Met alleen mijn zonnebril op … autisme en strand

Op drie minuten wandelen van hier, waar wij, mijn liefste en ik, wonen, ligt er strand, zee en alles wat daarbij hoort. Je kan het horen, ruiken, en soms zelfs proeven, als het zand rechtstreeks de keuken invliegt, recht in de pan. Het enige wat we niet hebben, is zeezicht. Een zee hoef je volgens ons ook niet te zien om ze te beleven.
Toch wanen we ons in onze straat tussen eind juni en midden september aan de waterlijn. Onze straat is immers een lange, rechte strook van stad naar strand op z’n best. Ze verbindt een parkeerzone waar je niet moet betalen met een strandzone waar je niet moet reserveren. In de zomermaanden is het hier dan ook een bonte optocht van strandgangers. Samen met mijn liefste zit ik hier op het terras te kijken. In onze verbeelding met alleen onze zonnebril op.
’s Morgens rond een uur of tien komen ze toe, ’s avonds rond een uur of zes vertrekken ze terug. Met of zonder gezin, met of zonder lief op de bagagedrager, met of zonder hondje in de draagmand voorop, met of zonder bluetoothblaster. De zorgeloosheid tegemoet. Ze stappen blootvoets over ons warme voetpad richting zee. Soms niet alleen blootvoets, maar ook, op een zwembroek na, helemaal in hun blootje.
Over hun kledij, of het tekort eraan, is er tegenwoordig veel te doen. Zeker sinds enkele badsteden het aangedurfd hebben badgasten te beboeten als ze winkelen in hun strandkledij (bikini, zwembroek, teenslippers). Onze straat ligt voorlopig nog niet in de winkelzone, hoewel er drie winkels zijn (een bakker, een kapperszaak, en een buurtwinkel). Bij ons is er dus niet meteen duidelijkheid over de dresscode.
Dat leidt wel eens tot irritatie van de bewoners die op het voetpad zitten te keuvelen, of liever roddelen, en soms een ‘vleeskeuring’ doen. Enkele lolbroeken hebben zelfs bordjes met getallen die ze, als blijk van waardering, tonen aan de voorbijgangers. De jury heeft het vooral voor kontjes, heb ik de indruk.
Helaas komt het in onze straat ook wel eens tot intimidatie, lastig vallen, ‘(stoep)hoer’ roepen of ongewenste aanrakingen. ‘Dat komt ervan als je zo gekleed voorbij paradeert’, klinkt het dan. Volgens mij is het echter niet zozeer een kwestie van kledij, maar van beleefdheid en respect. Mensen hebben de vrijheid om van kleding iets en vooral niets te vinden.
Het is waar dat het niet altijd een fraai zicht is, die parade. Meestal komt er kritiek op mensen zoals ‘muffe tarzans’, heren met blubberbuiken, en dames met het silhouet van een sherman tank. Meestal zijn die mensen zich daar niet van bewust of hebben ze een weinig realistisch lichaamsbeeld. Een enkele keer is het een politiek of cultureel statement, een uiting van ‘positieve lichaamscultuur’.
Evengoed komt er van de bewoners van mijn straat kritiek op mensen die ‘teveel bedekt zijn’ of gewoon gekke of ‘ongepaste’ kledij dragen. Het is ook nooit goed, denk ik dan. Zolang de persoon in kwestie zich daar goed bij voelt, en zich niet gedwongen voelt om voor een bepaalde kleding te kiezen, vind ik het best.
Ik kan overigens zelf niet in zwembroek of bloot bovenlijf op het strand. Mijn lichaam is daarvoor te gehavend. Ik zou me van het gestaar en de opmerkingen niets kunnen aantrekken, maar het laat me niet onverschillig. Daarom kies ik voor een lichte shirt en korte short, waardoor alles wat gezien mag worden aan de zon en blikken is blootgesteld.
Verder vind ik zelden iets van kleding. Ook al kan ik best wel genieten van bevallige vrouwelijke vormen. Ik vind wel iets over hygiëne en bepaalde afspraken welke kledij gedragen wordt in welke omgeving.
Soms vergis ik me wel eens in welke kledij bij welke context past, of draag ik mijn kleding per ongeluk achterstevoren of binnenstebuiten. Toch spreekt mij niemand daarop aan. Eerder dan mensen die in strandkledij winkelen aan te spreken, zou ik dat toch wel graag hebben. Dus als je mij ziet en ik draag mijn kledij niet zoals ze bedoeld is, laat het mij dan voorzichtigjes en vriendelijk weten. Ik zal u dankbaar zijn.