Zij wiegt, ik wankel … autisme en treinen

Een vrouw zit alleen in een trein, rechtop in het midden. Haar blik is leeg en ze wiegt zachtjes heen en weer. De rest van de comfortabele blauwe stoelen in de trein zijn leeg.
(c) Clara van den Wyngaert (1981), overgenomen met toestemming

In de trein. Een vrouw zit een paar stoelen verder. Alleen, rechtop, precies in het midden. Ze wiegt zachtjes heen en weer, alsof haar lijf zich iets herinnert wat haar hoofd even kwijt is. Haar blik rust nergens. Niet op haar telefoon, niet op mensen, niet op het raam. Gewoon… nergens.

Ik voel van alles. Eerst een soort medelijden, meteen daarna een golf van herkenning. Iets in mij roept: ik ken dit. Niet van haar, maar van mij. Dagen waarop ik zelf te veel was in de wereld, waarop het wiegen me op een of andere manier recht hield. Maar ik weet niet of zij dat ook zo voelt. Misschien helemaal niet.

Dan komt mijn moeder in me op. Niet letterlijk, maar die ingebouwde stem die altijd wil zorgen. Doe iets voor haar, zegt ze. Ze heeft het moeilijk.

En ineens is er een ander koor in mijn hoofd. Mensen uit online groepen, gesprekken op fora. “Je moet gewoon zeggen wat je denkt. Misschien is zij ook autistisch. Misschien begrijpt ze het als jij jezelf toont.”

Ik zeg niets. Natuurlijk zeg ik niets. Wat zou ik moeten zeggen? “Hallo, ik zie je wiegen. Mag ik je een classificatie geven?” Belachelijk. En toch. Mijn hoofd blijft draaien.

Ergens ben ik boos op mezelf. Omdat ik al die woorden ken – neurodivers, sensorisch, camoufleren – en toch blijf staren alsof ik iets op moet lossen. Alsof ik haar pas mag laten zijn als ik haar begrijp. Wat ook weer zo’n raar idee is.

Vijf minuten later staat ze op. Haar beweging is vloeiend, bijna theatraal. Haar korte lichtbruin haar, haar lange rode jas, haar strakke jeans, haar sjaal (van Chanel? Prada?). Modieuze smaak heeft ze zeker.. Ze haalt haar oortjes uit – Dua Lipa, zo blijkt – en loopt richting de uitgang. Daar, aan de deur, lijkt ze iemand te herkennen, een jongen. Ze lacht, kust hem, grijpt zijn arm. Ze lijkt wel iemand anders. Of net niet. Misschien was ze altijd al diegene. Of was ze aan het maskeren, camoufleren, compenseren? Ik weet het niet. Alleen dat ik in mijn film zat.

De trein stopt. Ze verdwijnt. En ik blijf achter in m’n zitje, met dat typische, plakkerige gevoel van iets niet goed hebben ingeschat. Of iets te graag goed wíllen inschatten.

“Alles ok?” vraagt de man die tegenover me is komen zitten. Hij moet iets gezien hebben aan mijn gezicht. Of misschien heb ik gemompeld, hardop gedacht. Ik knik, haast me met een vaag “ja hoor.” Wat ik niet zeg: dat ik even niet weet wie hier eigenlijk de vreemde was.

Ik kijk uit het raam. De stad glijdt voorbij in flarden. Achter elk raam iemand die iets doormaakt. Of juist helemaal niets. En niemand die het ziet. Of iedereen die denkt dat ze het zien.

Ik denk terug aan die vrouw. Aan haar wiegende lijf, haar lege blik, haar plotselinge sprankel. Aan mijn reflexen. Mijn aannames. Mijn goede bedoelingen, zo vermomd als inzicht.

Ze deed niets bijzonders. Ze was gewoon daar. En toch liet ze iets kantelen. In mij. Iets wat geen naam nodig heeft, alleen misschien wat stilte.

En wie weet, morgen wieg ik zelf weer. En kijkt er iemand. En denkt iets. En zegt niks. Ook goed.

3 Comments »

  1. Wat een prachtige, eerlijke tekst. Je vangt iets wat meestal onzichtbaar blijft: de stille binnenwereld, de reflex om te zorgen, het ongemakkelijke bewustzijn van kijken en bekeken worden. Geen uitleg, geen oplossing, alleen het laten zijn. Voor mij voelt dit als thuiskomen in woorden. Dank je.

    Geliked door 2 people

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *