“Nobody Nowhere” opnieuw gelezen … Autisme, trauma en het recht op een onsamenhangend verhaal

Toen Nobody Nowhere van Donna Williams in 1992 verscheen, was het boek een nieuwigheid in zijn soort. Voor het eerst schreef een autistische volwassene zélf, in eigen woorden, over haar leven. Geen ouderlijke vertaling, geen medisch dossier, geen beschrijvende observatie. Williams schreef zich letterlijk uit een staat van onzichtbaarheid. Haar boek werd een bestseller, een baken van herkenning voor velen, en een scharniermoment in de publieke beeldvorming van autisme. Maar dertig jaar later – in het licht van de neurodiversiteitsbeweging, traumaonderzoek en kritisch autisme-activisme – klinkt het verhaal anders.
Het is tijd voor een herlezing. Niet om Donna’s stem te corrigeren, maar om haar verhaal een ruimere bedding te geven. En tegelijk: om de beperkingen ervan te erkennen.
Autisme als onzichtbaar isolement
In Nobody Nowhere beschrijft Donna Williams haar jeugd als een ononderbroken staat van vervreemding. Haar gedrag – echolalie, intense zintuiglijke beleving, panische verlegenheid, dissociatie – wordt niet herkend als autisme, maar als ‘gestoord’, ‘doof’, ‘lastig’, of zelfs ‘gevaarlijk’. Terwijl ze naar buiten toe functioneert – praten, glimlachen, dansen – leeft ze innerlijk in een parallelle werkelijkheid. Een plek van bescherming tegen een wereld die haar overspoelt en verwart.
Om te overleven creëert ze verschillende persona’s: ‘Willie’ (de woedende), ‘Carol’ (de sociaal wenselijke), en ‘Donna’ (de brij ertussen). Elk personage is een antwoord op een ander soort dreiging. De opsplitsing van haar identiteit leest niet als pathologie, maar als strategie. Niet autisme maakt haar kapot, maar de onveiligheid waarin autisme geen bestaansrecht kreeg.
Dissociatie, camouflage en verlies van authenticiteit
Centraal in haar verhaal staat de ervaring van dissociatie: uit haar lichaam stappen, toeschouwer worden van zichzelf, als een geest in een lichaam dat niet veilig is. Ze leert “iemand anders” te zijn – niet om te liegen, maar om te overleven. Door scripts, imitaties en sociaal aangeleerd gedrag bouwt ze een façade op waarmee ze kan ‘deelnemen’ aan de wereld. Haar echte zelf blijft onzichtbaar – zelfs voor haarzelf.
Wat Williams beschrijft als ‘autisme’ is dus tegelijk een complexe mix van neurodivergentie én trauma. En net dat onderscheid – of die verwevenheid – blijft ook voor veel hedendaagse autistische lezers een relevant pijnpunt.
De maatschappelijke blik: gemiste kansen en misdiagnoses
De jaren ’60 en ’70 waarin Donna opgroeide, boden weinig ruimte voor nuance. Wie sprak, kon geen autist zijn. Wie sociaal glimlachte, werd niet serieus genomen als ‘anders’. Ze werd getest op doofheid, mentale achterstand, psychose – maar nooit op autisme. Omdat haar uiterlijk niet strookte met het heersende beeld, viel ze tussen de plooien. Het boek laat zien hoe structurele onwetendheid leidt tot een leven van gemiste diagnoses, therapieën die voorbijgaan aan de kern, en een jeugd waarin het ‘probleem’ vooral Donna zelf leek te zijn.
Williams’ verhaal is dus niet enkel persoonlijk, maar ook politiek. Het legt pijnlijk bloot hoe een samenleving die autisme enkel ziet in stereotype, jongensachtige vormen, de ervaring van anderen systematisch onzichtbaar maakt.
Liefde, nabijheid en de angst voor verbinding
Tegelijk is Nobody Nowhere ook een liefdesverhaal – of beter: een verhaal over het verlangen naar liefde in omstandigheden waarin nabijheid te bedreigend voelt om toe te laten. Donna verlangt naar contact, maar wordt er ook door overspoeld. Lichamelijke aanraking voelt als inbreuk. Gesprekken zijn leeg zonder context. Emoties zijn verwarrend. Toch zijn er momenten van kwetsbare verbondenheid – met haar broertje Tom, met haar vriendin Trish – waarin iets van menselijkheid zichtbaar wordt. Maar telkens weer keert de angst terug: verbinding betekent controleverlies, en dat kan ze zich niet permitteren.
Schrijven als wedergeboorte
Het kantelpunt in het boek komt wanneer Williams, in een periode van crisis en psychiatrische opname, in vier weken tijd haar levensverhaal opschrijft. Schrijven wordt een ritueel van herstel: een poging om haar gefragmenteerde zelf opnieuw bijeen te schrijven. Het is een daad van taal, van zelfbegrip, van ‘ik’-vorming. En precies dat maakt Nobody Nowhere zo bijzonder: het is niet geschreven om te informeren, maar om te bestaan.
De stijl – associatief, poëtisch, onsamenhangend en helder tegelijk – weerspiegelt de strijd tussen chaos en betekenis, tussen fragmentatie en identiteit.
Een pionier met een paradox
Toch wringt er iets. Williams werd een pionier, een boegbeeld, een voorbeeld. Maar precies dat boegbeeld bevestigde ook het systeem: ze werd gehoord omdat ze eloquent kon schrijven. Omdat ze haar ervaring kon ‘verkopen’ aan een neurotypisch publiek dat op zoek was naar het tragische verhaal-met-verlossing. Wie even ‘autistisch maar toch briljant’ was, werd aanvaard – de rest bleef onzichtbaar. Nobody Nowhere brak muren open, maar bouwde tegelijk ook een nieuw type ideaal op waaraan niet iedereen kon of wou voldoen.
Trauma als onderstroom
Wat niet vaak benoemd wordt in recensies, maar wél essentieel is, is de onderlaag van trauma die door het boek kronkelt. Mishandeling, verwaarlozing, parentificatie, institutionele afwijzing – het is de norm, niet de uitzondering. En toch werd het boek vooral gelezen als “een blik in het brein van een autist”, eerder dan als getuigenis van hoe een samenleving faalt om autistische kinderen veilig groot te laten worden.
Vandaag vragen autistische activisten terecht: waarom werd dit verhaal niet óók gelezen als aanklacht? Waarom focuste men zo eenzijdig op haar ‘anders-zijn’, en zo weinig op de omstandigheden die dat anders-zijn gevaarlijk maakten?
Relevantie vandaag
In het tijdperk van #ActuallyAutistic, neurodiversiteitsdenken en intersectionele disability-bewegingen, voelt Nobody Nowhere zowel als pionierswerk als een tijdscapsule. Het sociaal model van handicap, kritische disability studies, de rol van gender, klasse, racialisering – al die perspectieven ontbreken. Williams’ verhaal is persoonlijk, krachtig, maar ook individueel en psychologisch. Het mist de taal van systemen en structuren.
Dat maakt het niet minder waardevol, maar wel beperkt als ‘representatie’ van autisme. Het is niet hét autistische verhaal. Het is een autistisch verhaal, getekend door trauma, tijd en overlevingskunst.
Tot slot: wie wordt er gezien?
Wie Nobody Nowhere vandaag leest als een relaas van “hoe het is om autistisch te zijn”, mist de essentie. Het is geen casus, geen handboek, geen episch heldenverhaal. Het is het verhaal van een kind dat probeert te bestaan in een wereld die haar bestaan ontkent. Die zegt: jij bent niemand, jij hoort nergens.
En misschien ligt net daar de kracht – en de blijvende pijn – van dit boek.
Nobody Nowhere: the remarkable autobiography of an autistic girl van Donna Williams is, in de versie van 1998 onder andere te koop bij Bol.com
Volgens mij is er in Thuis geen personage dat expliciet de diagnose autisme draagt of waarbij dit centraal staat in de verhaallijn. Het personage van Andreas Giebens (gespeeld door Pepijn Huysman) is wel het personage dat door kijkers het vaakst geassocieerd wordt met autisme.
Sinds zijn intrede (als zoon van Marie) heeft Andreas gedrag dat veel kijkers op fora interpreteren als autistische trekken: sociaal ongemakkelijk, neemt taal soms erg letterlijk, heeft specifieke interesses en een grote focus op feiten en correctheid en worstelt soms met sociale conventies en ‘small talk’. Maar de makers zien hem niet als autistisch
Er is daarentegen wel een autistische acteur, Pol Goossen die Frank Bomans speelt, die open is geweest over autisme in interviews.
Het is fascinerend om te zien hoe hij als acteur met autisme gestalte geeft aan Frank, een personage dat juist heel emotioneel, impulsief en soms zelfs “volks” sociaal is – eigenschappen die men in stereotypen niet snel aan autisme koppelt.
LikeLike
Het lijkt mij nogal wat om als autist over je ups en downs te kunnen schrijven en zeker in de momenten dat je een moeilijk moment meemaakt. Op België een wordt al jaren de soap “Thuis “uitgezonden. Hierin speelt een jongen Andreas als autist en ik heb het idee dat de soap een goed beeld geeft van deze autist.
LikeGeliked door 1 persoon