Gered door de deurspion … autisme en communicatie

Nog even, roept hij van hoog in de nok van het trappenhuis. Nog even en het is me gelukt. Niemand antwoordt. Niemand luistert. Nog even en de deur is weer zoals ze was, hoor ik hem mompelen. Terwijl hij verder prutst. Of liever, zoals ze hoort te zijn. Tot hij er genoeg van krijgt, en ze weer intrapt, en tegelijk onophoudelijk krachttermen braakt. Alles wordt vervloekt: de deur, het gebouw, de verhuurder, de eigenares, de huurster en vooral God. Daarbij trapt hij niet alleen een (open) deur in. Ook enkele meubels binnen moeten eraan geloven. Verder ook het kastje op de overloop, het brocante vaasje en het beeldje van Boeddha die erop staan. De klusjesman had iets met de huurster, en dat het nu ‘uit’ is mogen we weten.
Eens goed kwaad worden, die raad kreeg ik gisteren van iemand. Ik moest eens goed kwaad worden. Vuisten ballen, tegen een boksbal meppen, roepen en tieren dat horen en zien vergaan. Blijkbaar was ik niet de enige die dat hoognodig moest doen. Terwijl ik door mijn deurspionnetje kijk en zie hoe de rood aangelopen klusjesman van de vrouw van het derde verdiep naar beneden komt gestormd.
Ik ben de enige in dit gebouw die zo’n klein doorkijkglaasje in mijn voordeur heeft. Waarschijnlijk heeft de vrouw die hier woonde voor ik erin kwam dat geplaatst. Ze zou een onverbeterlijke roddeltante geweest zijn die zich met van alles nog wat bemoeide en nog meer zag en hoorde. Het is natuurlijk wel verleidelijk om af en toe te kijken wie er daar van de trap komt gelopen, wie van mijn buren weer eens aan mijn deur klopt. Of met wie het buurmeisje van in de studio vier hoog nu weer staat te tongzoenen en stomdronken giechelend, aan elkaars kleren frutselend de trap opkruipt. Ook al gebruik het niet zo vaak. Zowel aan het gezucht, het gekreun, gegiechel en gevloek, als aan het kloppen op deuren herken ik intussen wel al wie daar is.
Soms helpt zo’n deurspionnetje om veel onheil te voorkomen. Ik kan er weliswaar niet mee zien wie aanbelt, maar wel wie voor de deur van mijn appartement of dat van mijn buurvrouw staat. Zo zag ik onlangs drie onfrisse arbeiders, waarvan eentje met een bijl, allerlei sleutels uitproberen op het slot van mijn buurvrouw. Ze waren van ‘Afbraakwerken Vanderwal’ uit Rotterdam en bleken zich bij nader inzien vergist van gebouw. Ze moesten eigenlijk op hetzelfde verdiep zijn maar aan de andere kant van de straat. Net op tijd kon ik hen overhalen toch nog eens naar hun werkgever te bellen en na te kijken of ze nu in 45 of in 54 moesten zijn.
Zo’n spionnetje is handig, maar helpt natuurlijk niet als het donker is in de gang, als mensen met hun rug naar het spionnetje staan of als iemand beneden aan de deur van het appartementsgebouw belt en zich niet bekend wil maken. Het is al meermaals gebeurd dat iemand met een smoesje probeert ons gebouw binnen te komen. Iemand die een afspraak heeft met een buur die er nog niet is, of niet reageert op de bel, en liever binnen wil wachten. Iemand met een ‘dringende boodschap’ die gehaast is. Een gedumpt vriendje dat zijn rode rozen absoluut voor de deur van het meisje van het vierde verdiep wil leggen. Een pakjesdienst, zonder dat ik een bestelwagen zie staan. Of iemand die ik niet ken en beweert ‘de nieuwe buurman/buurvrouw’ te zijn die zijn of haar sleutels kwijt is. Ik wil hen graag helpen, maar vanop afstand, en zonder dat ze erin komen.