Een verhuis die me tien jaar van mijn leven kostte … autisme en verhuizen

Telkens ik verhuis, intussen al de negende keer, mijn geboorte niet meegerekend, voel ik me ineens tien jaar verouderen. De afgelopen weken heb ik dat zo sterk gevoeld dat ik er tijdelijk en bij wijze van spreken psychisch verlamd door raakte.
Het enige wat ik nog kon, was datgene waar ik meestal in uitblink, waarin ik een Olympische medaille in zou halen, mocht het een discipline zijn. Het enige wat ik nog kon was huilen. In alle mogelijke variaties. Ik heb sowieso veel verdriet. Dat is niet altijd aan me te zien. Ik hang dat zelden of nooit aan de grote klok. Er is volgens mij dan ook veel om verdrietig over te zijn. Zoveel dat het mij soms beperkt in mijn dagelijkse activiteiten. Op zo’n momenten heb ik gelukkig vriendelijke mensen om me heen. En hulpverleners die suggesties doen over hoe ik ermee om kan gaan. Ik ben dus niet echt een vrolijke Frans.
Ik denk niet dat er iemand is die graag verhuist. Of toch niet gedwongen. Elke keer dat ik verhuisd ben, was het onder dwang. Er was geen andere keuze. Of dat werd toch zo voorgesteld. Intussen leerde ik de technische kant van verhuizen redelijk goed kennen. Als ik er het groot handboek van verhuizen, editie 2022, bij neem , zie ik dat dat de hoofdstukken die over de technische kant gaan het minst plaats innemen. Verhuizen blijft in de eerste plaats een psychologisch proces, met somatische invloeden. ‘Eigenlijk zou iedereen die verhuisd minstens zes maanden vooraf en nadien in psychologische begeleiding gaan’, stellen de auteurs terecht.
Wat vooraf ging aan mijn verhuisdag (of dagen), was echter niets vergeleken met wat er zich nadien afspeelde. Na negen keer verhuizen weet ik intussen welk verhuisbedrijf ik moet inhuren, wat er verhuisd wordt (en wat weggegeven, weggegooid of achtergelaten) en hoe lang zoiets moet duren. Ik weet intussen dat zo’n verhuizing gemiddeld 1.500 euro kost, met inbegrip van administratieve kosten, vergunningen, toelatingen voor transport en extra belastingen. Vooraf is het vooral een kwestie van meten en de juiste mensen weten te vinden, en vooral niet in de val trappen alles via het internet of telefonisch te willen regelen. Dat loopt gegarandeerd verkeerd.
Verhuizen kost dus niet alleen geld maar vergt ook behoorlijk wat logistieke vaardigheden. Natuurlijk zou ik alle verhuisregels en wetgeving in de wind kunnen slaan, en zonder vergunningen verhuizen, maar daar ben ik te bang voor. Ik zou er talloze nachten van wakker liggen dat er mij ook maar het kleinste risico op een schadeclaim of boete boven het hoofd zou hangen. Verhuizen is al stresserend genoeg, dus probeer ik het vlot mogelijk te doen verlopen. Ook al moet ik daarvoor weken aan de telefoon hangen of tientallen mails sturen, verschillende diensten in het stadhuis bezoeken en er blijven op hameren dat ik op papier bevestigd wil zien dat ik geen schadeclaim aan mijn broek krijg.
De verhuisdagen zijn voor mij het minst stresserend. Op zo’n moment gaat het er zelfs vrij ontspannend aan toe. Alles is al afgemeten en gedemonteerd, en het enige onvoorspelbare is misschien die zatte buur die absoluut wil meehelpen en in de weg loopt. Stipt om half zeven staan er vijf binken aan de deur om mijn hebben en houden in geen tijd in de tientonner onder mijn raam te tillen, en om een halfuurtje later weer het omgekeerde te doen bij mijn nieuwe woonst. Het enige wat ik dan moet doen, is, gewapend met een stanleymes, mijn meubels en dozen uitpakken.
Het engste en ergste van verhuizen begint dan nog maar. Dit keer was dat een echte nachtmerrie. Niet enkel administratief, maar ook communicatief.
Misschien kwam dat omdat ik voor het eerst naar een gesubsidieerde huurwoning verhuisde. Veertien jaar nadat ik me inschreef, eerder zonder veel hoop om ooit in aanmerking te komen, kreeg ik een paar maand geleden een brief: ‘u komt mogelijks in aanmerking voor dit bepaald type woning in deze wijk’. Een eerder bescheiden woning, in een wijk met een niet zo goede naam, maar ik wou het een kans geven.
Wat daarop volgde, heeft mij enorm geraakt door het onmenselijk karakter ervan. Werkelijk je hele leven wordt in de loop van dit selectieproces gescreend met een houding van diep wantrouwen. Maar wat na het betreden van de woning, nadat het contract getekend was, heeft me zo geraakt dat ik er diepe angst, slapeloosheid en spierspasmen aan over heb gehouden. In elk geval trof ik een bijna onbewoonbare woning aan – heel anders dan degene die ik bezocht had een maand voordien. Ik heb de eerste dagen en nachten dus noodgedwongen elders moeten logeren. Toen ik de organisatie die mijn woning verhuurt daarvan op de hoogte bracht, had die zo’n reactie ‘in geen twintig jaar gehoord’. Ook de werklieden die ter plaatse kwamen, bekeken mij als iemand die vooral last had van wanen en hallucinaties.
Mogelijks heeft het ook te maken met de periode waarin ik verhuisde. In de maand december verhuizen blijkt echt niet de beste periode. Statistisch blijken meer mensen tijdens die periode van het jaar te verhuizen dan in de rest van het jaar. Verder zijn de meeste diensten onderbemand omdat heel wat werknemers in de loop van de maand er even tussenuit gaan. Daarbovenop ervaar ik in deze periode ook de meeste zwaarmoedigheid, zeg maar winterdepressie. Daarom heb ik geopperd bij de sociale dienst van de woonmaatschappij of het niet begin of midden januari kon. Dat viel duidelijk niet in goede aarde. Ze hadden duidelijk eerder dankbaarheid verwacht.
Het moeilijkste aan verhuizen is volgens mij dus niet zozeer het verhuizen zelf, het verplaatsen van bezit, maar jezelf verplaatsen, veranderen van routines, maken en wennen aan nieuwe sfeer, nieuwe beelden maken en die koppelen aan positieve herinneringen. “
Bij mij duurt dat eerder maanden of zelfs jaren dan dagen of weken. Natuurlijk is het eindeloos getrek en gezeur bij diensten als de internetmaatschappij, de water – en energieleverancier, de gemeente, de lokale politie, de post, de bank … om het allemaal in orde te krijgen enorm vermoeiend, maar dat blijft te doen. Een tip is trouwens niet te lang te wachten maar op tijd naar de ombudsman in kwestie te stappen. Zelf heb ik intussen een tiental klachten lopen bij vijftien ombudsmannen. Anders was het er nooit van gekomen. Of gewoon in de zomer verhuizen. Dan komt de wijkagent die moet beslissen of je echt bent wie je bent, woont waar je woont en doet wat je doet, ook binnen de week in plaats van binnen de maand.
Wennen aan de nieuwe buren hoort natuurlijk ook bij verhuizen. Ook al kom ik zelfs na jaren met die buren amper in contact. Soms zijn mijn buren al verhuisd voor ik hun gezicht zie, en denken sommige buren dat de woning naast hen na maanden of jaren nog niet verhuurd is. Van sommige buren hoor ik hun levensverhaal eerder door de muur of lees ik het op hun facebookprofiel dan dat ik het van henzelf verneem. De beste buren vind ik nog degenen die ik niet hoor of zie, buren die vaak op reis zijn of hun adres als postbus of pied-a-terre gebruiken. Ook hou ik van buren die zich te pletter werken en er diverse bedden op nahouden, die af en toe aankloppen met de vraag of ik een pakje wil aannemen, een boze ex wil afwimpelen of erop wil letten of er een privé-detective hun flat beloert.
Sinds enkele dagen is mijn woning gelukkig iets meer bewoonbaar geworden. Ik zie het steeds meer zitten om hier te verblijven. De sfeer die er hangt doet me nog denken aan een rusthuis uit de jaren zeventig, maar ik werk aan sfeer. De enige levende ziel die door de gangen loopt is een verpleegster, die blij is dat ze een vriendelijk gezicht ziet waarmee ze ’s morgens even kort een woordje kan wisselen. De andere bewoners heb ik nog niet mogen ontmoeten. Ik weet dat ze bestaan, want er is een magazine waarin ze staan, maar zeker weet ik het niet. Soms denk ik dat ik in ‘The Tower of Song’ van Leonard Cohen woon.
Ook de geluidsoverlast is er weliswaar nog maar is relatief leefbaar geworden. Het brandalarm dat voortdurend aansloeg is afgezet, hetzelfde met ventilatie die dateert uit de jaren dertig. En zolang ik geen contact heb met de woonmaatschappij, hoef ik niet stijf te staan van de schrik om hun reacties. Hoewel ik tal van slaap – en angstmedicatie neem en een stel goede oordoppen heb gekocht. Ik heb ook erg veel gehad aan de mails met mijn vroegere autismecoach. En ’s avonds lees ik hoe psychiater Dirk De Wachter schrijft over troost met zijn kanker. Hoewel ik ook regelmatig een oncoloog bezoek, plaatst dat mijn verdriet toch in een bepaald perspectief.
Tot slot ben ik niet van plan binnen het jaar te verhuizen. Dat zou ik ook niet kunnen betalen. Ik heb me voorgenomen om de onzichtbare positieve kanten te zien, om mij af te vragen hoe ik er het beste van kan maken, hoe het niet slechter kan lopen en vooral hoe ik voor mezelf kan zorgen.
Er zijn dan ook niet zo gek veel alternatieven. Als het kon, zou ik op huizenjacht gaan, zouden wij onze droom van een huis met twee aparte verdiepingen, gescheiden van elkaar, bewonen. Helaas heb ik niet die luxe. Niet alleen omdat de meeste woningen onbetaalbaar of onaangepast zijn, maar ook omdat elke bonafide huiseigenaar of verhuurder zich terugtrekt als hij of zij ons gezicht of onze inkomensstaat ziet. Net zoals de buren, de inwoners van woningen als deze, mogen we blij zijn dat we hier wonen, en iets minder betalen. Zoals bij zoveel mensen is wonen voor ons een erg moeilijk en zeer frustrerend verhaal, en één waarin zekerheid, warmte, rustige nachten en vriendelijk en respectvol behandeld worden eerder een zeldzaam genoegen is. Een genoegen dat ik na deze periode dan ook enorm heb leren (her)waarderen.
.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.