Hoe sterk is de kracht van vriendelijkheid? … autisme en welbevinden

In een wereld waarin het welbevinden van autistische mensen, van piepjong tot stokoud, vaak nog omhuld is met een waas van mysterie en onbeantwoorde vragen, schijnt recent onderzoek een nieuw licht op het potentieel van zelfcompassie in het verbeteren van dat welbevinden. Deze studie, die inzicht geeft in de innerlijke dynamieken van autisme, benadrukt de cruciale rol van vriendelijkheid en zelfcompassie in het leven van autistische mensen.
Zelfcompassie, het vermogen om zichzelf met vriendelijkheid en begrip te behandelen, is volgens de onderzoekers een belangrijke factor die kan helpen bij het verminderen van symptomen van angst en depressie bij autistische individuen. Het betekent onder andere zichzelf te behandelen met dezelfde soort zorg, begrip en mildheid als geboden aan een goede vriend die het moeilijk heeft (op voorwaarde dat je een goede vriend hebt uiteraard). Het bevordert een gezonde mentale toestand door te fungeren als een buffer tegen negatieve emotionele ervaringen. Deze zachte benadering van het eigen lijden, door het te erkennen als een deel van de menselijke ervaring, blijkt bijzonder gunstig te zijn.
Volgens de bevindingen van de studie, functioneert zelfcompassie niet alleen als een toestand van zijn, maar ook als een vaardigheid die kan worden ontwikkeld en versterkt door oefening en gerichte interventies, zoals Compassion-Focused Therapy (CFT). Dit onderstreept het idee dat zelfcompassie een dynamische capaciteit is die, wanneer gevoed en beoefend, kan leiden tot een verbetering van de algemene levenskwaliteit van autistische mensen.
Op de bevindingen van deze studie is al uitvoerig gereageerd door een aantal aanhangers van bestaande therapieën en interventies, die vinden dat we vooral niet te hard van stapel mogen lopen. Ze wijzen op al lang gekende bevindingen uit onderzoeken rond zelfcompassie en autisme.
Zelfcompassie zou immers lang niet voor alle autistische mensen werken. Wie dat wel beweert overgeneraliseert niet alleen maar legt ook een te grote verantwoordelijkheid bij de individuele verandering. Er zijn immers heel wat sociale en structurele factoren die bijdragen aan de veelheid van uitdagingen die autistische mensen ervaren, zoals stigma, discriminatie en gebrek aan passende diensten en ondersteuning. Erger nog kan het bevorderen van zelfcompassie bij autistische mensen leiden tot zelfblaming, het verzinken in zelfbeklag en denken dat ze niet in staat zijn tot talent, tot zelfbeschikking en dat alles op een of andere manier hun eigen falen is.
Er zijn volgens deze critic ook veel vraagstekens bij praktische aspecten van het toepassen van zelfcompassie-interventies, zoals de beschikbaarheid van getrainde professionals en de toegankelijkheid van dergelijke diensten voor de autistische gemeenschap. Daarnaast is er ook veel bezorgdheid dat een focus op zelfcompassie andere bewezen behandelmethoden zou kunnen overschaduwen en dat de wetenschappelijke basis van zelfcompassie-interventies erg betwijfelbaar is. Tot slot zouden zelfcompassie-interventies niet gevoelig zijn voor culturele achtergronden.
Vooral therapeuten en theoretici die cognitieve gedragstherapie, toegepaste gedragsanalyse en ergotherapeutische interventies aanhangen, lijken te vinden dat de doelmatigheid van hun therapieën de essentiële tools blijven in de ondersteuning van autistische mensen. Ze vinden dat het autisme accepteren als integraal onderdeel van zichzelf, voorbij de eigen fouten kijken, zichzelf toestaan te rusten, persoonlijke grenzen leren kennen en respecteren, verbinding te maken met anderen, en aanpassen van verwachtingen zeker niet voor iedere autistische persoon even haalbaar en misschien ook niet even wenselijk is. Het zou leiden tot overmatige focus op innerlijke beleving (in de mate dat dit mogelijk blijkt), een risico op zelfgenoegzaamheid om minder gemotiveerd te zijn tot persoonlijke groei en sociale relaties buiten de comfortzone, een risico op zelfmedelijden of slachtoffermentaliteit, niet langer focussen op het overwinnen van belemmeringen, en minder gericht zijn op toename van competitief zijn binnen de samenleving
Zelf ben ik al een tijdje bekend met compassie binnen ondersteuning. Ik heb de afgelopen dertig jaar bij menig hulpverlener, zowel binnen een autismespecifieke als algemene context, gemerkt dat een gebaar van compassie en een oproep tot een meer compassieuze of vriendelijke benadering vanuit mezelf voorkwamen. Ik denk dat de manier hoe ik zoiets beleef te maken heeft met mijn eigen aard, mijn levenservaringen en uiteraard ook mijn autismebeleving en welke invloed autisme heeft op mijn functioneren in verschillende omgevingen en situaties.
De afgelopen jaren heb ik compassie ervaren als een vorm van begrip, als een manier om eigenwaarde te bevorderen, als een instrument voor zelfzorg, als iets dat (voor mij) moeilijk te verinnerlijken valt, als iets dat mij een ongemakkelijk gevoel geeft, en iets dat vanuit verschillende omgevingen erg sceptisch wordt benaderd. Het is voor mij een erkenning van wat ik ervaar en van mijn worstelingen, een manier om mij te helpen kijken naar mijn menselijke waarde in plaats van mijn uitdagingen en tekorten (zonder die te vergeten of weg te duwen). Maar ik vind het toch vaak te weinig concreet om te ervaren, en ik ben ook vaak sceptisch over de oprechtheid van de compassie die ik ontvang.
Ik ervaar bij mensen en hulpverleners die over compassie spreken ook vaak een houding of gedrag waarbij de persoon in kwestie op een neerbuigende, beschermende of overdreven behulpzame manier met mij omgaat, vaak door mij te behandelen alsof ik minder competent, intelligent of bekwaam zou zijn (dan ik in werkelijkheid ben). Het komt bij veel mensen voor dat ik dit merk, maar hulpverleners die het hebben over compassie en vriendelijkheid tegenover mezelf en het eigen lijden accepteren als een deel van mijn existentie, zie ik vaker dat ze mij behandelen alsof ik niet in staat zou zijn mijn eigen beslissingen te nemen, mijn eigen ervaringen te begrijpen of op een betekenisvolle manier een gesprek te voeren of een activiteit uit te oefenen, louter op basis van wie ik lijk of wat er over mij beschreven staat. Een veelheid van kaarsjeslicht, geuren en glimlach op het gezicht kan dat vaak helaas niet verdoezelen. Vandaar ik ook wat wantrouwig staat tegenover compassie, ook binnen de context van deze studie.
Hoewel er nog veel te ontdekken valt over de exacte paden waarlangs zelfcompassie het welzijn beïnvloedt, legt dit onderzoek volgens de onderzoekers alvast wel een solide basis voor een dieper en meer genuanceerd begrip van autisme. Het wijst op de mogelijkheid om nieuwe strategieën en therapieën te ontwikkelen die gericht zijn op het bevorderen van zelfcompassie, wat een wereld van verschil kan maken in de levens van mensen met autisme.
De studie opent volgens de onderzoekers ook de deuren naar een meer empathische en ondersteunende benadering van autisme, waarbij de kracht van vriendelijkheid een centrale plaats inneemt in de zorg en ondersteuning van autistische individuen. Door de focus te leggen op het cultiveren van zelfcompassie, biedt het onderzoek een vernieuwd perspectief en hoop op het verbeteren van het welbevinden en de welvaart van de autistische gemeenschap.
Galvin, J., Howes, A. & Richards, G. Longitudinal Associations Between Autistic Traits, Self-compassion, Anxiety and Depression in Autistic and Non-autistic Adults Without Intellectual Disability. J Autism Dev Disord (2023). https://doi.org/10.1007/s10803-023-06157-6