Neanderthaler-genen en autisme: een fascinerend maar riskant verhaal

Stel je eens voor dat sommige kenmerken van autisme hun wortels hebben in de oertijd. Wat als eigenschappen zoals gevoeligheid voor prikkels, moeite met sociale situaties en sterke visuele waarneming sporen zijn van de neanderthaler – onze uitgestorven ‘neef’? Dat is de intrigerende gedachte die neurowetenschapper Emily Casanova en geneticus F. Alex Feltus onderzoeken in een recent artikel in EOS Psyche en Brein (2025/2). Dit onderzoek werd al ook al eerder op deze blog besproken.
Oud DNA in ons brein?
Het is bekend dat moderne mensen zich lang geleden mengden met neanderthalers. Daardoor dragen mensen van niet-Afrikaanse afkomst nog steeds zo’n 2% neanderthaler-DNA met zich mee. Volgens Casanova en Feltus zouden bepaalde zeldzame stukjes van dat DNA – genetische variaties – misschien bijdragen aan hoe het brein van mensen met autisme zich ontwikkelt.
Ze zagen bijvoorbeeld dat een specifieke genetische variant in het gen USP47 veel vaker voorkwam bij mannen van Latijns-Amerikaanse achtergrond met autisme. USP47 is een soort reparatie-gen in je lichaam. Het kan iets te maken hebben met autisme, maar we weten nog niet precies hoe. We moeten dus voorzichtig zijn met conclusies trekken.
Ook andere genen, zoals COX10, zouden anders werken bij sommige zwarte autistische mensen. COX10 is een stukje van je erfelijk materiaal dat je lichaam helpt om energie te maken.. Als het anders werkt, kan dat mogelijk invloed hebben op je hersenen en gedrag. De onderzoekers denken daarom dat oude genetische invloeden mogelijk een rol spelen in hoe autisme tot uiting komt.
Interessant, maar…
Toch zijn er belangrijke kanttekeningen bij dit onderzoek.
Ten eerste: een verband is geen bewijs van oorzaak. Dat sommige genen vaker voorkomen bij mensen met autisme, betekent nog niet dat ze dé reden zijn voor autisme. Autisme is namelijk geen simpele aandoening met één duidelijke oorzaak. Het gaat om een ingewikkeld samenspel van vele genen én omgevingsfactoren.
Daarnaast valt op dat autisme ook voorkomt bij mensen zonder neanderthaler-DNA, zoals in veel Afrikaanse en Aziatische bevolkingsgroepen. Dit roept vragen op over hoe algemeen deze theorie eigenlijk is. De onderzoekers suggereren wel dat het DNA van andere oermensensoorten, zoals de Denisova-mens, vooral voortlevend in mensen uit Oost-Azië, Indonesië en Australië misschien een rol speelt – maar dat is voorlopig niet bewezen.
Van schedels tot stigma
De onderzoekers koppelen ook bepaalde schedelvormen en hersenstructuren aan neanderthaler-erfgoed en autisme. Maar dat is een glibberig pad. De geschiedenis laat zien dat het gevaarlijk kan zijn om gedrag of persoonlijkheid te koppelen aan uiterlijke kenmerken. Bovendien zijn hersenen flexibel: ze kunnen zich aanpassen en compenseren. Een afwijkende vorm betekent dus niet automatisch iets negatiefs.
Een nog belangrijker punt: door autisme zo sterk aan ‘verouderd’ DNA te koppelen, dreigt het beeld te ontstaan dat autistische mensen iets ‘onontwikkeld’ zijn – een soort evolutionaire vergissing. Dat doet geen recht aan de werkelijkheid. Veel mensen met autisme hebben ook unieke talenten, zoals een sterk geheugen, creativiteit of logisch inzicht. Hun eigenschappen komen vaak ook voor bij familieleden die werken in de wetenschap, kunst of technologie.
Voorzichtig met conclusies
Het werk van Casanova en Feltus roept veel vragen op over de invloed van ons evolutionaire verleden. Maar hun hypothese mist veel bewijs en nuance. Het idee dat een paar oude genen de sleutel vormen tot iets complex als autisme is simpelweg te kort door de bocht.
Autisme is geen overblijfsel uit de steentijd. Het speelt zich af in het hier en nu – in gezinnen, op school, op het werk, en online. Het gaat over mensen die elk op hun eigen manier de wereld ervaren en proberen te begrijpen. Misschien zegt dit onderzoek daarom vooral iets over onze moderne drang om verschillen in de hersenen te verklaren met oude genen. En misschien moeten we daar juist wat kritischer op zijn.
Als je het even logisch benadert:
Neanderthalers bleven vaak op 1 plek, en hielden dus niet van verandering. Misschien dat autistisch gedrag bij hun normaal was? 😀
De Homo Sapiens was flexibeler en migreerde afhankelijk van seizoen naar bv noorden of zuiden.
Dus het klinkt eigenlijk best logisch.
En als het dan dus een stukje overblijfsel uit de prehistorie is dan moet je dat gewoon kunnen benoemen. Net als dit voor zoveel van de menselijke eigenschappen geldt.
Oude genen wil niet zeggen slecht of minder. Neem haaien en krokodillen, enorm succesvolle dieren.
We zijn allemaal een product van de evolutie. Bepaalde eigenschappen die komen af en toe weer terug omdat bepaalde genen aan of uit gaan.
LikeLike
Dank je wel weer voor deze bespiegeling sam
Zouden autisten daarom zo graag in een beschermde omgeving leven. ððð ð¤
dit is de inrit naar mijn âhuisjeâ waar ik nu woon, aan het hek wilde ik een bordje hangen; voorzichtig arieâs refugium, maar⦠nooit uitgevoerd.
Grtjs arie
LikeGeliked door 1 persoon