De Normale Kamer
“Dezelfde dag nog dat ze haar familie verlaat, zoeken zij en ik een hotelkamer in de stad. We vinden er een. Zij het in een heel apart hotel.
We hebben bij aankomst op een lijstje aan de muur gezien dat het hotel waar we verblijven tien kamers telt. De Kamer van de Boot. De Chinese Kamer. De Moorse Kamer. De Martelkamer. De Kamer van de Lach. De Maagdenkamer. De Dodenkamer. De Koningskamer. De Oerwoudkamer. En tenslotte de Normale Kamer.
Het merkwaardigste is dat de Normale Kamer het duurst is. We verblijven in de Kamer van de Boot. Met op de wanden Chinese vrouwen en mannen verenigd in meerdere houdingen, standen. Maar er zijn geen spiegels en de kleuren zijn er over het algemeen gedempt. Een heerlijk rustige kamer. Van de twee kamers die we leren kennen, zie ik nog slechts die Dodenkamer.
Met een zwart bed met zwarte dekens en lakens en kussens. In alle hoeken van de kamer een skelet. Voor het raam een tafel in de vorm van een doodskist. Op de muur tegenover het bed een wandschildering van een man en een vrouw in omhelzing. Beiden, inconsequent genoeg, zeer goed in het vlees zittend.
Hierna interesseer ik me alleen nog maar voor de Normale Kamer. In die mate zelfs dat deze mij tot een obsessie wordt. Ik stel mij haar voor met een normaal bed – blauwe of bonte dekens, witte lakens. Met een normale tafel – een blad en vier poten. Normaal behang aan de muur – kalm lichtgrijs of druk met veel ranken en bladeren en bloemen. En met normale schilderijen aan de muur. Een jonge slapende vrouw : ‘De Dageraad’. Of een troep roodgejaste ruiters in een woud omringd door vrolijke honden : ‘De Jacht’.
Ik zou er bijna alles voor geven om die Normale Kamer te zien: vrouw, geluk, kans op fortuin, eeuwige zaligheid … maar ik zie de kamer nooit.
Of er woont iemand in. Of het gerucht gaat dat er niemand in woont maar dan is zij op slot. En ’s avonds in ons hemelbed met de zachtblauwe baldakijn, praten zij en ik soms wel een uur lang over die Normale Kamer.
“Kun je niet eens naar binnen gaan als je er niemand in hoort ?” “Het is gek maar dàn durf ik het juist niet.” “Hij moet toch wel een leeg staan en niet afgesloten zijn ?” “Ik heb dit toch nog nooit eerder meegemaakt.” “Het zit altijd op slot, het normale”.
Geïnspireerd op een fragment uit Denise (Uitgeverij Bert Bakker, 1962) – een roman van Hans Andreus