‘Waarom ik geen 540 mensen ken’ … autisme en sociaal zijn

Onlangs hoorde ik op de radio vertellen dat een gemiddelde mens die in ‘de lage landen’ woont gemiddeld 540 mensen kent. Zoveel, dacht ik meteen bij mezelf. Ik begon al bij mezelf te bedenken hoeveel mensen ik eigenlijk kende. Op mijn ouders, mijn broer en mijn liefste eigenlijk geen, moest ik vaststellen. Hoewel dat niet meteen een verrassing was. Hoe komen anderen dan aan die 540 mensen die ze kennen?
Tot de Nederlandse onderzoekers verduidelijkten wat ze onder ‘kennen’ verstonden. Volgens hen is het onder wetenschappers gangbaar om mensen die je bij de naam kan aanspreken en waar je bovendien ook nog op straat een praatje zou slaan, te beschouwen als iemand die je kent. Mensen die je op die manier kent, zeiden ze, die vormen je netwerk.
De onderzoekers berekenden het gemiddelde van 540 op basis van een bevraging, om op het resultaat daarvan een Amerikaans wiskundig model los te laten. Zo kwamen ze aan een gemiddeld netwerk van 540 mensen. Daarin kunnen individuele verschillen groot zijn, voegden ze er meteen aan toe. Mensen waarmee je jaren geleden een opleiding hebt gevolgd of schoolgenoten van jaren terug telden in het resultaat al niet mee. Het oorspronkelijk Amerikaanse onderzoek voegt er overigens aan toe dat mensen gemiddeld 10 tot 25 mensen genoeg vertrouwen om er een min of meer hechte band mee op te bouwen.
Al bij al vond ik 540 dan weer een verbazend laag getal. Ik heb namelijk vaak de indruk dat iedereen elkaar op een of andere manier kent. Ook al spreken ze vaak elkaars naam verkeerd uit en zijn de praatjes die ze maken vaak een formaliteit om te bevestigen dat ze elkaars bestaan gemerkt hebben. ‘Wij kennen elkaar’, lijken ze te zeggen. Je hebt natuurlijk ook mensen die anderen denken te kennen, zoals mijn buurvrouw de Nederlandse zanger Marco Borsato kent ‘van zijn liedjes’, of de slager om de hoek kent ‘van in de slagerij’.
‘Iemand kennen’ heeft in mijn beleving een net iets andere betekenis. Ik vind het dan ook vreemd als iemand me aanspreekt, meestal onverwacht, en me zegt ‘wij kennen elkaar, ik ben een kennis van jouw vader’ of ‘wij kennen elkaar van op die voordracht die je gaf, vijf jaar geleden in Bommelskonten’. Als dat zo zou zijn, zou mijn sociaal netwerk wel gigantisch zijn. Dat is niet het geval. Waarschijnlijk ken ik meer dan 540 mensen bij naam. We zou elkaar ook kunnen aanspreken om een praatje te slaan, als we dat zouden willen. Maar of we elkaar zouden kennen? Ik zou het niet durven beweren.
Mijn sociaal netwerk is eerder aan de kleine kant. Dat is een pijnpunt dat al meegaat van in mijn kindertijd. Ik heb maar met een aantal mensen gemeenschappelijke ervaringen beleefd, virtueel of in elkaars fysieke aanwezigheid, en ook een zekere band opgebouwd. Ik heb dat lange tijd, en tot op zekere hoogte ook vandaag nog, een probleem gevonden. Zoals dat hoort bij problemen, heb ik eraan ‘gewerkt’. Zoals wel eens gebeurt bij problemen, komt er moment dat je beseft dat het beperkingen zijn, hetzij van jezelf, van je omgeving of van de samenleving.
Als ik mijn netwerk in een cirkelstructuur visualiseer, wordt dat pas goed zichtbaar. In de binnenste randen zijn er weinig of geen mensen, aan de buitenranden staan er iets meer maar nog vrij weinig namen. Meer dan vroeger weliswaar, maar ik maak er mij geen illusies over dat ik tegen de gepensioneerde leeftijd geïsoleerd zal zijn. Ook al vinden sommige mensen ongetwijfeld dat mijn liefste en ik op het eerste zicht nu al ver van de wereld leven.
Ik denk dat ik in theorie sociaal ben, maar in het dagelijks leven (nieuwe) mensen leren kennen, of er in de nabijheid van komen, dat vind ik een gedoe. Op momenten dat ik me goed voel, lukt het wel een beetje. Ik probeer daar dan gebruik van te maken om nieuwe omgevingen te bezoeken, met anderen te spreken, nieuwe gewoontes te maken.
Toch kost het vaak zodanig veel energie om ergens heen te gaan, daar iets te doen binnen mijn toch vrij groot interesseveld en dat ook nog samen te doen met anderen, om daar nog de zin van in te zien. Ik sluit me niet op, en ik ben evenmin zo moe dat ik op de bank lig, maar het vooruitzicht (nieuwe) mensen te ontmoeten maakt me niet altijd laaiend enthousiast. Het besef dat dit met het verouderen steeds moeilijker gaat, stemt me soms vrij droevig. Ik ben dan ook erg dankbaar
Als ik een uitnodiging krijg om ergens heen te gaan, en zie wat verwacht wordt, slaak ik echter wel eens een diepe zucht. ‘Ik slaap er nog een nachtje over’, is vaak het eerste dat in me opkomt. Of mijn hersenen maken meteen een mooi overzichtje van redenen om niet te gaan. Daar komt niet meteen angst bij kijken, het is eerder weerstand, die ik vaak heel lichamelijk voel, om mijn vertrouwde omgeving te verlaten. Ik wou dat mijn verstand zo goed was in het structureren en aansturen van dagelijkse taken, of bereiken van doelen, maar helaas heb ik daarin niet te kiezen.
Ook al maak ik er soms een principekwestie van toch op in te gaan op een aanbod om ergens te zijn of iets mee te maken. In dat geval zet ik letterlijk alle middelen in om er te geraken. Ook al gebeurt het wel eens dat ik onderweg moet overgeven, mijn lichaam trilt en koorts simuleert. Eens ik er ben, lijkt dat dan over te gaan. Ik probeer er dan het allerbeste van te maken, zowel wat betreft genieten als leren. Om er na enige tijd weer juichend te vertrekken.
@ Sabrina : ik begrijp je helemaal, hier loop ik ook constant tegenaan. Ik kan alleen maar zeggen : houd vol, jij bent waardevol en wat anderen zeggen en van je vinden – laat je er niet door in de hoek zetten. Daar gaan ze zelf maar es staan.
LikeGeliked door 1 persoon
Mja, ik heb zelf ook niemand meer, zelfs geen familie. Heb het een beetje gehad met altijd maar proberen om uiteindelijk toch geen resultaat te halen. Te veel dingen die tegen je werken zoals ghosting, mensen die geloven dat ze een soort held zijn met een hoger doel, hard gestraft of buitengesloten worden als je fouten maakt, advies dat in de praktijk niet of onvoldoende werkt, professionals die tekort schieten, altijd moeten opboksen tegen die stomme drukke agenda van anderen. Denk dat ik kan doorgaan, maar word er nu al droevig van. Ik kan gewoon echt niet winnen zelfs met de beste bedoelingen.
LikeLike
Vandaar dat wordt gezegd dat je nooit in troebele waters mag stappen.
LikeLike
Gemiddeld is de vijver een halve meter diep. In
Ik begin er in te stappen en het water komt tot mijn enkels en ineens verdrink ik!
LikeGeliked door 1 persoon
Heel mooi verwoord. En grotendeels heel herkenbaar.
Ik vind contact leggen niet moeilijk. Maar onderhouden, een heel stuk lastiger. Als mensen te veel van mijn interesses afwijken, bijvoorbeeld. En ik ben ook erg gesteld op mijn eigen tijd en ruimte.
Online ben ik daarentegen heel sociaal. Leg ik snel contact, en weet die ook jaren te onderhouden. Aangezien die mensen minder in m’n persoonlijke bubbel komen, zal al een hoop schelen gok ik, haha 😉
LikeGeliked door 1 persoon