Over de autistische vrouw die voor neurodivers wou doorgaan … autisme en neurodiversiteit

Onlangs stuitte ik op sociale media op een intrigerende oproep van een vrouw met autisme. Ze verzocht iedereen om haar niet langer als ‘autistisch’ te bestempelen, maar voortaan als ‘neurodivers’. Deze terminologische verschuiving zegt veel over hoe zij haar eigen identiteit en de rol van haar autismediagnose in haar leven ziet. Dit is niet de eerste keer dat ik een dergelijke observatie doe, maar deze keer was het wel bijzonder expliciet.
Steeds vaker merk ik dat mensen die zichzelf voorheen als autistisch beschouwden—al dan niet op basis van een formele diagnose—hun identiteit en ervaringen nu eerder als neurodivers of neurodivergent interpreteren.
Deze vrouw, die zich nu als neurodivers identificeert, schreef dat ze haar diagnose jarenlang als een bevrijding had ervaren. Het bood haar een verklaringskader voor bepaalde uitdagingen in haar leven en gaf haar het gevoel een nieuwe plek in de samenleving te hebben gevonden. Echter, naarmate ze meer contact legde met de autismegemeenschap, begon ze zich te distantiëren van mensen die hun diagnose als een excuus gebruikten voor bepaald gedrag dat zij als onacceptabel beschouwde.
Ze besloot daarom afstand te nemen van haar autismediagnose en zichzelf ‘neurodivers’ te noemen. Deze term vond ze inclusiever en meer respectvol ten opzichte van de diversiteit aan cognitieve stijlen. Ze maakte daarmee een beweging van het specifieke ‘autisme’ naar het meer algemene ‘neurodiversiteit’. Ze dacht, enigszins onterecht, dat je niet autistisch en neurodivers tegelijk kon zijn. Ze dacht, wel onterecht, dat neurodiversiteitsaanhangers per definitie tegenstanders zijn van de diagnose autisme. Ook als autistisch persoon was ze al, zonder dat te moeten benadrukken, al neurodivers, aangezien autisme, net zoals alle andere variaties (gender, ras, …), een menselijke variatie is die door de samenleving geaccepteerd moet worden als een waardevolle bijdrage.
Misschien had ze beter voor de term ‘neurodivergent’ gekozen. Zo staat op de website Participate te lezen: “Neurodivergent is geen synoniem voor autisme. Er zijn immers talloze manieren om neurodivergent te zijn. Autisme is er slechts een voorbeeld van zoals ook ADHD, dyslexie, dyscalculie, obsessief compulsieve stoornis, epilepsie of het syndroom van Down.”
Hoewel ik alle respect heb voor haar keuze, roept deze wel enkele vragen op. Ten eerste lijkt de keuze voor een andere term de oorspronkelijke intentie van haar autismediagnose te negeren. Ten tweede vraag ik me af of ze voldoende heeft overwogen wat deze terminologische verschuiving betekent voor de ondersteuning die ze ontvangt.
Een diagnose als autismespectrumstoornis kan inderdaad een bevrijdend gevoel geven. Echter, de manier waarop men naar zo’n diagnose kijkt, kan in de loop der tijd veranderen. Sommigen zien de relatieve waarde van een diagnose in, terwijl anderen zich sterk focussen op de stigmatisering die ermee gepaard gaat.
De keuze voor de term ‘neurodivers’ bood deze vrouw naar eigen zeggen meer ruimte voor persoonlijke groei. Het illustreert hoe divers de ervaringen en identiteitsbelevingen binnen de autismegemeenschap zijn. Sommigen vinden dat een verandering van terminologie hun problemen met stigmatisering zal oplossen, terwijl anderen juist kiezen voor een term die het beste bij hen past. Er is geen uniforme benadering voor identificatie, maar het is cruciaal dat we openstaan voor de complexiteit en nuance van menselijke ervaringen.