ‘jarenlang āmaskerenā leidt tot een moment van (selectieve) openheid, gevolgd door erkenning ā op voorwaarde dat je tegelijk laat zien dat je mainstream ambitieus bent. Veerkrachtig. Functioneel.
Veel media maken van die kwetsbaarheid een succesverhaal. Een heldenepos. Maar daardoor bevestigt de samenleving precies dat ze zou moeten bevragen: de onzichtbare druk op mensen die niet in het plaatje passen om voortdurend meer dan zichzelf te zijn. En tegelijk toch zichzelf zijn, vooral niet maskeren, want dat is verkeerd. Voor wie daar voluit in meegaat ontstaat een spanningsveld om horendol van te worden. Of toch minstens om spanningshoofdpijn van te krijgen.
Hyperfocus als troefkaart? Of als overlevingsmechanisme?
In het interview noemt Obasuyi zijn hyperfocus āiets magischā. Ook in Knack werd dat herhaald, tot zelfs in de titel. Het klinkt aantrekkelijk en zelfs hoopvol voor sommigen Ā ā ik begrijp waarom. Niet enkel omdat die hyperfocus door sommige autistische schrijvers als āthuiskomenā wordt beschouwd.
Nee, veeleer omdat het woord āmagischā al eeuwenlang graag wordt toegeschreven aan autistische mensen. Autisten zouden altijd een aura van puur, mysterieus, magisch rond zich hebben hangen. Ā Altijd de waarheid zeggen, nooit kunnen liegen, boos worden om rechtvaardigheid, hyperfocussen ⦠dat Paus Leo XIV autisten nog niet categoriek heilig heeft verklaard is op zich al een mirakel.
Er hangt in elk geval een geurtje aan volgens mij. Want dat hyperfocus presenteren deze artikels als een geheime kracht, een X-factor, als een uiting van prestatie-ethiek. Autistische eigenschappen worden dan pas gewaardeerd wanneer ze renderen. Als ze passen binnen de logica van efficiƫntie, van controle, van uitmuntendheid.
Ze āvergetenā te vermelden dat deze focus bij velen leidt tot uitputting zonder resultaat. Dat dit zich zelden vertaalt naar een podium of een medialle. Dat het meestal wordt beschouwd als een kwalijke obsessie zonder publiek, zonder loon of verdienste en zonder applaus. Hyperfocus is meestal geen verkoopbaar talent. Het is een manier van zijn, overleven, voelen. Soms prachtig, vaak pijnlijk, altijd kwetsbaar. Maar niet kapitaliseerbaar.
Prikkelgevoeligheid als obstakel ā of als bestaansrecht?
Obasuyi vertelt hoe hij tijdens de Olympische Spelen een rustige kamer vroeg, om sensorische overbelasting te vermijden. Dat werd geweigerd. Hij belandde overstuur op hotel. Sliep amper. Presteerde ondermaats.
Die passage grijpt me aan. Ze is niet zo uitzonderlijk maar wel herkenbaar. Het overkomt me elke dag. Als topatleet in het creatief slalommen en oplossingsgericht omgaan met een prikkelgevoelige lichaam en geest, hoef ik evenmin te rekenen op een spreekwoordelijke en letterlijke ārustige kamerā. Dat wordt systematisch geweigerd.
Opnieuw geldt hier: de aandacht voor zijn sensorische noden komt pas op het moment dat ze zijn prestaties beĆÆnvloeden. Dan wordt de rustruimte geen recht, maar een voorwaarde voor resultaat. Recupereren vooraleer te excelleren. Alleen liefst niet te lang en niet te moeilijk doen.
Waarom is rust pas bespreekbaar als het productiviteit bevordert? Waarom moet overprikkeling eerst een blessure veroorzaken voor het ernstig genomen wordt? Voor mij, en voor vele anderen, is rust geen luxe. Geen hulpmiddel. Geen privilege. Maar een basisvoorwaarde om überhaupt te kunnen zijn. Zonder daarvoor een medaille te krijgen.
Van maskers en medailles
In het interview spreekt Obasuyi over zijn āstoereā buitenkant als een masker. Hij beschrijft hoe hij in paniek op de luchthaven op het toilet ging zitten. Hoe hij vaak niet weet hoe hij zich sociaal moet gedragen. Hoe hij zich schaamt voor zijn fragiliteit.
Ook dat raakte me. Niet alleen door de inhoud, maar door de impliciete boodschap: je moet kwetsbaar durven zijn. Toiletten scoren voor mij waarschijnlijk hoog in de top tien van plaatsen waar ik in mijn leven geschuild heb.
Maar ook dat past in een performatief verwachtingskader. Kwetsbaarheid is toegestaan ā zolang ze op een doorleefde, eloquente en publieksvriendelijke manier geuit wordt. Wie struikelt, maar het mooi verwoordt, mag blijven. Wie niet spreekt, of chaotisch, of niet op tijd, blijft buiten beeld.
We creƫren zo een hiƫrarchie binnen zichtbaarheid. De articulate autist. De zichtbare strijder. De succesvolle uitzondering. En alle anderen? Die verdwijnen. Terwijl ze moment na moment horden nemen, succesvol, zeker als je weet hoeveel energie ze erin steken.
De mythe van de bruikbare autist
Wanneer Obasuyi zegt: āIk ben niet de autistische atleet. Ik ben Michael.ā, begrijp ik zijn verlangen. Het verlangen om niet gereduceerd te worden tot een diagnose.
Maar precies daarin toont zich de paradox: hij is zichtbaar als autistische atleet ā omdat hij functioneert. Omdat hij coherent getuigt. Omdat hij presteert.
Wie geen medailles haalt, geen eloquente interviews geeft, geen ondersteuning krijgt? Die wordt zelden gevraagd. Of gehoord.
Zolang alleen de bruikbare autist een podium krijgt, blijft inclusie een vorm van selectie. Zichtbaarheid een beloning. En menselijkheid een voorwaardelijk goed.
Wat ik wƩl zou willen lezen
Een inclusief verhaal over Obasuyi zou:
- zijn prestaties erkennen, maar tegelijk de structuren bevragen die hem voortdurend over de rand duwen;
- zijn hyperfocus tonen als belevingsvorm, niet als instrument;
- sensorische noden beschouwen als legitiem voor elk lichaam, niet als prestatie-infrastructuur;
- zijn stem verbinden met die van andere autistische mensen, die andere levens leiden, andere ritmes hebben, andere moeilijkheden kennen.
Zoān verhaal zou niet wachten tot de volgende succesvolle autist opstaat, maar ook ruimte maken voor wie stilvalt. Voor wie even nĆet in beweging is. Voor wie uit beeld verdwijnt.
Tot slot: het recht op bestaan zonder bewijs
De zin die mij het diepst raakte? āGelukkig zijn lijkt mij niet haalbaar.ā Niet omdat het defaitistisch klinkt. Maar omdat het laat zien wat er op het spel staat als je alleen bestaansrecht krijgt door te presteren volgens de norm.
Zolang we alleen applaudisseren voor zichtbaarheid die iets oplevert, blijft geluk een luxe. En blijven mensen zoals ik ā tenzij bruikbaar ā een randgeval. Ik hoef geen X-factor te zijn. Geen rolmodel dat in een soap of tv-programma opdraaft als aapje om naar te kijken. Geen troef. Ik hoef zelfs niet āzichtbaarā te zijn in de zin waarin zichtbaarheid meetelt.
Meestal wil ik gewoon bestaan. Onvoorwaardelijk. Niet als uitzondering. Maar als mens.