#aanpassingen op deze blog … autisme en schrijven

(c) Sam Peeters, 2025

Sommige aanpassingen vallen op. Een voorrangsbandje bij een daguitstap. Een prikkelarme ruimte op een evenement. Een koptelefoon in de klas. Andere aanpassingen zijn minder zichtbaar, maar niet minder essentieel. Traag mogen antwoorden. Niet steeds oogcontact hoeven te maken. Mogen pauzeren zonder verklaring. Aanpassingen zijn geen extraatjes, maar contouren van bestaansrecht. In net geen 30 artikels komen ze aan bod op deze blog. In dit artikel probeer ik tot een synthese en tegelijk reflectie te koemn.

Aanpassingen zijn zelden kant-en-klare oplossingen. Ze verlichten soms, maar kunnen ook pijnlijk benadrukken hoe afwijkend je blijkbaar bent. Ze openen deuren, maar plaatsen tegelijk een spotlight op wie ‘anders’ binnenkomt. De spanning tussen recht en ongemak is overal voelbaar. In gesprekken over werk, relaties, onderwijs, mobiliteit, vrije tijd, communicatie, zorg. In elke blog keert de vraag terug: hoe pas je aan zonder jezelf kwijt te raken?

Veel situaties vragen om iets anders dan technische ingrepen of protocollen. Soms ligt de echte aanpassing niet in de ruimte, maar in de verwachting. In plaats van de autist te vragen om te ‘leren functioneren in een complexe omgeving’, kunnen we ook de omgeving minder complex maken. Of leren omgaan met de complexiteit zonder die af te straffen. De ruimte die daardoor ontstaat, is vaak niet meetbaar in vierkante meters, maar in vertrouwen.

Wat opvalt in de getuigenissen, vragen en brieven van lezers, is hoe vaak mensen met autisme moeten uitleggen waarom een aanpassing nodig is — terwijl niemand ooit vraagt waarom vergaderingen precies om 9u beginnen, of waarom werkvloeren zo luid en zo fel verlicht moeten zijn. De standaard blijft onaangetast. De aanpassing moet zich verantwoorden. Zelfs als het gaat om iets eenvoudigs als even niet mee gaan naar een lunch of vragen om informatie op voorhand te krijgen.

Het gesprek over aanpassingen verglijdt dan ook vaak naar iets meer fundamenteel: wie krijgt het voordeel van de twijfel? Wie wordt geacht moeite te doen en wie wordt verweten moeilijk te doen? En voor wie worden de contouren van een leefbare dag als vanzelf mee ontworpen? Veel werknemers krijgen vanzelf aanpassingen, hoewel het te kort door de bocht is om te zeggen dat niet-autistische of neurotypische mensen altijd vanzelf aanpassingen krijgen.

Op het werk gaat het vaak over nog iets anders. Niet alleen de praktische kant – zoals rustiger werkplekken of flexibele uurroosters – maar over de cultuur. Een cultuur waar ‘assertiviteit’, ‘multitasking’ en ‘teamdynamiek’ worden gevierd, maar waar weinig ruimte is voor wie zijn energie zuinig beheert, informatie diep verwerkt, of stilvalt bij onduidelijke instructies. Veel mensen botsen niet op de taak, maar op de toon. Op onuitgesproken regels. Op de voortdurende balans tussen zich aanpassen aan de norm en zichzelf niet verliezen in normering.

Sommige autistische werknemers proberen op het werk open te zijn over hun autisme. Anderen houden het liever privé. De reacties variëren: van begrip en bereidwilligheid tot neerbuigendheid of ongemakkelijk zwijgen. Soms heeft het zichtbaar maken van je autisme het effect dat men eindelijk rekening met je houdt. Maar evengoed wordt net dan alles herleid tot ‘die stoornis’, en worden andere aspecten van je persoon weggelaten.

Ook in relaties duiken die patronen op. Partners die worstelen met onbegrip, met schuldgevoel, met het gevoel tekort te schieten. Autistische mensen die zich afvragen of ze niet te veel vragen, of het ooit vanzelf zal gaan. De aanpassing is daar vaak een vorm van liefde, maar ook een bron van wrijving. Niet zelden is het zoeken naar manieren om elkaar te ontlasten én nabij te blijven, zonder dat de ene voortdurend moet inschikken voor de ander.

Onderwijscontexten laten zien hoe aanpassingen al van jongs af aan niet neutraal zijn. Wie een label krijgt, krijgt soms ook ondersteuning – maar evengoed argwaan, lagere verwachtingen, of sociale uitsluiting. Niet de aanpassing, maar de blik waarmee die wordt geïmplementeerd, maakt het verschil tussen ondersteuning en segregatie. Studenten, jong en oud, getuigen over hoe het verschil maakt als iemand je ziet als lerend wezen, niet als last.

In vrije tijd en cultuur is het vaak subtieler. Wat als het uitje in de natuur niet ontspannend is, maar net te veel vraagt? Wat als een filmzaal geen plek is om te ontspannen, maar om overweldigd te worden? Aanpassingen gaan dan niet over privileges, maar over toegang. Niet over ‘extra zorg’, maar over deelname zonder overprikkeling, uitputting of schaamte.

Tussen de regels door tekent zich een onderstroom af: het gaat niet om méér aanpassingen, maar om betere. Niet om de perfecte set voorwaarden, maar om de erkenning dat wat helpt niet vastligt. Dat mensen met autisme uiteenlopende, soms tegenstrijdige noden hebben. En dat het werkelijke gesprek over aanpassingen pas begint als men ophoudt te zoeken naar ‘de oplossing’ en bereid is zich te laten verrassen.

Sommige aanpassingen brengen hoop. Ze maken werkplekken voor autistische werknemers plaatsen waar ze floreren dankzij autonomie, duidelijkheid en structurele ondersteuning. Ze leiden tot opleidingen waar afgestemd wordt op individuele ritmes. Ze zijn een deel van de relaties met partners die leren lezen wat niet wordt uitgesproken. Ze gaan over kleine gebaren die grote verschillen maken. Maar telkens klinkt ook: dit komt niet vanzelf. Het vraagt oefening. Aandacht. Herziening van wat normaal heet.

In al die verhalen over aanpassingen op mijn blog weerklinkt een impliciete uitnodiging: zie aanpassingen niet als uitzonderingen, maar als variaties op menselijkheid. Laat ze geen bewijs moeten leveren van hun nut, maar beschouw ze als tekenen van bereidheid tot samenleven in verschil. Soms is het genoeg als iemand je niet vraagt om je aan te passen, maar bereid is samen te bewegen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *