De wetten van Alex … een recensie

Er zijn romans die een wereld oproepen. En er zijn romans die je een ademend lichaam binnentrekken. De wetten van Alex van Myrthe van der Meer behoort tot die laatste categorie. Geen epische vertelling, geen plotgedreven verlossing. Wél: een zintuiglijke, gestapelde ervaring van wat het betekent om te leven met een overvol hoofd in een wereld die om vlotheid vraagt. Het boek is bedachtzaam, schrijnend, soms onverwacht grappig – en voor mij als autistische lezer: pijnlijk vertrouwd.
Een hoofd dat leeft op regels – tot de regels breken
Alex Zee leeft volgens duidelijke wetten. Niet de wetten van de samenleving, maar van het hoofd. Structuur is noodzaak. Voorspelbaarheid heilig. Chaos dodelijk vermoeiend. Alles wat ‘normaal’ lijkt voor anderen – een spontane babbel, een onverwachte aanraking, een teamgesprek met glimlach verplichting – vergt van haar eindeloze vertaling.
Om niet kopje-onder te gaan, leeft ze volgens haar eigen Handboek voor beginners: een innerlijke handleiding vol gedragsregels en sociale codes, zorgvuldig opgebouwd om niet op te vallen. Maar dan komt Billy. Een hulphond. Of beter: een wandelend misverstand in vachtvorm. Want Billy doet niets ‘goed’. Hij springt niet in, redt niets, begeleidt niets. Hij is er gewoon. En dat blijkt, paradoxaal genoeg, het begin van alles.
De taal van het lichaam – over geur, trillingen en onzichtbare signalen
Wat dit boek uitzonderlijk maakt, is niet het ‘onderwerp autisme’. Het is de taal. Van der Meer schrijft niet over Alex, ze schrijft als Alex. Elk hoofdstuk ademt de logica van iemand die de wereld eerst ruikt, dan hoort, dan wantrouwt, dan pas begrijpt.
De roman zit vol kleine details die voor de meeste mensen ruis zijn, maar voor mensen als Alex (en mij): signaal. De geur van handzeep. De stand van iemands voeten. De toon van een goedbedoelde opmerking. De glans op een plastic verpakking. In Van der Meers tekst zijn die details geen decor, maar data. De structuur zelf is fragmentarisch, schoksgewijs. Alsof het boek zich leest zoals Alex denkt: cirkelend, hapend, overmatig alert.
De ironie van zorg: ik help je, dus pas je aan
Een van de meest verpletterende inzichten van dit boek is hoe zorg systemisch kan verstikken. De familie van Alex bedoelt het goed. Haar collega’s willen ‘helpen’. De therapeut spreekt over ‘ruimte geven’. Maar telkens komt daar een impliciete voorwaarde bij: gedraag je dan wel normaal genoeg om geholpen te worden.
Het meest ontluisterende voorbeeld is de manier waarop mensen over Billy praten. De hond moet rust brengen, structuur, herstel. Maar wie zorgt er eigenlijk voor wie? Wat betekent het om geacht te worden ‘baasje’ te zijn, terwijl je zelf balanceert op de rand van overbelasting? De roman toont genadeloos hoe autistische lichamen vaak twee keer zorg moeten verlenen: aan zichzelf én aan het systeem dat zogezegd hen ondersteunt.
Een hulphond als spiegel en breekpunt
Billy is geen sidekick. Hij is een motief. Een spiegel. Een breekpunt. Zijn stilzwijgende aanwezigheid maakt voelbaar waar het schuurt: in de relatie tussen Alex en haar zus, in de gesprekken met collega Zara, in de herinneringen aan een moeder die meer regelde dan luisterde.
Als Alex denkt dat Billy misschien dood is – en niet weet of ze opgelucht of verdoofd moet zijn – dan kraakt het boek open. Niet omdat iets dramatisch gebeurt, maar omdat het precies daar iets uitspreekt wat veel neurodivergente mensen nooit verwoorden: dat stilte, afwezigheid en overgave soms minder angst aanjagen dan voortdurende aanpassing.
Waar het schuurt – en wat had gemogen
Er zijn momenten waarop De wetten van Alex een beetje blijft hangen in haar eigen patronen. Sommige scènes rond ‘niet begrepen worden’ keren iets te vaak terug in dezelfde toon. Als lezer wilde ik op een bepaald moment dat Alex ook eens de ruimte zou nemen, zou uithalen, zou weigeren.
Ook het institutionele decor – de universiteit, de diagnosepraktijk, de revalidatiekliniek – blijft aan de vage kant. Dat is een gemiste kans. Want net die contexten – waarin normen verpakt worden als objectieve structuren – hadden de roman nog meer maatschappelijk gewicht kunnen geven.
Maar misschien is dat precies wat het boek weigert te doen: representatief zijn. Het is geen theorie, geen pamflet, geen pleidooi. Het is ervaring. Bloot, rommelig, op het ritme van paniek en zweet.
Slot – geen moraal, wel een richting
De wetten van Alex is geen roman die een boodschap wil brengen. Het wil voelen. En laten voelen. Voor autistische lezers is het een zeldzaam portret van een manier van leven die meestal wordt uitgelegd, maar zelden echt gevormd in taal. Voor niet-autistische lezers is het misschien het belangrijkste: een oefening in ander ritme, andere logica, andere criteria van ‘slagen’.
In de laatste hoofdstukken breekt Alex met haar handboek. Niet in een heldhaftige scène, maar in een stille overgave. Misschien hoeft het niet meer. Misschien heeft het nooit gemoeten. En dan ademt het boek weer. Niet opgelucht. Maar anders.
Een roman als deze fluistert meer dan ze spreekt. Maar wie goed luistert, hoort iets wat zelden gezegd wordt.
Deze recensie van “De wetten van Alex” van Myrthe van der Meer is een wat overdreven lofzang volgens mij. Dit is volgens mij geschreven door iemand die een oogje heeft op de Hollandse schone. De recensie mist een kritische blik op de vele zwakke punten van het boek, zoals de vage contexten en herhalende scènes. Ook wordt de hulpverlening in het boek veel te eenzijdig als verstikkend neergezet, zonder ruimte voor nuance. Het boek verdient eerder een recensie die het kraakt, of gewoon doodgezwegen worden.
LikeLike