Rabacol! … een kreet als levensstijl

Rabacol! Dat was het eerste wat hij, mijn humeurige buurman, vanochtend, rond een uur of vijf, schreeuwde, en tegelijk het eerste waar ik mee wakker werd in 2022.
Mijn buurman heeft het niet gemakkelijk, dat is waar. Zijn leven zou zowaar verfilmd kunnen worden: zijn vrouw met een jong meisje met de Noorderzon vertrokken naar het Midden Oosten, zijn autistische zoon met een oudere man naar Amsterdam verhuisd, en zelf een carrière van twaalf stielen en dertien ongelukken met de ene medische tragedie na de andere.
Je zou dus voor minder wat humeuriger rondlopen. Maar rabacol roepen, dat is toch geen woord om het nieuwe jaar mee te beginnen. Hoewel het bijlange niet de eerste keer is dat hij dit woord, dat symbool staat voor een specifieke levensstijl, declameert. Het wordt vaak verward met misantropie, maar dat is het niet.
Een beetje misantroop zou zich immers inhouden. Minstens tot de middag, en vaak pas tegen de avond beginnen declameren, tot op het moment wanneer zijn stelling dat de mensheid tot niets dan onzin en onnozelheden in staat is weeral eens is bewezen.
Rabacol is meer dan een woord, en meer dan een combinatie van misantropie en misogynie. Je zou zelfs kunnen zeggen dat een rabacolist neerkijkt neer op mensen – en vrouwenhaters. Hij vindt ze te lief, te zacht, te meegaand, te naïef, te onwetend.
Rabacol is een levensstijl, elke minuut van de dag door en door walging, weerzin en misselijkheid van de mensheid op zich en het gelaat van de mens, wie h/zij ook is, in het diepste van zijn lichaam en ziel voelen. Zelf vind ik het veel te radicaal, te bedacht en te vermoeiend. Ik betwijfel ook of er veel autistische mensen de rabacol-principes aanhangen. Mogelijks zijn ze zo verlaten dat ik ze nog niet heb ontmoet. Ik probeer wel te begrijpen waarom steeds meer mensen zich ‘bekeren’ tot het rabacolisme, een van de snelst groeiende afsplitsingen van het radicaal individualisme.
Er zijn wel elementen waar ik enige sympathie mee voel. Zo maakt een rabacolist geen onderscheid in de waardering van zijn medemens. Iedereen is voor hem evenveel waard.
Wie het rabacolisme aanhangt, gaat dan ook radicaal voor een inclusie samenleving. Mensen met een diep verstandelijke beperking zijn voor hem niet meer of niet minder waard dan succesvolle ‘normale’ mensen of getalenteerde hoogbegaafde uitvinders. Ze moeten op dezelfde manier benaderd, behandeld en gewaardeerd worden. Misschien heeft een rabacolist nog net iets meer respect voor de mensen met de meest ernstige beperkingen. Omdat ze zich tenminste niet voordoen alsof ze iets (meer) betekenen in het licht van de eeuwigheid.
Voor de gewone mens mag rabacol gewoon gespuis of gootvolk betekenen, voor de aanhanger van het rabacolisme is het dus veel meer. Of mijn buurman een echte rabacolist is, weet ik niet, want ik vermoed dat hij daarvoor te veel weerzin voelt en misschien wat te weinig belezen is. Hij zal het woord vast gehoord hebben in een van de studentenkroegen waar hij komt, of op de illegale vismarkt in de oude vissershaven waar hij elke vrijdag naartoe fietst om makreel en ‘robaard’ (rode poon) te kopen.
Intussen is hij al terug naar zijn stamcafé vertrokken, waar hij, rokend en drinkend, met één oor luisterend naar Tom Waits, met een ander naar een uitgestelde voetbalmatch, afgeeft op het begin van dit nieuwe jaar, dat voor hem allemaal opgeblazen onzin is. Als iemand hem gelukkig nieuwjaar of iets dergelijks wenst (of dat aandurft), mompelt hij vast terug: “Bah, 2022, alsof iemand gaat bepalen in welk jaar ik leef! Rabacol!”