Als de fotograaf er is, vertrekken we naar huis … autisme en recepties
Als sociaal zijn afgemeten zou worden aan uitnodigingen voor officiële gelegenheden of recepties, valt dat nog goed mee bij ons. Meestal komt dat omdat zowel mijn liefste als ik in de afgelopen twintig jaar in menig vereniging vrijwilligerswerk gedaan hebben of doen. We hebben al heel wat uurtjes achter de bar gestaan, tafels versleept, stoelen gezet, mensen ontvangen. We hebben ook regelmatig onze inbreng gedaan vanuit onze ervaringsdeskundigheid, mensen vervoerd van en naar hun voorziening of huis, en eerste of andere hulp geboden. Als er een receptie, opening, huwelijk, begrafenis, bijeenkomst of dergelijke in de buurt is, waar er een hapje of drankje wordt aangeboden, krijgen we dus een uitnodiging. Dat waardeer ik. Het toont een zeker vertrouwen, en geeft een signaal dat we erbij horen. Ook al sturen we meestal onze kat, die zelf trouwens ook niet van de sociaalste is.
Een paar weken geleden was het dan toch een van de zeldzame keren dat we ‘ja’ hebben gezegd. Het was de plechtige opening van een nieuw initiatief waar we al jaren bij betrokken zijn geweest. Er waren dus zeker een aantal bekende gezichten waar we een positieve band mee hebben. Ook de locatie was rustig, gelegen in een groene omgeving en niet te ver van waar we wonen.
Bovendien was vooraf duidelijk afgesproken dat we hoogstens een half uurtje zouden kunnen blijven, wat geen probleem bleek voor de organisatie die ons uitnodigde. ‘We zijn heel blij dat jullie erbij zullen zijn. We beseffen dat zoiets niet gemakkelijk is voor jullie, dus neem gerust afscheid als je voelt dat het tijd is om naar huis te gaan.’
Dat zijn allemaal elementen die ons helpen om dit keer toch op de uitnodiging in te gaan. Natuurlijk blijft de belangrijkste factor wat we die dag achter de rug hadden, of we (te) vermoeid waren, en wat er de volgende dag stond te wachten.
Het enige nadeel van dit sociaal gebeuren lag in de aanwezigheid van notabelen, en, in hun voetspoor, de pers en hun fotografen. Op zich heb ik natuurlijk niets tegen notabelen, politici, heren en dames van raden van bestuur, plaatselijk bekende personen. Hun opmerkingen zijn niet altijd even correct of respectvol, of getuigen niet altijd van evenveel kennis, maar toch … ze hebben hun functie, en ik heb vaak veel respect voor hun werk. Ik heb ook niets tegen de pers en zelfs niet tegen fotografen. Meer zelfs, de weinige keren dat ik een gesprek had met een journalist, en dat er een professionele fotograaf een foto trok, vond ik zelfs aangenaam.
Eenmaal enkele mensen het woord hebben gevoerd, een orkestje wat muziek heeft gespeeld, de hapjes geproefd, enkele handen geschud en gesprekjes gevoerd, de glazen (water of jus voor ons, geen cava of wijn) bijgevuld … komt het onvermijdelijke, gehate moment: de groepsfoto.
Op dat moment is het voor ons tijd om te vertrekken. Veel te dicht bij elkaar staan, zonder duidelijke reden, gewoon om met ons gezicht in de lokale krant vereeuwigd te worden, als aandenken voor later, ergens in een knipselmap bewaard … nee, liever niet. Ook als er gefilmd wordt, kijken we netjes een andere richting op, of nemen zelf initiatief, door zelf fotograaf te zijn of met een camera rond te hossen. Gelukkig weten mensen die ons kennen dat we op zo’n moment nog even groeten, de uitgang opzoeken en terug naar huis vertrekken.