‘Beter in blabla dan in boem boem’ … autisme en begaafdheid

Foto van Jr Korpa op Unsplash

Het is van alle tijden dat beroepskrachten op een bepaald terrein een opinie lanceren in de media of elders om hun specialisme niet te verwarren met een ander gebied of vrij te houden van (onterechte) inmenging van andere beroepskrachten. Enkele dagen terug las ik een opinieartikel van twee onbekende Nederlandse beroepskrachten (op vlak van hoogbegaafdheid) in de krant Trouw waarschuwen dat hoogbegaafden vaak onterecht als autistisch geclassificeerd worden. Ze reageerden daarmee op een eerder artikel van de autistische schrijfster Judith Visser die schreef over haar moeite met liegen en haar rijbewijs halen.

De auteurs schrijven in hun opinie dat mensen die hoogbegaafd zijn, vaak sneller en complexer denken dan anderen, wat volgens hen soms overeenkomsten vertoont met autisme. Ze delen het voorbeeld van een hoogbegaafde persoon die als autistisch bestempeld werd, moeite had met het behalen van een rijbewijs, en als 9-jarige een brief publiceerde zonder dat iemand haar ware leeftijd opmerkte.

Ze stellen dat geen van de genoemde kenmerken van autisme bij schrijfster Judith Visser overtuigend bewijs lever dat ze echt autistisch is en benadrukken dat hoogbegaafden vaak ook hoogsensitief zijn, wat een verklaring kan zijn voor hun veelvuldige overprikkeling. Er zijn volgens hen echter geen aanwijzingen dat hoogbegaafden per definitie vaker autisme hebben. Het is volgens hen zelfs de vraag of er sprake is van een dubbeldiagnose of dat onderzoekers simpelweg de hoogbegaafdheid over het hoofd zien.

De auteurs wijzen op het gevaar van verkeerde diagnoses door deskundigen die te weinig inzicht hebben in zowel autisme als hoogbegaafdheid. Recent onderzoek heeft volgens hen aangetoond dat 37 procent van de kinderen die op jonge leeftijd de diagnose autisme kregen, op latere leeftijd niet meer aan de criteria voldeed. Dit suggereert dat er vaak te snel en onterecht wordt geclassificeerd volgens hen.

De bezorgdheid van de auteurs komt voort uit hun veronderstelling dat hoogbegaafdheid vaak verward wordt met autisme. Ze benadrukken dat met de juiste begeleiding en begrip van hoogbegaafdheid op jonge leeftijd, symptomen die op autisme lijken, kunnen worden voorkomen. Het onterecht classificeren van hoogbegaafden als autistisch kan volgens hen leiden tot stagnatie in persoonlijke ontwikkeling en zelfbeeld.

De classificatie van autisme is volgens de auteurs bedoeld voor mensen die vanwege autisme niet zelfstandig kunnen functioneren en gespecialiseerde hulp nodig hebben. Schrijvers of individuen met autisme die boeken schrijven en relaties hebben, vallen volgens hen niet onder deze categorie.  Hoogbegaafdheid, zo benadrukken de auteurs, leidt tot een andere manier van denken, niet per se tot autisme. Het is essentieel om de symptomen te benoemen en naar oplossingen te zoeken.

Ik krijg zelf ook regelmatig de vraag tijdens voordrachten en lezingen of dit gebeurt, of ik zelf niet toevallig hoogbegaafd ben, en waarom ik mezelf autistisch en niet hoogbegaafd noem. Dat is een minder eenvoudig te beantwoorden vraag dan je zou denken. Intelligentietesten en autisme zijn volgens mij niet de beste vrienden.

Ik heb tot nu toe, van jong kind tot prille vijftiger, al een stuk of tien intelligentietesten gekregen, die telkens een vreemd beeld gaven. Ik heb gemerkt dat veel afhangt van wie het afneemt, in welke omgeving dat gebeurt, hoe ik er op dat moment aan toe ben lichamelijk en psychisch, hoeveel de testpsycholoog van mij weet en iets weet van autismevriendelijk testen. Aan de test zelf is volgens mij niets mis, het gaat veeleer om de interpretatie, de omstandigheden en de waarde die anderen toekennen aan het uiteindelijke verslag waar het fout loopt

Sinds ik ergens ga spreken over mijn autismebeleving, is het me ook opgevallen hoe vaak begaafdheid wordt ‘gebruikt’ (eigenlijk misbruikt) om iets te zeggen over iemands of het eigen autisme. Dat gaat alle kanten op. Eerder dan iemands of het eigen autisme af te wegen in termen van licht of zwaar (wat tegenwoordig minder gepast is), zeggen mensen dat iemand autistisch maar ‘verstandig’ of ‘goed begaafd’ of ‘hoogbegaafd’ is, of, andersom. Ik heb daar vaak mijn bedenkingen bij, maar hou ze voor mezelf. Begaafdheid ligt, net zoals seksualiteit en geld, erg gevoelig, zeker in de autismegemeenschap.

Hoewel ik ervaringen heb met begaafdheid, intelligentietesten en testpsychologen, spreek ik er zelden over. Afhankelijk van de mensen die ik ontmoet, word ik hoogbegaafd, meerbegaafd, begaafd, verstandelijk beperkt, disharmonisch begaafd, randbegaafd en splinterbegaafd genoemd. Geen van die uitspraken klopt, niet met hoe het zelf zie en niet wat de beroepskrachten die de testen afnamen zagen. Als iemand me vraagt hoe intelligent ik ben, hou ik het meestal op ‘ik ben beter in blabla dan in boem boem’. Waarmee ik bedoel dat ik het beter kan uitleggen (zinnig of onzinnig) dan uitvoeren. Daarmee zal je het moeten doen.

De uiteindelijke aanleiding om toch iets te schrijven over het opinie-artikel was, zoals je waarschijnlijk wel vermoedt, de uitspraak dat autisten die boeken schrijven en een relatie hebben niet echt autistisch zouden zijn. Zo’n uitspraak is natuurlijk gesneden koek om op sociale media gedeeld te worden, en is vermoedelijk ook de reden geweest dat het opinie-artikel de krant haalde. Behalve die paar zinnen, staat er immers niet zo gek veel in hun tekst die publicatie zou verantwoorden.

Het is veelzeggend dat sommige mensen, zeker de schrijvers van het opinie-artikel, denken dat een boek, verhalend of informatief, schrijven en een relatie hebben überhaupt iets zegt over hoe iemand functioneert. Volgens mij zegt het vooral iets over de verheven gedachten van de auteurs van het opinie-artikel in Trouw over schrijvers en relaties. Alsof teksten en boeken schrijven altijd intelligentie vergen, alsof relaties steeds meer dan seks of wederkerigheid zouden betekenen. Tegenwoordig schrijven (ro)bots (verhalende en informatieve) boeken aan de lopende band, en ligt de drempel tot het hebben van een relatie ook niet echt heel hoog. Om nog maar te zwijgen over de beperkingen die hoogbegaafde mensen kunnen ervaren in het dagelijks functioneren en op vlak van zelfredzaamheid en zelfzorg.

In elk geval lees ik vooral een benauwende en beperkende visie op autisme in hun tekst, mogelijk ook geschreven door een robot of Chat-gpt. Die beperkende visie zie ik dan vooral in een reductie tot functionaliteit, ontkenning van diversiteit, neiging tot poortwachterspretentie en inflexibele houding tegenover diagnostiek. Ze lijken autisme immers te beperken tot een kwestie van (on)vermogen om zelfstandig te functioneren. Dat miskent de breedte en diversiteit van de autismegemeenschap. Mensen met autisme hebben een reeks ervaringen en capaciteiten, en het is niet behulpzaam om autisme strikt te definiëren aan de hand van zichtbare functionaliteitsniveaus. Door te suggereren dat ‘succesvolle’ (wat dat ook moge betekenen) individuen met autisme bovendien geen “echte” autisme-ervaring hebben, wordt de diversiteit en complexiteit van autistische ervaringen genegeerd. Dit draagt bij aan stigma en misverstanden rond autisme, en ook aan dat van hoogbegaafdheid, aangezien de auteurs zich als specialist in hoogbegaafdheid voorstellen.

De auteurs lijken ook de pretentie te hebben een poortwachtersrol op zich te nemen door te bepalen wie wel en niet als autistisch moet worden beschouwd. Dit kan mensen ontmoedigen die worstelen met een vermoeden van autisme of anders-zijn om hulp te zoeken en kan de toegang tot noodzakelijke ondersteuning en begrip beperken. Hun tekst suggereert daarnaast een starre benadering van ASS-diagnose, gericht op extreme gevallen, en miskent dat diagnoses evolueren op basis van voortschrijdend wetenschappelijk en maatschappelijk inzicht.

Tot slot is het suggereren dat hoogbegaafdheid en ASS niet samen kunnen gaan, is misleidend. Het is mogelijk om hoogbegaafd te zijn en ook symptomen van ASS te hebben, en beide aspecten verdienen aandacht en erkenning in begeleiding en ondersteuning. In plaats van mensen uit te sluiten van het autismespectrum op basis van hun vermogen om te functioneren of succes te behalen, zou een inclusievere en empathische benadering die de diverse ervaringen van mensen met autisme erkent en waardeert, meer bevorderlijk zijn voor begrip en ondersteuning.