Een kritisch leesverslag van ‘Waarom normaal niet werkt’

In een tijdperk waarin organisaties worstelen met een chronisch talenttekort en een epidemie van burn-outs, presenteren Dietrich Moerman en Daphné De Troch hun boek “Waarom normaal niet werkt”. Het werk positioneert zich niet als een soft HR-handboek, maar als een strategisch manifest voor de moderne kenniseconomie. De centrale these is prikkelend: de “normale” manier van werken is failliet. Het is tijd voor een reset. Hoewel de intentie nobel en de urgentie reëel is, roept de uitwerking bij vlagen de vraag op of het voorgestelde medicijn niet even complex is als de kwaal.
De Industriële Stroman?
Het boek opent met een analyse van de shift van industriële economie naar kenniseconomie. De auteurs betogen dat veel managementdogma’s (9-tot-5, aanwezigheidscultuur) erfenissen zijn van het Taylorisme. Dit is een valide punt, maar de argumentatie voelt soms aan als het bevechten van een stroman. Veel moderne organisaties zijn immers al lang weg van de prikklok en sturen op output. De vraag is of de structurele barrières voor neurodivergente mensen werkelijk alleen in deze “oude” gewoontes liggen, of dat de moderne, “agile” en hyper-verbonden kenniseconomie met zijn constante Slack-meldingen en kantoortuinen niet juist nieuwe, nog hogere drempels heeft opgeworpen. Het boek erkent dit deels, maar blijft sterk hameren op het loslaten van het “oude”, terwijl de “nieuwe” flexibiliteit voor sommigen (bv. autistische werknemers die gedijen bij structuur) juist een nachtmerrie kan zijn.
De ‘Business Case’ en de Commodificatie van de Mens
Een van de meest prominente thema’s is de economische meerwaarde van neurodiversiteit. De auteurs introduceren het ‘spiky profile’ en pleiten voor ‘cultural add’: het waarderen van afwijkende perspectieven voor innovatie.
Hier wringt de schoen. Door neurodiversiteit strategisch in de markt te zetten als een bron van innovatie en winst (“Superpowers”), instrumentaliseren de auteurs de medewerker. Het creëert de impliciete verwachting dat je als neurodivergent persoon een ‘winstgevende afwijking’ moet zijn.
- De druk van het genie: Wat als je een autistische medewerker bent die gewoon zijn werk wil doen, zonder een exceptioneel creatief genie of een hypergefocust rekenwonder te zijn?
- Recht op bestaan: Mag men er gewoon zijn, ook als de ‘return on investment’ niet direct meetbaar is in innovatiecijfers? De focus op economisch nut ondermijnt subtiel de intrinsieke waarde van inclusie als mensenrecht, los van productiviteit.
De Illusie van de Maakbare Werkvloer
Het boek leunt sterk op het sociaal model van handicap: de omgeving is het probleem, niet het individu. De auteurs pleiten voor Universal Design en het wegnemen van barrières. Hoewel dit empowerend klinkt, dreigt het de realiteit van het medisch model te bagatelliseren.
Zelfs in een perfect aangepaste, prikkelarme omgeving blijven bepaalde neurologische verschillen bestaan. Executieve disfuncties (zoals moeite met starten of plannen bij ADHD) of een fundamenteel andere informatieverwerking verdwijnen niet magisch door een goede kantoorinrichting. Door de focus zo eenzijdig op de omgeving te leggen, schept het boek de illusie dat met de juiste “aanpassingen” elke beperking verdampt. Dit kan leiden tot onbegrip wanneer een werknemer, ondanks alle goede zorgen, toch vastloopt.
De Overbelaste Manager als Duizendpoot
In het deel “Hoe pak je het aan?” schetsen de auteurs het profiel van de neuro-inclusieve leider. Deze manager moet:
- Flexibel maatwerk leveren (job crafting).
- Psychologische veiligheid garandeert.
- Individuele gebruiksaanwijzingen (Teamhandleidingen) beheren.
- Conflicterende noden in het team (bv. ADHD’er wil prikkels, autist wil rust) harmoniseren.
Dit is dus een recept voor regelrechte burn-out bij het middenmanagement. Zeker als je weet dat teamleiders vaak al overbelast en operationeel overbevraagd zijn. Het boek legt een enorme, haast therapeutische verantwoordelijkheid bij de leidinggevende, zonder concreet antwoord te geven op de vraag hoe dit schaalbaar is. Bij momenten had ik bij het lezen van het boek zelfs de indruk dat de auteurs voor neurodivergente personen een toekomst op de beschermde arbeidsmarkt voor ogen hadden. Wat net het tegendeel zou moeten zijn. Het risico is dat neuro-inclusie afhankelijk wordt van de “welwillendheid” van die ene super-manager, in plaats van een systemische garantie.
De ‘Advocacy Tax’
Het boek moedigt werknemers aan tot zelfkennis en het delen van hun noden. Hoewel bedoeld als empowerment, legt dit in de praktijk een ‘advocacy tax’ (de last van het onderwijzen) op de schouders van de minderheidsgroep. De neurodivergente werknemer moet niet alleen zijn werk doen, maar ook zijn omgeving onderwijzen, zijn eigen handleiding schrijven en continu uitleggen waarom hij afwijkt. Dit kost energie – energie die vaak al schaars is.
tot slot
“Waarom normaal niet werkt” is een boek dat probeert de stilte te doorbreken om neurodiversiteit op de strategische agenda te zetten. De auteurs slagen erin om het onderwerp bij momenten uit de sfeer van de liefdadigheid te halen. Of toch minst de sfeer van de klassieke liefdadigheid.
Toch is dit alles behalve een geslaagd boek. De meeste kritieken op het boek bevestigen dat. Termen als economisch utilitarisme, preken voor eigen parochie, anekdotisch bewijs, survivorship bias, en focus op managen van labels in plaats van mensen, zijn slechts een greep daaruit.
Dit boek is niet alleen onrealistisch optimistisch over de maakbaarheid van de werkvloer en de flexibiliteit van managers, maar focust ook te sterk op de economische “winst” van neurodiversiteit en omgevingsaanpassingen. Daardoor dreigt dit boek een onrealistisch en ongewenste realiteit van leven en werken met een beperking te scheppen.
Eindoordeel
Het boek is wellicht met goede bedoelingen begonnen om management dat verder wil kijken dan de standaard-werknemer over de brug te trekken. Toch schept het boek teveel de idee dat een paar aanpassingen en goede wil volstaan om de uitdagingen te doen verdwijnen. Hoewel een aantal belangrijke stemmen vanuit de neurodivergente gemeenschap aan bod komen, ontbreekt toch voeling met de volledige breedte,. Echte inclusie is weerbarstiger, kostbaarder en complexer dan dit boek doet vermoeden.
Deze recensie is net hoe ik erover denk. De oplossing ligt verdorie niet bij de individuele manager of autist (die maar handleidingen moet schrijven), maar vraagt een eerlijkheid over wat economisch haalbaar is zonder mensen uit te persen.
LikeLike
Zeldzaam dat het gaat over een boek dat ik al gelezen heb. Je beschrijft treffend mijn leeservaringen. Vooral je observatie over de overbelaste manager is raak. En de advocacy tax is een belangrijk maar vaak vergeten aspect. Jammer genoeg is dit boek dus niet geslaagd, en zou je het zelfs schadelijk kunnen noemen, vind ik als autistische manager.
LikeGeliked door 1 persoon