Werken met autisme op de luchthaven … autisme en werk
Telkens wanneer in de media komt dat werknemers met autisme in een of ander bedrijf, of sector, aan de slag zijn, regent er een stortvloed aan reacties in mijn mail. Doorgaans zijn het mensen die zich afvragen wanneer ‘de samenleving’ zal doorhebben dat autisten meer in hun mars hebben dan routinematig, detailgericht, technisch of nerdy werk verrichten. Daarbij wordt wel eens afgegeven op de beeldvorming waar ‘autismevriendelijke’ bedrijven (zoals Passwerk, Microsoft, …) mee uitpakken in hun berichtgeving. ‘Alsof je met autisme niet in een sociaal, logistiek, administratief, creatief of innovatief gebied een steen kan verleggen en het verschil kan maken’.
Met die berichten ben ik overigens erg blij. Zeker omdat het mensen zijn die uit de eerste hand, of als nabije betrokkene (als ouder, als partner, als broer/zus, als collega), nuances aanbrengen. Elke persoon met autisme is immers zo onvoorstelbaar volledig anders. In het begin is er vaak nog krediet genoeg om wat variatie toe te staan – ‘het zijn per slot van rekening autisten’ – maar na een tijdje overheerst een logica van ‘alle neuzen in dezelfde richting’ in een bedrijf. Sommige mensen met autisme slagen erin hun neus een draai te geven, en twee gezichten te kweken. Anderen hebben het daar moeilijker mee en krijgen kritiek. ‘We zijn per slot van rekening geen liefdadigheidsinstelling’, klinkt het dan. Of ‘we kunnen toch geen rekening houden met de grillen van al onze werknemers?’.
In sommige van de bedrijven of sectoren waarover gemaild wordt, heb ik zelf ook ervaring. Meestal zijn dat omgevingen die veel indruk hebben gemaakt. In positieve of in negatieve zin. Omdat ik er veel ingrijpende ervaringen heb gehad. Of omdat ik er als klant of gebruiker tijd heb doorgebracht en me probeer voor te stellen hoe het zou zijn om er als werknemer (met autisme) te werken.
Zo’n omgeving is een luchthaven. In mijn leven ben ik vaak in luchthavens geweest. Met mijn ouders, met een groep, met een vriend(in) en op mijn eentje. Om er te werken, om in te checken voor een reis, om er iemand op te wachten of om naar vliegbewegingen te kijken bij een kopje koffie.
Aanvankelijk had ik een eerder romantisch beeld van luchthavens. Ik droomde weg in een sfeer die opgeroepen wordt in ‘Orly’ van Gilbert Bécaud. Zodra ik voorbij de gates moest, de talloze controles en veiligheidsmaatregelen moest ondergaan, en het vliegtuig nam naar een of ander ver oord, veranderde dat. Ik leek plots oog te hebben voor het lelijke, chaotische, wanordelijke, schreeuwerige van luchthavens.
Zodra ik er ging werken, kwam bij dat beeld nog een (niet al te fraai) aspect, dat van wat er zoal achter de schermen gebeurt. Van miscommunicatie tot moordende concurrentie, van veiligheidsregels die naargelang commerciële, sociale of andere druk strenger of soepeler worden tot situaties die gebeuren als mensen oververmoeid of gefrustreerd zijn.
Tot slot kwam er de dreiging bij, die steeds meer overheerst, en een permanente alertheid noodzakelijk maakt. Als er geen dreiging is van terrorisme of diefstal, dan wel van bedrogen worden door een van de talloze winkeltjes, van plotse stakingen, van vast komen te zitten zonder slaapplaats of geld, van verlies van bagage of ticket, missen van aansluitingen of te laat aan de gate staan om welke reden dan ook.
De directe aanleiding van deze blog is de krantenkop ‘Brussels Airport schakelt mensen met autisme in bij bagagecontrole: “De functie is op hun lijf geschreven”’. Het zou gaan over zes mensen met autisme die begin februari door G4S, marktleider in ‘integrated security’, via TRplus (een divisie van het maatwerkbedrijf Passwerk) zouden zijn ingezet. Over welke invloed autisme heeft en welke aanpassingen er mogelijk zijn over welke periode, wordt weinig gerept. Het zou gaan over werk ‘achter de schermen’, hoewel er bij dergelijke controles altijd wel een overvloed aan prikkels en contact met passagiers is. G4S is in het verleden al meerdere keren in het nieuws gekomen door slechte arbeidsomstandigheden.
Uiteraard zijn dit ook niet de eerste mensen met autisme die werken in een luchthaven. Zowel voor als achter de schermen zijn er in luchthavens heel wat mensen met autisme aan de slag. Sommigen onder hen hebben een formele diagnose, anderen niet, en nog anderen zijn nabij betrokken als ouder, partner, zoon of dochter, broer of zus … Zij komen niet in de media, en zeker niet met hun autisme. Waar autisme bij de een als sterkte wordt aangehaald, kan het bij een ander, die even verder in dezelfde omgeving werkt, een reden zijn voor ontslag.
Berichtgeving als deze van G4S lijkt lezers ervan te willen overtuigen dat mensen met autisme ook kwaliteiten hebben. Het zou merkwaardig zijn mochten zij dat niet hebben. Daarin zijn mensen met autisme niet anders dan andere werknemers. Wat volgens mij wel verschilt, is zich kunnen voegen naar (of afstemmen op) de golven van veranderingen in de omgeving waar die kwaliteiten van pas kunnen komen. Of minstens, dat kreeg ik vaak te horen, dat ik ‘er niet in slaagde te denken in de geest of cultuur van de organisatie of het bedrijf’.
In het begin van mijn loopbaan heb ik enige tijd gewerkt vlak bij het tarmac van een luchthaven. Ik was verantwoordelijk voor de afhandeling van douane en veiligheid voor intercontinentale verzendingen, van gevaarlijke goederen over dieren tot vervoer van overledenen naar hun thuisland. Af en toe kwam ik dus ook in contact met passagiers, die hun dierbare overledene tijdens de vlucht wilden vergezellen. In sommige culturen blijkt het immers een deel van het afscheid om de overledene van plaats van overlijden tot plaats van begrafenis te begeleiden.
Elke dag stak ik dus bij wijze van spreken de grens over naar het buitenland, en moest ik aan een loket aantonen dat ik ‘gescreend’ was. Het is me in die korte tijd dat ik er werkt nooit echt duidelijk geweest wat de regels waren, waarom ze zeer wisselend geïnterpreteerd en toegepast werden en waarom de ene wel en de andere niet sancties kreeg. Ik vond het in elk geval zeer verwarrend en vooral lachwekkend.
Wie mij toen had bezocht in mijn kantoor, alles mooi geordend en zonder veel prikkels, had vermoedelijk meteen het label ‘autismevriendelijke werkomgeving’ op de muur geplakt. Ook de Amerikaanse werkgever was aanvankelijk in zijn nopjes. Omdat ik mijn werk doelmatiger en met zin voor details deed, vloeiend vier talen sprak (en schreef), en bovendien alle mogelijke regels vlotjes kon toepassen.
Waar ik minder goed in bleek, was pragmatisch denken. Helaas bleek dat meer op prijs gesteld te worden dan goed werken. Ook ‘met de boys & girls grappen en grollen’ bleek een ongeschreven vereiste om ‘aan boord’ te blijven. Een luchthavenbedrijf is immers, nog meer dan andere werkomgevingen, een competitieve omgeving waar groepsdynamiek en contextgevoeligheid een sterke rol spelen. Meer nog dan de taak (het eigenlijke werk) was het proces (goed liggen in groep, inspelen op subtiele signalen van alle kanten in de hiërarchie) essentieel om overeind te blijven.
In de mails die ik heb ontvangen van mensen met autisme die al hebben gewerkt in soortgelijke omstandigheden als die in het krantenbericht, merkte ik vooral veel inzicht. Dat geeft volgens mij het meeste hoop, en toont aan dat mensen met autisme die werken echt wel meedenken. Het zijn niet louter werkstations, maar mensen die bewust zijn van wat ze doen en daarin willen groeien.
Elk van die mensen had echt grondig nagedacht – ook veel gepiekerd waarschijnlijk – hoe ze toch het beste van zichzelf konden geven zonder ziek te worden van het verlies van hun eigenheid. Het blijkt een permanent spanningsveld tussen je werk zo goed mogelijk willen doen en zoveel mogelijk mensen tevreden te stellen. Dat vreet energie als je gewetensvol en principe-vast bent.
Er zijn uiteraard ook mensen met autisme die veel minder scrupules hebben, en meer aansluiten bij een neurotypische werkethos. Daarnaast zijn er ook mensen met autisme die zoveel unieke kwaliteiten hebben dat ze bijna onmisbaar zijn. Of die gewoonweg geluk hebben gehad dat het wel lukt om tot een goede werkomgeving te komen, met welke vorm van werk dan ook, dat daarnaast ook een ‘autistisch gelukkig’ leven toestaat. Dat laatste, werk dat ‘autistisch gelukkig leven toestaat, is dan ook wat ik iedere persoon met autisme, met welke begaafdheid of talenten ook, van harte toewens.
Mooie analyse van de waan van de dag Tistje! Genuanceerd.
En dank; al mijn inzet en pogingen om ‘geluk en voldoening’ te kunnen vinden op de werkvloer, heeft na twaalf ambachten en dertien ongelukken, een omscholing en weer opnieuw een paar bijna buiklandingen, snelle doorstarten en soms echte crashes, uiteindelijk geleid tot een bijna volledige onbelastbaarheid. Waarna de diagnose gesteld kon worden.
Oh ironie. Marathons gelopen zonder benen. En een korte wandeling zit er nu soms niet eens meer in.
Werken en proberen om te functioneren binnen onze maatschappij heeft mij bijna m’n nek gekost.
Voor de toekomst geen probleem meer, maar een verleden vol verwijten en kritiek breekt je.
En er zijn niet voor niets grenzen en mensen die opletten dat er niemand, per ongelijk, overheen gaat.
Maar uiteindelijk blijf je zelf verantwoordelijk. Aanvaard je grenzen zeg ik na tientallen jaren.
LikeLike
Dat werken gelukkig maakt of zou verbinden, zou ik toch sterk nuanceren. Dat hangt van zoveel dat zo’n uitspraak voor heel wat mensen met autisme die ik ken pijnlijk of zelfs beledigend overkomt.
LikeLike
Werken maakt gelukkig. Het biedt je verbinding met andere mensen, het geeft je een doel om op te staan, het geeft je fierheid om wat je “gemaakt” hebt, het geeft je middelen om van te leven.
Het is goed dat bedrijven inspanningen doen om mensen tewerk te stellen. Ook mensen die “anders” functioneren dan mainstream (fysiek of intellectueel).
Het is goed ook dat er berichtgeving is dat mensen die “anders” functioneren ook kunnen werken, of dat nu mensen zijn met autisme of mensen in een rolstoel of mensen met het syndroom van down.
Waar ik van walg is dat die berichtgeving vrij eenzijdig is. Alsof alle mensen met autisme tuk zijn op repetitieve taken en daar ook goed in zijn.
Ikzelf ben ook gediagnosticeerd met autisme, maar ik raak er overstressed van en ben die na 2 sequenties kotsbeu en let dus niet meer op. Het werk in kwestie is dus maar half gedaan, of zelfs helemaal niet (als ik er in slaag van tussen uit te muizen en me bezig te houden met iets wat me interessanter lijkt).
Ergens in mijn mind is er waarschijnlijk een kronkel die zegt dat testen overbodig zijn, want wordt van de eerste keer correct gedaan.
Een oplossing overlezen bijvoorbeeld is voor mij een heel zware opgave, want een herhaling.
Ok dus dat er berichtgeving is dat mensen met autisme ook kunnen werken. Heel blij met het werk dat Nico Decleen presteert om mensen met autisme aan het werk te zetten, zowel via Passwerk als via TRPlus.
Maar de beeldvorming dat (alle) mensen met autisme heel plichtsgetrouw en altijd weer dezelfde procedures kunnen herhalen, is een aanfluiting van de waarheid.
Gelukkig echter dat ook TRPlus vernoemd wordt, echter zonder duiding. Allicht omdat TRPlus moeilijker te profileren is, wegens diverser van opdrachten.
Misschien ook dat het werk van TRPlus moeilijker van de grond komt omdat het zich net richt op mensen die niet passen in het profiel van Passwerk. En misschien ook omdat dat profiel van mensen gemakkelijker hun weg vinden via de reguliere kanalen van tewerkstelling.
Ergens stuit het me dus tegen de borst dat die mensen met autisme, die geen hulp nodig hebben van de sociale economie-actoren, schijnbaar geen moeilijkheden hebben om te functioneren, die repetitieve taken haten, … schromelijk vergeten worden.
LikeLike