Verklaart monotropie de kern van autisme? … autisme en onderzoek

een verbeelding van montropisme, (c) Autistic Realms

“Veel te lang,” zo opent het voorwoord van Autism and Being Monotropi van dr. Wenn Lawson, “werd autismeonderzoek gedomineerd door verklaringen die de feitelijke levenservaringen van autistische mensen negeerden. Het resultaat was zowel zwakke wetenschap als een falen van het onderzoek om een betekenisvol verschil te maken in het leven van mensen.” Dit citaat vat perfect de frustratie samen waartegen autistisch psycholoog en onderzoeker Wenn Lawson zich afzet.

De toon van de klassieke, medische handboeken is er een van problemen, met woorden als ‘tekorten’, ‘stoornissen’ en ‘afwijkingen’ volgens Lawson. Hij gaat hier, ironisch genoeg in de houding die medische handboeken kenmerkt, frontaal tegenin. Hij stelt dat het pathologiseren van autisme ons wegleidt van het menselijke en pleit voor een biopsychosociaal model dat de hele persoon omvat.

Toch veralgemeent hij volgens mij even sterk als klassieke handboeken, zeker als het gaat over zijn argument over terminologie. “Als ik autisme ‘heb’, impliceert dat dat ik er ook ‘zonder’ zou kunnen zijn. Dat is niet zo.” Voor hem is autisme geen aanhangsel, maar een fundamentele zijnswijze. Ik respecteer dat standpunt maar vind de manier hoe hij het brengt te veralgemenend en ongenuanceerd.

In zijn boek presenteert Lawson geen nieuwe lijst van symptomen, maar een verklaringskader dat alleen is opgebouwd vanuit een enkele verklaring:: monotropie. Dit concept beschrijft volgens Lawson de unieke manier waarop autistische aandacht functioneert — smal, diep en intens gefocust. Het is volgens hem geen detail, maar de sleutel tot de kern van autisme.

De Zaklamp en de Laserstraal

Wat is monotropie precies? Lawson omschrijft het als “de neiging van interesses om de individuele aandacht sterker aan te trekken of te vangen dan bij de meeste mensen.” Het rust op een model van de geest als een ‘interessesysteem’.

(c) Sam Peeters, 2025

Waar een allistisch (niet-autistisch) brein polytroop is en zijn aandacht snel kan verdelen over meerdere interesses, is een autistisch brein monotroop. De polytrope stijl, zo stelt Lawson, is meer geschikt voor sociale connectiviteit en snelle aanpassing, omdat de aandacht breder en meer verspreid is. De monotrope stijl daarentegen leidt tot een diepere, maar smallere focus. Lawson gebruikt een treffende metafoor:

“Terwijl een neurotypisch persoon aandacht kan gebruiken als de brede straal van een zaklamp die veel tegelijk belicht, is de aandacht van een autistisch persoon eerder de felle, smalle bundel van die lamp.”

Deze intense, enkelvoudige focus verklaart waarom multitasken vaak een onmogelijke opgave is, terwijl hyperfocus op één onderwerp juist een natuurlijke staat van zijn is. Het is, zoals Lawson het scherp samenvat, “een autismekenmerk dat ten grondslag ligt aan autisme zelf.”

Van ‘Rigide Interesse’ naar Passie

Het DSM-5-handboek labelt deze diepe focus als “rigide en repetitieve interesses”. Lawson weigert die terminologie en spreekt consequent over passies.

Aspecten van deze flow-staat worden rigide en/of repetitieve interesses genoemd (ik verkies passies)schrijft hij. Voor hem zijn het geen afwijkingen, maar de drijvende kracht achter leren, creativiteit en welzijn. Wanneer autistische mensen de ruimte krijgen om in hun monotrope ‘flow’ te duiken, zo stelt hij, “floreren ze vaak.”

Dit sluit aan bij recenter onderzoek dat aantoont hoe autistische mensen beter functioneren en leren wanneer ze kunnen vertrekken vanuit hun interesses.

Een Monotrope Beleving van de Wereld

Het model van monotropie biedt ook een heldere verklaring voor de intense zintuiglijke en innerlijke ervaringen die vaak met autisme gepaard gaan.

Zintuiglijke Overspoeling: Omdat de aandacht zo diep op één kanaal is gericht, kunnen andere, onverwachte prikkels als een schok binnenkomen. Lawson schrijft: “Een te sterke geur kan hun bezette aandacht ruw binnendringen en hen van streek maken.” Monotrope individuen ervaren zintuiglijke informatie vaak sequentieel (één voor één) in plaats van collectief, wat de wereld onvoorspelbaar en gefragmenteerd kan maken.

Interoceptieve Blindheid: De focus kan zó volledig zijn, dat interne lichaamssignalen niet worden opgemerkt. “Monotrope individuen hebben mogelijk geen aandacht over om hun interoceptieve signalen op te vangen… en weten niet dat ze ziek zijn, pijn hebben, naar het toilet moeten, hongerig of moe zijn.” Een plotse driftbui kan dan simpelweg een vertraagde, overweldigende reactie zijn op een signaal dat het brein al die tijd negeerde.

Objectpermanentie en Theory of Mind: Lawson stelt dat wat vaak wordt gezien als een gebrek aan ‘Theory of Mind’, in feite een probleem is met objectpermanentie. “Uit het hoofd is uit het hart en uit het zicht is uit het hoofd” schrijft hij. Omdat de monotrope geest moeite heeft met vooruitdenken, kan het moeilijk zijn om te beseffen dat een persoon of object nog steeds bestaat als het niet direct wordt waargenomen. Dit leidt tot wat hij ‘ontspoorde OP’ noemt, en verklaart waarom een kind in paniek kan raken als een ouder de kamer verlaat: het voelt als een existentieel verdwijnen.

Het Script dat Instort

Lawson illustreert die ontspoorde objectpermanentie met het voorbeeld van een meisje dat voor het eerst uit eten gaat. Ze observeert en creëert een mentaal script: een specifieke tafel, een bepaalde maaltijd, een serveerster. Voor haar is dat ‘uit eten gaan’.

(c) Sam Peeters, 2025

Wanneer ze de volgende keer terugkomt en alles anders is — een andere tafel, een nieuw menu, ander personeel — stort haar script in. “Omdat ze monotroop is, vindt ze het moeilijk om vooruit te denken… ze was van streek en getraumatiseerd.” Voor een buitenstaander lijkt haar reactie koppig of dramatisch. Vanuit een monotroop perspectief is het een logische reactie op het wegvallen van de enige houvast die haar brein had.

Een Dubbelsnijdend Zwaard

Deze diepe focus is zowel een kracht als een kwetsbaarheid. Het kan leiden tot buitengewone creativiteit en innovatie. Lawson omarmt een op sterktes gebaseerd ‘capabilities approach’, dat stelt dat welzijn niet gaat om het bereiken van vooraf bepaalde doelen, maar om “de feitelijke mogelijkheid om iets te zijn of te doen.”

(c) Sam Peeters, 2025

Tegelijkertijd waarschuwt hij: “De monotrope cognitieve stijl in autisme vergroot de kans” om verstrikt te raken in oplichting, propaganda en manipulatie, omdat de aandacht zo in beslag wordt genomen dat de context en waarschuwingssignalen verloren gaan. Deze kwetsbaarheid wordt versterkt door wat hij ‘adaptive morphing’ noemt: het maskeren van je authentieke zelf om te overleven in een allistische wereld.

Kritische Reflectie: Is Eén Sleutel Genoeg?

Lawson trekt de lijn van monotropie door naar brede thema’s als genderidentiteit, de ‘neven van autisme’ (zoals ADHD en alexithymie) en het leed veroorzaakt door maskeren. “Voortdurend aanpassen om te verbergen wie je bent, is uitputtend en zeer schadelijk,” benadrukt hij. Hij bespreekt ook het PDA-profiel (Volhardend Streven naar Autonomie), waarbij de gebruikelijke autistische behoefte aan routine omslaat in een extreme angst voor eisen, wat een andere aanpak vereist. PDA wordt meestal verklaard als pathologische vermijding van wat verwacht wordt, maar wordt lang niet door iedereen gelinkt aan autisme.

De brede toepasbaarheid is tegelijk de kracht en de potentiële zwakte van het boek. Soms voelt het alsof elk aspect van autisme onder de vlag van monotropie moet passen. Hoewel ik de lens van Lawson als bevrijdend ervaar, mis ik vaak nuance en een diepgaande dialoog met andere invloedrijke theorieën. Het boek is een hybride van theorie, praktijkgids en getuigenis, wat de academische scherpte soms vermindert.

Conclusie

Voor mij voelt Lawsons boek als een verheldering van een voorheen eerder obscure theorie. Het verklaart voor een stuk de hyperfocus bij het schrijven, maar ook vastlopen in onvoorspelbare sociale situaties.

Maar opent deze ene verklaring alle deuren? Waarschijnlijk niet. Lawsons bijdrage is waardevol maar is vrij ingewikkeld geschreven en roept ook veel vragen op. Hij verlegt de focus van wat er ‘mis’ is naar hoe het ‘werkt’, maar gaat voorbij aan praktische impact en toepassingen.

Het boek is een oproep om te luisteren, om voorbij de vanzelfsprekendheden te kijken, maar gaat voorbij aan kritische blik en nuance. Lawsons werk kan, mits wat goodwill vanuit autistische blik voor de drammerigheid en te groot enthousiasme, gezien worden een belangrijke stap in de richting van een gesprek waarin monotropie naast andere kaders mag bestaan, als een cruciaal onderdeel van een steeds rijker wordend beeld van autisme.

Bron: Lawson, W. B. (2025). Autism and Being Monotropic: What Medical and Other Practitioners Need to Know. Springer Nature Singapore. https://doi.org/10.1007/978-981-96-2564-2

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *