Het woord dat op dit moment te veel mensen gebruiken … autisme en taal
Een woord waarvan ik vind dat te veel mensen het gebruiken, is op dit moment ‘omarmen’. Het werkwoord suggereert voor mij een sterke emotionele band of acceptatie, waarbij de nabijheid en de presentie benadrukt wordt, vergelijkbaar met een fysieke omhelzing.
Ik associeer ‘omarmen’ daardoor vooral met onverwachte, en daardoor vaak ongewenste intieme toenadering. Het wordt daarenboven metaforisch gebruikt, om een uitermate accepterende houding aan te geven tegenover iets nieuws of anders. Zoals in ‘ik omarm de veranderingen in mijn leven’. Of het wordt gebruikt om inspirerend en motiverend advies te geven, die de persoon in kwestie vaak helemaal niet wil, zoals in ‘omarm je ontslag’ of ‘omarm het verlies van je hond’.
Behalve dat heel wat mensen niet eens weten wat ‘omarmen’ precies betekent, is het tegenwoordig een cliché geworden. Nu ‘omarmen’ te pas en te onpas wordt gebruiken, blijkt de oprechtheid van wie het gebruikt ook steeds twijfelachtiger. Ik merk toch vaak dat mensen die het woord gebruiken positief of accepterend proberen over te komen terwijl andere uitspraken of daden van hen die oprechtheid flagrant tegenspreken.
Daarnaast schept het bepaalde verwachtingen die onrealistisch zijn. Zo ontmoette ik begin dit jaar een schooldirecteur die me plechtig beloofde dat ‘in onze school mensen van alle soorten omarmd worden’. Toen ik polste of ik zelf, toen ik nog zestien was, op zijn school had kunnen aansluiten, moest hij toch toegeven dat het met het huidige lerarenkorps toch wat moeilijker zou liggen om een eigenzinnige autistische jongen met een fysieke beperking en gemiddelde intelligentie van een andere school te laten aansluiten. ‘Gewoon al de nodige aanpassingen en de reacties van ouders zouden ons met bepaalde uitdagingen waar we als schoolteam momenteel niet voldoende veerkracht hebben, vrees ik’, antwoordde hij. Ik had daarop niet veel zin meer om zijn, weliswaar eerlijke, mening te omarmen.
In mijn dagelijks taalgebruik of in teksten probeer ik ‘omarmen’ te vermijden. Het enige wat ik omarm is mijn liefste, en daarna een zeer klein groepje van mensen die ik goed ken en die omhelzingen zien als een vorm van begroeting. Maar verder omarm ik niemand en niets. Ook, zelfs, en zeker niet mijn autisme. Als dat dan klinkt alsof ik liever afstand neem, ergens vies van ben, iets niet accepteer of me niet volledig kan laten gaan, dan kan dat best zijn. Geef mij maar een nabije afstand, eerder dan voortdurend omarmen. Dat bewaar ik wel voor als het bijzonder wordt.
