Neurodiversiteit: Een veilig woord of een lege term?

Wat betekent het woord ‘neurodiversiteit’ echt? Een groot onderzoek onder meer dan 900 neurodivergente mensen laat zien: het is een woord dat mensen verbindt en beschermt. Maar het is ook een woord dat verwarring geeft en soms belangrijke verschillen doet verdwijnen.
Wat betekent neurodiversiteit?
Neurodiversiteit is een woord dat steeds vaker terugkomt in gesprekken over autisme, ADHD, dyslexie en andere vormen van anders denken en voelen. Het betekent simpel gezegd: er zijn verschillende manieren waarop een menselijk brein kan werken. Sommige mensen worden neurotypisch genoemd– hun brein werkt zoals bij de meerderheid. Anderen zijn neurodivergent – hun brein werkt anders.
De term is in de jaren negentig bedacht door autistische mensen zelf. Het werd gezien als een positieve manier om over verschillen te praten, zonder meteen aan stoornissen of beperkingen te denken. Het idee is vergelijkbaar met biodiversiteit in de natuur: verschillen zijn er gewoon, en dat hoeft niet slecht te zijn.
Een groot onderzoek naar wat mensen zelf vinden
Onderzoekers Grant, Leigh, Botha en anderen vroegen in 2025 aan 901 volwassenen uit het Verenigd Koninkrijk wat zij vinden van woorden zoals neurodiversiteit, neurodivergent en neurodivers. De resultaten waren duidelijk: bijna iedereen kende het woord neurodiversiteit (99%). Driekwart van de mensen gebruikte het ook om zichzelf te beschrijven.
Wie deden er mee aan het onderzoek?
De meeste deelnemers waren autistisch (77%), hadden ADHD (50%) of een sensorische verwerkingsstoornis (25%). Ook mensen met dyslexie, dyspraxie, dyscalculie en andere vormen van neurodivergentie deden mee.
De groep was vooral: vrouwen (69%), personen met een witte achtergrond (93%), en bijna iedereen zag zichzelf als gehandicapt (93%). Zoals in de meeste onderzoeken ontbrak dus zowat de volledige autismegemeenschap./
Naast vragen die je kon aankruisen, konden de deelnemers ook hun eigen gedachten opschrijven. Dat deden bijna 400 mensen. Uit die antwoorden kwamen drie belangrijke thema’s naar voren.
Drie belangrijke thema’s
1. Neurodiversiteit als paraplu: handig maar ook vaag
Veel mensen vonden het fijn dat het woord neurodiversiteit alles samenvat. Het is een veilig woord dat je kunt gebruiken zonder meteen heel veel uit te leggen. Je hoeft niet meteen alle diagnoses op te sommen. Eén persoon schreef:
Ik gebruik liever ‘neurodivergent’ dan een waslijst aan problemen te noemen.
Voor sommigen voelde het woord meer als een complimentje. Het zegt: je bent anders, maar niet verkeerd. Het geeft een gevoel van verbondenheid met andere mensen die ook neurodivergent zijn.
Er waren ook veel nadelen volgens de deelnemers. Een aantal mensen vond het woord veel te breed en vaag. Het zegt weinig over wat iemand precies nodig heeft. Eén deelnemer schreef:
Het woord neurodivergent zegt echt niets over mij. Het is zo breed dat ik er mij niet mee kan identificeren.
Anderen vonden dat de term vooral gebruikt wordt voor autisme en ADHD, maar minder voor andere vormen van neurodivergentie zoals dyslexie of Tourette. Daardoor voelden deze mensen zich buitengesloten.
2. Verwarring tussen neurodivergent en neurodivers
Veel mensen gebruiken de woorden neurodivergent en neurodivers door elkaar. Maar eigenlijk betekenen ze iets anders:
- Neurodiversiteit = alle hersenen samen, zowel neurotypisch als neurodivergent
- Neurodivergent = een persoon of groep mensen die anders denkt en voelt dan de meerderheid
- Neurodivers = een groep van mensen die bestaat uit zowel neurotypische als neurodivergente mensen
Veel mensen in het onderzoek gebruiken ‘neurodivers’ als ze eigenlijk ‘neurodivergent’ bedoelen. Dat kan heel frustrerend zijn voor mensen die de juiste betekenis kennen.Zo schreef een deelnemer aan het onderzoek:
Telkens mensen ‘neurodivers’ gebruiken in plaats van ‘neurodivergent’, wil ik ze met een woordenboek op hun hoofd slaan!
Sommige mensen vermijden het woord helemaal, omdat ze bang zijn dat anderen het niet begrijpen of verkeerd gebruiken. Ook zijn er mensen die de woorden zelf verwarrend vinden en bang zijn om fouten te maken.
3. Stigma en identiteit: minder negatief, maar soms ook minder duidelijk
Veel mensen voelden zich minder gestigmatiseerd als ze het woord neurodivergent gebruikten. Het klinkt neutraal en wetenschappelijk. Het benadrukt dat anders zijn niet hetzelfde is als verkeerd zijn. Zo zei een deelnemer:
Die termen geven me het gevoel dat ik erbij hoor, dat is meer het geval dan wanneer ik de term autistisch gebruik.
Tegelijk waren er ook mensen die juist anders dachten. Zij vonden dat het woord neurodivergent gebruikt wordt om het woord autisme te vermijden, omdat autisme nog steeds een stigma heeft. Door ‘neurodivergent’ te zeggen, maak je autisme volgens hen onzichtbaar. Eén autistische persoon schreef:
Als ik zeg dat ik autistisch ben, corrigeren anderen mij dat ik neurodivergent ben. Alsof ze ‘autistisch’ een vies woord vinden. Dat kwetst me.
Sommige mensen wilden juist duidelijker en directer zijn. Zij gebruikten liever “Ik heb autisme” of “Ik heb ADHD” dan het vagere “Ik ben neurodivergent”.
Wat raden de onderzoekers aan?
De onderzoekers zeggen: gebruik de woorden op de juiste manier. Als je met meerdere mensen tegelijk praat, gebruik dan de juiste termen: neurodivergent, niet neurodivers.
Maar het belangrijkste advies is: als je met één persoon praat, luister goed naar welke woorden die persoon zelf gebruikt. En gebruik dan diezelfde woorden.
Mijn kritiek
Volgens mij is het goed dat er aandacht komt voor taal en hoe woorden mensen kunnen helpen of kwetsen. Maar ik mis in dit onderzoek vooral: wat verandert er echt in het dagelijkse leven van neurodivergente mensen als we deze termen gebruiken?
Mooie woorden, maar weinig echte hulp
Veel discussies over neurodiversiteit blijven hangen in de wereld van beleid, academici en mooie presentaties. Maar op de werkvloer, in het onderwijs, bij hulpverlening en in de zorg verandert er vaak weinig.
De term ‘neurodiversiteit’ klinkt veilig en mooi, maar in de praktijk blijven de échte problemen vaak bestaan: discriminatie, gebrek aan aangepaste ondersteuning, weinig toegang tot werk en hulp.
Aanpassingen zijn geen extraatje, maar essentieel voor waardig bestaan. Eerder dan voor nieuwe woorden, zou ik pleiten voor concrete veranderingen in de omgeving. Bijvoorbeeld:
rustige werkplekken, voorspelbare afspraken, visuele informatie in plaats van alleen mondelinge uitleg, en geen verplichte sociale momenten.
Niets mis met nieuwe woorden – ik maak ze graag en verzamel ze nog liever – maar als het erop aankomt zie ik ook graag concrete daden.
Taal is belangrijk, maar actie is belangrijker
Ik zal zeker niet ontkennen dat taal een bepaalde macht heeft. Woorden kunnen mensen soms stigmatiseren of juist respecteren. Maar dat wordt door sommige autistische onderzoekers overdreven.
Taal alleen is lang niet genoeg. Vaak staat het discussiëren over labels en begrippen het oplossen van échte problemen in de weg. Ik heb het dan onder andere over chronische vermoeidheid, dagelijkse uitdagingen, en die kleine dingen die een groot verschil maken. Meer aandacht voor wat mensen nodig hebben zou ik liever zien dan dat eeuwige gedram over hoe we autistische mensen of mensen met autisme noemen.
Een paraplu die vooral organisaties helpt?
Ik vraag me dan ook af of de term neurodiversiteit – en bij uitbreiding de hele beweging – niet vooral handig is voor organisaties, beleidsmakers en wetenschappers. Voor hen is het gemakkelijk om over één grote groep te praten.
Maar voor mensen zelf kan het betekenen dat hun specifieke behoeften uit het oog worden verloren. Dat betekent ook vaak een verlies aan vertrouwen. Want aanpassingen zijn niet meetbaar in vierkante meters, maar in vertrouwen. Dat vertrouwen komt niet van mooie woorden, maar van luisteren, aanpassen en echt iets veranderen in het systeem.
Conclusie: discussies over taal mogen het échte werk niet vervangen
Het onderzoek van Grant en collega’s laat zien dat neurodiversiteit een term is die sterk gepromoot is. De term staat voor een aantal mensen voor verbinding, bescherming en gemeenschapszin.
Maar de term kan ook verwarring geven, identiteit wegnemen en de échte noden verdoezelen.
Discussies over taal zijn tot op zekere hoogte waardevol, maar ze mogen niet het échte werk vervangen. We hebben niet alleen woorden nodig, maar ook veranderingen in de maatschappij. Aandacht voor aanpassingen en actie.
Taal kan het verschil maken, maar alleen als het leidt tot respect, begrip en concrete ondersteuning in het dagelijks leven.
Grant, A., Leigh, J., Botha, M., Macdonald, S. J., Williams, K., Williams, G., Rose, K., Memmott, A., & Pearson, A. (2025). ‘A Lovely Safe Umbrella to Describe Yourself With’ or ‘Meaningless’: An Online Survey of UK-Based Neurodivergent Adults’ Views of Neurodiversity-Related Terminology. Neurodiversity, 3. https://doi.org/10.1177/27546330251390590 (Original work published 2025)