‘Autism and Buddhist Practice’ … een leesverslag

‘Autism and Buddhist Practice’ is een Engelstalig boek, gepubliceerd vorig jaar, dat licht werpt op de unieke uitdagingen en mogelijkheden op het kruispunt van autisme en boeddhisme. Het beoogt waardevolle inzichten en praktische adviezen te bieden voor zowel mensen met autisme als degenen die betrokken zijn bij boeddhistische praktijken. Het boek nodigt uit tot een dieper begrip van beide werelden en biedt een pad naar verbeterd welzijn door middel van spirituele beoefening.
In ‘Autism and Buddhist Practice’ wordt onderzocht hoe boeddhisme en boeddhistische praktijken zoals meditatie en mindfulness kunnen bijdragen aan het welzijn en welbevinden van autistische volwassenen. Dit wordt op zes verschillende manieren verklaard. Boeddhistische praktijken zouden kunnen bijdragen aan een constructievere omgang met stress, angst, de boeddhistische interpretatie van het concept ‘lijden’, ondersteuning binnen een gemeenschap, erkenning van eigen krachten, en het ervaren van meer diversiteit en inclusie. De auteurs leggen de nadruk op het gebruik van meditatie en mindfulness om een betere levenskwaliteit te ontwikkelen vanuit autistisch denken. Bovendien is het boek bedoeld voor boeddhistische leraren en groepsleiders die meer willen weten over het ontwikkelen van ‘autismegevoelige praktijken’.
‘Autism and Buddhist Practice’ begint met een overzicht van de basisprincipes van het boeddhisme, zoals de Vier Edele Waarheden en het Achtvoudige Pad, om context te bieden voor de persoonlijke verhalen in het boek. Daarnaast bevat het boek verschillende persoonlijke verhalen van zowel autistische als neurotypische mensen die bekend zijn geworden met boeddhistische praktijken en deze waarderen. Deze verhalen gaan over tegenspoed, maar ook over hoop en positieve resultaten. Het boek bespreekt hoe autistische mensen boeddhistische leringen en praktijken hebben aangepast om aan hun eigen behoeften te voldoen, zoals het vermijden van overweldigende informatie en interacties met mensen. Het boek benadrukt het belang van deel uitmaken van een ‘sangha’ (boeddhistische gemeenschap) voor de volledige neurodiversiteit. Het suggereert dat dit een geschikt moment kan zijn voor autistische mensen om de overstap te maken van het seculiere gebruik van meditatie en mindfulness naar de wereld van het boeddhisme. Voor dat laatste voelde ik mij alvast niet aangesproken.
Een van de belangrijkste thema’s in het boek is het concept van ‘lijden’(Dukkha). Volgens boeddhistische leerstellingen is lijden een onvermijdelijk aspect van het menselijk bestaan, maar het is ook iets dat kan worden getransformeerd. Dit is vooral relevant voor mensen met autisme, die vaak te maken hebben met heel eigen vormen van psychisch, fysiek, sociaal en emotioneel lijden. De redacteur van het boek deelt zijn eigen ervaringen met het vinden van mindfulness en meditatie als nuttige hulpmiddelen voor het beheersen van zijn angst en het begrijpen van zijn autisme. Deze persoonlijke touch geeft het boek een authentieke stem die lezers kan inspireren om hun eigen pad naar welzijn te vinden.
Daarnaast is het boek bedoeld voor boeddhistische leraren en groepsleiders die meer willen weten over het praktisch ontwikkelen van ‘autismegevoelige praktijken’. Het bevat een korte handleiding voor ‘autismegevoelige praktijk’ en lijsten met organisaties en bronnen voor zowel autisme als boeddhisme.
Vanzelfsprekend zijn er kritieken op dit boek te bedenken. Om te beginnen wordt er enigszins enthousiast beweerd dat boeddhistische praktijken zoals meditatie en mindfulness gunstig zouden zijn voor veel autistische mensen. Zoals bij veel praktijken en methoden geldt, is ook hier dat wat voor de ene autistische persoon werkt, voor de andere niets teweegbrengt of zelfs ongunstig uitpakt. Er is maar weinig ruimte in dit boek voor kritiek of twijfels over de effecten.
Wat mij persoonlijk ook enigszins stoort, zijn de aannames en de ‘religieuze’ schrijfstijl in het boek, voornamelijk in de inleiding met de basisprincipes van het boeddhisme. Daarbij vergeet de redacteur wel eens dat dit boek ook door iets minder boeddhistisch bevlogen autistische lezers gelezen zou kunnen worden. Een meer neutrale inleiding zou volgens mij geschikter zijn geweest om het boek toegankelijker te maken voor een breder publiek. De ‘Sangha’ wordt bovendien naar mijn gevoel geïdealiseerd, en er wordt relatief weinig aandacht besteed aan mogelijke aanpassingen vanuit autistisch denken. Er wordt weliswaar vermeld wat een ‘autismegevoelige’ praktijk zou moeten zijn, maar volgens mij is het autismebeeld dat daarin wordt gehanteerd eerder rigide.
De kans bestaat ook dat de term ‘lijden’ (Dukkha), die in de boeddhistische context een andere invulling heeft dan in het algemeen, verkeerd wordt begrepen. Zo bestaat de kans dat sommige (autistische) lezers lijden interpreteren als het stereotype ‘onverwoordbaar pijn of last hebben’, en vinden dat het teveel aandacht krijgt in het boek. Terwijl ‘lijden’ in het Boeddhisme een zeer specifieke betekenis binnen de ‘4 waarheden’ krijgt. Tot slot had het boek ook alternatieve benaderingen of kritiek kunnen opnemen, evenals ervaringen van autistische volwassenen die geen interesse hebben in de boeddhistische leer maar misschien wel in meditatie en mindfulness, vanuit hun eigen invulling.
Samengevat is dit boek een aanrader voor mensen met autisme die sterk geïnteresseerd zijn in boeddhisme, voor boeddhistische leraren en gemeenschappen die streven naar inclusiviteit en begrip, maar minder voor mensen die weinig affiniteit hebben met meditatie of mindfulness en een afkeer hebben van religieuze teksten. Voor hen, en voor een deel voor mij, is dit boek onevenwichtig geschreven, eerder een vreemde eend in de bijt, en een bron van irritatie.
Autism and Buddhist Practice: How Buddhism can help autistic adults cultivate wellbeing / in een redactie van Chris Jarrell (Jessica Kingsley Publishers, september 2022) isbn:9781839971570, goodreads:121956094.