Autisme en verslaving
Af en toe komen er in mijn kennissenkring thema’s aan bod die de meeste mensen liever uit de weg gaan. Zo’n thema is ongetwijfeld verslaving. Terwijl iedereen er wel eens mee te maken heeft gehad. Soms van aan de overkant van de straat, soms iets dichterbij.
Eigen ervaringen met ‘drugs’
Wellicht, denk ik, omdat wat eraan vooraf gaat, gebruik van roesmiddelen, ruim ingeburgerd is. Om een of andere reden heb ik dat al altijd vreemd gevonden. Op de middelbare school, een ‘nette’ school met strenge regels, viel het mij voor het eerst op dat mijn jaargenoten (al dan niet verdoken) tabak en alcoholische drank gebruikten en in mindere mate softdrugs verhandelden en gebruikten.
Daar snapte ik eigenlijk niets van. Omdat alcoholische drank vies smaakte en alleen al de geur van mensen die rookten misselijk maakte en maakt. Om een of andere reden bleven roesmiddelen lang daarna synoniem voor mensen die een moeilijke tijd doormaakten of het leven niet (meer) aankonden.
Pas toen ik een eind in de twintig was, en onder invloed van trainers sociale vaardigheden die vonden dat op café gaan sociaal was (in plaats van thuis achter de computer te zitten), ben ik beginnen experimenteren met alcohol. Het heeft daarna nog lang geduurd vooraleer ik kon genieten van ‘een glas’. En dan vooral in het bijzijn van anderen, om toch iets te doen te hebben in gezelschap.
Nochtans kende ik alcohol al van veel vroeger. Van grootmoeder bijvoorbeeld: een vissersvrouw die niets gezonder vond voor een kleine jongen als ik om een paar slokken te nemen van haar Guinness met daar een eierdooier aan toegevoegd. Het zou me groot en sterk maken. Het heeft niet mogen baten.
Verslavingen die dichter bij staan
De verslavingen waar ik dan toch (in mindere mate) gevoelig voor zou (kunnen) zijn, kwamen pas veel later.
Verzamelzucht, compulsief bijhouden, bijvoorbeeld. Die verslaving (vooral aan krantenknipsels) heb ik een tijd geleden omgeruild voor het compulsief kartonnen dozen met oud papier vullen en op straat zetten voor de omhaling. Of schermpjesverslaving. Dat komt al dichter, al probeer ik daar creativiteit aan te knopen, en het in te passen in een strak tijdsschema.
Of werkverslaving. Jammer genoeg geldt dat alleen voor betaald werk. De (betaalde) workaholic is, anders dan de toxicomaan, de alcoholist of de gamer, zelfs een man of vrouw met aanzien geworden. Ook al gaat dat samen met ontzettend veel (verdoken) medicatiegebruik en pepmiddelen. De verslaving die ik me dan weer het levendigste herinner, is die uit de lessen rooms-katholieke godsdienst: de ‘seksverslaving’. Urenlang kon de priester-leraar ons daarover onderhouden.
Later heb ik nog wel, in een vlaag van exotisch hulpverlenersenthousiasme, met meer dan onderscheiding een ‘werkstuk’ geschreven over meervoudig gekwetsten met problematisch middelengebruik die door gebruik van ‘drugs van de buitenstaander’ gemarginaliseerd zijn geraakt en zich niet langer aangesproken voelen door de aangeboden hulpverlening’. Maar dat stelde eigenlijk weinig voor. Tot zover reikte mijn ervaring met ‘verslaving’ dus. Tenzij je het begrip uitbreidt tot ‘verslaving aan kritisch tegenover jezelf te staan’, zoals een van mijn vroegere psychiaters mij ‘verweet’.
Verslaafden met autisme?
Net zoals over ouderen met autisme is er ook bitter weinig geweten over mensen met autisme met een verslaving. Soms lijkt het zelfs taboe om over die combinaties te spreken. Kan autisme überhaupt wel vastgesteld worden bij ouderen, omdat elke oudere mens wel rigide, contextblind, drammerig en dyspraxisch is? En is verslaving niet gewoon een uit de hand gelopen repetitieve handeling of een compensatie voor beperkt inzicht in sociale beperkingen?
Een interessante getuigenis die onlangs is verschenen op de community van de Vlaamse Vereniging Autisme, komt van Witte, oudere met autisme en lid van de Toxan-gemeenschap. Witte is daarnaast natuurlijk ook actief zelfstandige, partner, grootvader, een mens van veel vragen en pleegt af en toe een interessante commentaar op deze blog. Waarvoor dank. We hebben ook af en toe contact per mail. Vooraleer iets te schrijven over zijn getuigenis heb ik hem natuurlijk gevraagd om toestemming.
Verslaving en dwanghandelingen
In zijn getuigenis maakt Witte een eerste onderscheid tussen verslaving en dwanghandelingen, omdat die soms op een hoopje worden gegooid. Ook een preoccupatie of ‘fiep’ is volgens Witte geen verslaving.
Witte ervaart dit zo omdat er volgens hem bij een obsessief-compulsieve handeling nog een bepaalde controle is. Dat ervoer hij niet zo in de periode van zijn verslaving. En bij een preoccupatie kan er wel verslaving optreden, maar gaat het meer om routines en rituelen, patronen, maniërismen, en fascinatie voor voorwerpen gelinkt aan autisme.
Mensen kunnen, los van het autisme, volgens Witte verslaafd zijn aan bepaalde stoffen (alcohol, medicatie, verdovende middelen) of aan bepaald gedrag (eetstoornis, gokverslaving, seksverslaving, …).
Verslaving, een hersenziekte
Witte spreekt vanuit eigen ervaring over middelenmisbruik, zijnde alcohol en medicatie. In zijn beleving is verslaving een hersenziekte die in hetzelfde rijtje thuishoort als autisme en schizofrenie. Ze hebben gemeen dat ze in opeenvolgende generaties op quasi dezelfde wijze voorkomen.
Een interessante studie (en van de weinige studies) die Witte citeert is die van de Nederlandse psychiater Bram Sizoo. In het zomernummer van het tijdschrift Engagement verscheen een artikel over zijn ervaringen uit de klinische praktijk.
Diens onderzoek wees onder andere uit dat verslaving tot acht keer meer voorkomt bij mensen met autisme dan bij andere mensen. In zijn artikel vermeldt Sizoo tevens het vermoeden dat mensen die verslaafd zijn of waren en autisme hebben, beter zouden functioneren op sociaal gebied.
Witte ervaart bij zichzelf dat dit wel eens zou kunnen kloppen. Het extra steuntje van stoffen die de affectie positief stimuleren zou de behoefte om sociaal te functioneren gemakkelijker maken. De (niet aanzienlijke) keerzijde van de medaille is wel dat het verslavend effect dat sociaal functioneren dan weer bemoeilijkt en mensen in nesten werkt.
Pijnen door beperkte verbondenheid
Witte spreekt dan ook over een paradox die wellicht nog andere mensen met autisme zullen herkennen. Enerzijds is er een behoefte om sociaal te zijn en sociaal te kunnen functioneren (zoals anderen). Anderzijds bestaat de behoefte om alleen te zijn, en anderen niet nodig te hebben.
In zijn drukke sociale leven in het verenigingsleven was er bij Witte toch steeds dat gevoel er niet echt bij te horen. Er was steeds weer dat gevoel dat er iets ontbrak. Verbondenheid misschien, mee zijn met de rest.
Witte leek er wel betrokken maar er was toch steeds dat gevoel ‘slechts’ getolereerd te worden. Soms als ‘lastpak’. Soms omdat hij iets kon bieden wat de anderen nodig hadden. Bijvoorbeeld hulp bij de examens. Soms als ‘pispaal’ voor de peters. Nuttig maar op momenten dat het erom deed niet nodig.
Dat gevoel er niet echt bij te horen kwam volgens Witte misschien niet zozeer door het gedrag van anderen. Misschien was het een interpretatie, een subjectief gevoel, een perceptie vanuit zichzelf (al dan niet beïnvloed door het nog onbewust autisme).
Effecten van een tijdsgeest
In elk geval leidde dat spanningsveld tussen hem en de anderen volgens Witte tot heel wat lichamelijke, ‘psychosomatische’, klachten. Zoals hartkloppingen en (hoofd)pijn(en).
“In die tijd was het nog niet de gewoonte om bij lichamelijke klachten een oorzaak te zoeken in geestelijke problemen. Een ‘speciale’ dokter bleek later een psychiater te zijn geweest Personen met autisme en verslaafden bestonden in die tijd nog niet. Mensen die veel dronken ja, maar dat waren eerder dronkenlappen of zatlappen. Alcoholist was al een bezwaar beladen woord. ‘Zot zijn’ was gekend en iemand die ‘overspannen was’, ja, dat hoorde ik ook wel eens. Maar voor de rest was alles gehuld in een waas van geheimzinnigheid waarvan mensen niet over spraken en waar ze eigenlijk bang voor waren”
schrijft Witte.
Wie een ‘geestelijk’ probleem had, was in de tijd waar Witte over spreekt rijp voor ‘het gesticht’ of de thuisverpleging (zoals in Geel) en werd niet voor vol aangezien. Het spreekt voor zich dat niemand daar, tenzij het echt nodig was, mee geassocieerd wilde worden.
De huisarts van Witte gaf dus eerst diazepam (valium) om een rustiger gevoel op te roepen. Dat was beter dan hem te beschouwen als iemand met een ‘geestelijke stoornis’.
Van tolerantie naar verslaving
Eenmaal Witte daar een tolerantie voor ontwikkelde, schakelde hij over op chloordiazepoxide (librium), dat vrij verkrijgbaar was. Uiteindelijk kende Witte alle apothekers in de ronde om aan het product te geraken. Om toch maar niet teveel op te vallen.
Uiteindelijk lukte ook dat niet meer en was het middel niet meer zonder voorschrift te krijgen. Met de gekende creativiteit van mensen met een verslaving, ging Witte op zoek naar een nieuw middel, en schakelde over op paracetamol met codeïne (Perdolan).
Op het eerste gezicht een vreemde keuze. Librium is immers een benzodiazepine en Perdolan een pijnstiller. Het ging volgens Witte echter vooral om de versie met codeïne, toen nog vrij verkrijgbaar. Voornamelijk om de ontspannende en sederende werking.
In combinatie met het overdadig gebruik van drank gaf dat een sterk verslavend effect. Om te blijven functioneren in het dagelijks leven, schrijft Witte, waren de inname van hoeveelheden pijnstillers met drank noodzakelijk geworden. Een meervoudige verslaving was vanaf dat moment daadwerkelijk een feit.
Gevolgen voor het dagelijks leven
Zonder teveel in details te treden, schrijft Witte dat het gebruik van alcohol en medicatie in die zijn leven volledig beheerst.
Er is de hunkering, de craving aan het product. Er is de ‘urge’ of drang te gaan gebruiken. Er is ook de angst niet steeds over een voorraad te kunnen beschikken, in combinatie met de angst ontmaskerd te worden. En daarnaast is er de creativiteit in het verstoppen, op alle mogelijke en onmogelijke plaatsen, en de geïnvesteerde energie in het vinden van strategieën om aan het product te komen.
Dat alles maakt dat vrouw, kinderen, werk, zaak en gezondheid in die tijd op de achtergrond verdwijnen in functie van het verwerven en inname van het product.
Verslavingsgevoeligheid
Witte spreekt in zijn getuigenis over het begrip ‘verslavingsgevoeligheid’. Sommige mensen zijn meer gevoelig voor verslaving dan anderen. Die verslavingsgevoeligheid verklaart volgens hem waarom de ene persoon aanzienlijke dosissen van een (verslavend) product of een (verslavende) stof tot zich neemt en er niet aan verslaafd raakt. Terwijl een ander met een veel kleinere of minimale hoeveelheid meteen afhankelijk wordt.
Witte maakt vanuit zijn ervaringen in zelfhulpgroepen ook een onderscheid tussen alcoholisten die drinken in het openbaar (op café bijvoorbeeld) en mensen die vooral verdoken veel alcohol drinken.
Bij de eerste groep lijkt schaamte voor hun gedrag of angst voor afwijzing minder groot te zijn. Volgens Witte zijn het sociale mensen, ook zonder drank, die hun alcoholgebruik niet onder stoelen of banken steken.
Bij de laatste groep is dat heel anders. Zij drinken vooraleer op een sociaal gebeuren, zoals een feest, te verschijnen. Bij hen lijken schaamte en angst om afgewezen te worden wel groot. Bij die laatste groep horen volgens Witte ook vaker vrouwen en mensen met autisme. Ook mensen die aan meerdere middelen of stoffen verslaafd zijn horen volgens hem bij deze groep.
Stabiliseren en negatief gedrag
Witte associeert zich dan ook vooral met de laatstgenoemde groep van mensen die beschaamd zijn en hun misbruik verdoken houden. Hij ziet voor zichzelf en voor mensen binnen deze groep ook weinig mogelijkheid om te ‘genezen’.
Overigens moeten we ‘genezen’ vooral niet te letterlijk interpreteren. Het gaat eerder om ‘stabiliseren’. Want zijn ervaring leert hem dat het aantal mensen dat niet hervalt na dertig jaar erg klein is. Het gezegde ‘alcoholist tot in de kist’ mag dan crue klinken, volgens Witte bevat het (helaas) veel waarheid.
Met het verborgen moeten (of willen) houden gaat volgens Witte ook veel negatief gedrag samen, zoals (een poging tot) leugens en bedrog om toch maar aan het verslavend product te komen. Dit negatief gedrag zou volgens hem ook te vinden zijn bij mensen die verslaafd zijn aan bepaalde medicatie (en mogelijks ook min of meer verdovende middelen).
Witte vermoedt dat er in de groep van verborgen verslaafden ook meer mensen zijn met een ‘comorbiditeit’, dus verslaving in combinatie met bijvoorbeeld autisme of een angststoornis.
Maatschappelijke angsten
Wat betreft medicatie merk ik dat er veel mensen zijn die, bewust of onbewust, grote angst hebben om op een of andere manier verslaafd of minstens sterk afhankelijk te worden van psychofarmaca. Sommige achterdochtige mensen schrijven zelfs hele boeken over samenzweringstheorieën en de ‘onzichtbare hand’ van ‘Big Pharma’.
Net zoals een aantal mensen in mijn omgeving neem ik al een aantal jaar van die medicatie. Telkens ik dat vermeld zijn er altijd wel mensen die dan erg bezorgd zijn om ‘later’. Het is nochtans merkwaardig dat mensen zo’n angst hebben voor ‘medicatie-afhankelijkheid’. Terwijl ze veel minder problemen zien in andere risico’s, zoals overdadig werken, stress, opgelegde schuldgevoelens, pijnstillers, alcohol, tabak en bepaalde andere stoffen. Alleen de afhankelijkheid van internet, seks en aankopen via de televisie lijken evenveel zorgen te baren.
Misschien komt dat doordat er nog steeds een sociale kloof gaapt tussen de zogenaamde ‘burgerdrugs’ (vrij verkrijgbaar, sociaal geïntegreerd en prestatie stimulerend) en de ‘marginale drugs’ of ‘drugs van de buitenstaander’ (vaak op voorschrift of helemaal niet verkrijgbaar of illegaal zelfs)?
Benzo’s
Volgens Witte treedt verslaving aan medicatie alleen op wanneer er bepaalde stoffen in verwerkt zijn, zoals de benzodiazepine en medicatie die opiaten bevatten.
Meestal is dat het geval bij slaap – en kalmeringsmedicatie die aanvankelijk kort wordt voorgeschreven maar waar mensen vaak jaren mee blijven brandjes blussen.
Tijdens bezoeken aan psychiaters is mij steeds verteld dat dit vooral mensen zijn die liever bij hun huisarts blijven en hun (onderliggend) probleem niet willen aanpakken in therapie. Zelf denk ik dat het veel genuanceerder ligt. De juiste medicatie die op lange termijn werkt vinden en intussen blijven functioneren is zeker niet eenvoudig.
Antidepressiva en antipsychotica zouden niet verslavend zijn in de zin dat er een steeds grotere hoeveelheid van het product nodig is om hetzelfde (euforische) effect te bereiken. Ze zouden wel een soort ontwenningsverschijnselen geven bij plotseling stoppen maar de opbouw van de tolerantiedrempel is er dus niet. Ook de ‘craving’, het sterke verlangen om terug te hervallen, zou niet aanwezig zijn.
Je hersenen niet meer in eigen handen hebben
Wat mij wel verrast is dat de ene persoon veel sterker reageert op zo’n chemische stof dan een ander. En dat speelt, naast de verslavingsgevoeligheid, blijkbaar ook een rol om al dan niet verslaafd te geraken.
Blijkbaar wordt er op een bepaald moment, na een bepaalde tijd inname of bij een zo hoge stijging van de dosis, iets verandert in de werking van de hersenen waardoor men, ook na volstrekt afwijzen van de stof, door inname van een kleine hoeveelheid opnieuw die hunkering of craving ervaart.
In gesprekken met ‘non-believers’ en ‘medicatie-sceptici’ heb ik de indruk dat vooral dit spookbeeld van de eigen hersenen niet meer in de hand hebben hen de stuipen op het lijf jaagt.
Persoonlijkheidsverandering
Zelf vind ik het idee dat ik mijn hersenen volledig onder controle zou hebben een beetje gek, maar het is zeker zo dat mensen die verslaafd worden (voor de buitenwereld) een persoonlijkheidsverandering kunnen ondergaan.
Witte schrijft bijvoorbeeld dat de positieve eigenschappen minder aan bod komen en de negatieve eerder extremer worden. Een depressief persoon zal zich veel sneller aan zelfbeklag overgeven en emoties leiden tot sterk overdreven reacties.
Op zoek naar hulp
In zijn getuigenis beschrijft Witte de periode van zijn verslaving als ‘de donkerste periode die ik heb meegemaakt in mijn leven’. “Zo’n leven heeft nog weinig positieve waarde en het is dan ook niet verwonderlijk dat gedachten opkomen om er maar een eind aan te maken”, schrijft hij.
Na de zoveelste crisis, 28 jaar terug, heeft Witte gelukkig de moed gehad om hulp te zoeken (in een centrum geestelijke gezondheid), en het geluk ze ook te hebben gevonden (bij een psychologe).
De eerste tijd, de eerste jaren, waren er wekelijk gesprekken. Nadien is de frequentie verminderd. Tot op vandaag gaat Witte om de twee maand op psychiatrisch consult. Al is dat nu volgens hem eerder in verband met het autisme en de angst.
Om te vermijden dat de verslaving het overneemt, ziet Witte daarom geen andere mogelijkheid dan zich volledig te onthouden. Het minderen van gebruik biedt volgens hem geen optie. Vooraleer op zoek te gaan naar hulp heeft hij dit immers verschillende keren al zelf geprobeerd. Tevergeefs.
Een motivatie om te breken met de verslaving was volgens Witte de drang om controle te herwinnen en deels ook om te bewijzen tegenover zijn omgeving en psychologe dat hij geen ‘alcoholist’ was.
Dat begon met het stoppen van alcohol. Tot hij een jaar later het plan opvatte om één glas wijn te drinken ’s zondags bij het eten. Er was volgens Witte immers bewezen, na een jaar, dat er geen sprake meer was van alcoholverslaving.
Behalve het autistisch opvatten van het concept ‘één glas’ (en het absolute recht erop), had dat ook tot gevolg dat het alcoholisme al snel (na enkele weken) terug kwam.
De filosofie van de twaalf stappen
Tot hij op een dag thuis stootte op een vrouwentijdschrift, opgelegd bij een artikel waarin stond dat alcoholisme niet te genezen is maar alleen gestabiliseerd kan worden.
Niet lang daarna trad Witte toe tot de zelfhulpgroepen Toxan en AA, waar de filosofie van de ‘Twaalf Stappen’ als leidraad wordt gebruikt.
Die Twaalf Stappen houden volgens mij in: toegeven dat er een probleem is, bereid zijn hulp te aanvaarden, jezelf op een authentieke wijze evalueren, vertrouwelijk erover spreken met anderen, bereid zijn zelf te veranderen, berokkende schade herstellen en als laatste stap werken met anderen die willen herstellen.
Als ik de brochure over de twaalf stappen als (relatief) ‘niet-verslaafde’ lees, komt het me soms erg religieus over. Maar wie het niet té letterlijk neemt (wat wel eens een risico kan zijn voor iemand met autisme) zal het waarschijnlijk veel helpen.
De Twaalf Stappen en autisme
Witte schrijft dat hij zeker de eerste vijftien jaar de filosofie van de Twaalf Stappen op eenzelfde wijze beleefde als de rooms-katholieke godsdienst uit zijn kinderjaren, waarin angst de boventoon voerde.
Daarbij speelde autisme een zekere rol. Zoals Witte in de godsdienst een goede, zeg maar perfecte gelovige wou zijn, wou hij naar eigen zeggen in de Toxan-zelfhulpgroep een ‘perfecte toxicomaan’ zijn. ‘Want ik wilde er zo graag bij horen’, voegt hij eraan toe. De angst om afgewezen te worden was zo pervasief dat Witte doelen stelde waaraan hij niet (op dat moment) niet kon voldoen.
Zo schreef hij zich naar eigen zeggen bij de Vierde stap (het opmaken van een morele balans van het eigen leven) karakterfouten toe die ofwel niet zo expliciet waren of zelfs niet aanwezig waren. Mettertijd werd het duidelijk voor hem dat autistisch denken & handelen en de optredende randpsychotische ervaringen geen karakterfouten waren, maar eerder een gevolg van de autismespectrumstoornis enerzijds en een angststoornis anderzijds.
‘Stilaan mocht ik zijn wie ik was’
Zijn interpretatie van de Twaalf Stappen heeft volgens Witte in de loop der jaren dan ook een hele verandering ondergaan. In zelfbeeld, in angst om niet te voldoen voor de omgeving, en in omgaan met dogma’s en schuldgevoelens.
“Stilaan mocht ik van mezelf zijn wie ik was. Stilaan verdween de angst voor afwijzing” schrijft hij. Al voegt hij er meteen aan toe dat die angst nog dikwijls heel bepalend is en denken en zeker doen nog steeds diepgaand beïnvloed.
Jezelf graag zien, leren leven met beperkingen in draagkracht en sociaal omgaan, mogen zijn wie je bent, niet oordelen, fouten mogen maken, fouten durven zien, bereid zijn ze te corrigeren … het is iets waar weinig mensen, zeker als er autisme bij komt, mee overweg kunnen.
Dat toegeven vergt volgens Witte wel wat trots, maar uiteindelijk moeten we er ons toch bij neerleggen.
Naar ‘juist’ herstel
Uit onze diverse contacten per mail heb ik ervaren dat Witte de filosofie van de Twaalf Stappen vooral als een levenswijze beleefd, een denkwijze die universeel is en die hij terugvindt in diverse godsdiensten maar eveneens in diverse methodes van psychotherapie en coaching. Niet als betutteling of vermanende, beschuldigende werkwijze maar als positieve levensopdracht.
Witte spreekt dan over ‘herstel’ in plaats van genezing. Een term die opgang maakt in allerlei therapiegroepen. Vaak als excuusterm, een vorm van correct denken. Soms wordt de herstel-idee ook werkelijk toegepast.
Dat herstel vindt bij Witte plaats in een zelfhulpgroep. Maar, voegt hij er aan toe, “Het woord zelfhulpgroep bevat het woord ‘zelf’, wat betekent dat we uiteindelijk zelf de regie in eigen handen hebben van ons leven. Tenminste in de mate dat onze geest nog voldoende gezond is.”
Witte spreekt ook over ‘juist’ herstel. In het ‘rode boekje’ (waarin de Twaalf Stappen staan beschreven) staat immers: ‘… als we maar op de juiste manier naar ons herstel worden geleid’. De weg naar herstel is dus voor iedere verslaafde, iedere toxicomaan in dit geval, anders. Geen mens, geen verslaafde, is dezelfde.
Zoals Witte in een mail terecht schrijft:
“We hebben elk onze eigenheid, onze eigen opvoeding, onze eigen ervaringen. Ieder beleeft die stappen op zijn manier. Wat een goed advies kan zijn voor de ene persoon is misschien slecht voor een ander, of zelfs onmogelijk. Ik heb me in de loop der jaren adviezen en tips laten opdringen die niet geschikt waren maar die ik wel probeerde uit te voeren. Want ik wilde toch vooral een ‘goed’ lid zijn of worden. Ik heb me ook dikwijls bezondigd aan het adagio: ‘als je maar iets meer doet dan je best, dan lukt het wel’. Of nog: als je maar braaf genoeg bent (de regels goed genoeg volgt), kom je ooit wel in de hemel.”
Wat wellicht voor veel mensen herkenbaar is. Toch wordt er dikwijls geen rekening gehouden dat ‘je best doen’ voor iedereen anders is. Dat ‘je best doen’ op een moment ophoudt. Dat ‘dat beetje meer’ er niet meer bij kan. Dat sommige inspanningen al gedaan zijn maar niet gezien worden. Elkaars inspanningen vergelijken of er uitspraken over doen heeft dus weinig zin.
Terugkeer van de menselijkheid
Volgens Witte verdwijnen de verschijnselen bij het stoppen geleidelijk aan en komt de ‘menselijkheid’ terug. Zoals Witte schrijft, is het waarschijnlijk een proces van vele jaren en een restauratieproces om de (min of meer) ruïne terug leefbaar te maken. Als dat tenminste het juiste beeld is.
Bij zichzelf bleek dat echter niet zo te gaan.
“Bij mij moest mijn vrouw echter vaststellen dat ik nog steeds dezelfde was, een moeilijk mee te leven man. Ik begrijp dit zelf niet, maar stelde het wel vast. Mijn evolutie was niet dezelfde als bij anderen. Veel later ben ik gaan begrijpen dat dit mijn autisme was,” schrijft Witte.
“Daarmee dat ik ook wel eens zeg: ‘mijn zonden zijn mijn zonden niet’ “. Hoewel hij er meteen aan toevoegt dat dit hem toch veel verdriet heeft gedaan.
Technologieverslaving
Verslaving hoeft natuurlijk niet alleen te draaien rond middelen of stoffen. Er zouden meer dan dertig verschillende soorten verslaving zijn tegenwoordig.
In grote lijnen zijn ze in te delen in verslaving die betrekking hebben op het individu, op de omgeving of op de maatschappij. In de eerste categorie vinden we bijvoorbeeld ook filmverslaving, plastische chirurgieverslaving, werk -, koop – en koffieverslaving). Bemoeizorgers en – zuchtigen, die ook in hun privéleven anderen voortdurend willen ‘helpen’, vallen in de tweede categorie. En de derde categorie, dat zijn mensen die verslaafd zijn aan het (zure of betuttelende) reacties posten op (kranten)fora, opinieartikelen schrijven, en blogs vullen.
In teksten rond autisme & verslaving lees ik vooral over technologieverslaving bij jongens en over eetstoornissen bij meisjes. In het boekje ‘Nodeloos Gevangen’ beschrijft autiste Baukje van Kesteren haar eetstoornis. Ze beschrijft dat ze hiermee kampte vooraleer ze wist van haar autisme. Ze schrijft onder andere ook over haar ervaringen tijdens de behandeling.
Als het anderzijds over technologieverslaving gaat wordt er behalve over dominant internetgebruik ook gesproken over de invloed van offline-gaming, computergebruik, geen controle hebben over het gebruik van sociale media (waaronder Facebook), overdreven televisie kijken, sms’en bij mensen met autisme; Kortom, extreme vormen van bereikbaarheidsdwang (of overzicht willen houden over informatie?).
Nochtans krijg ik vaak de indruk dat uitspraken eerder op een generatiekloof en andere communicatiestijl dan op een verslaving duiden. Met de computer en internet zijn mijn sociale vaardigheden, technieken om oplossingen te vinden, mijn zelfbeeld en communicatie enorm toegenomen. Niet dat virtuele communicatie zoveel vlotter en zonder valkuilen verloopt, maar er is toch iets minder stress. Tenzij dan op sommige fora natuurlijk.
In het beste geval kan dat ook leiden tot stressvrije gesprekken ‘in levenden lijve’. Als dat zo is, des te beter, maar het blijft toch eerder zeldzaam. En als ik die leuke gesprekjes heb, dan zeker niet op café.
Zolang het niet gaat om dwangmatig gamen, voortdurend hunkeren naar pornosites of chatverslaving zou ik dus niet spreken van een schermverslaving. Wie echter niet zonder het voetbal, de belspeldel, het vragenuurtje van de premier of een of andere soap op televisie kan zonder in woede uit te barsten … ja, dan is toch al randje verslavend.
Redelijke aanpassingen in de behandeling
Doorgaans gebeurt de behandeling van mensen met een verslaving in een vorm van groepsbijeenkomsten. Dat kan een probleem vormen voor mensen met autisme. Vanuit eigen ervaringen met groepstherapieën kan ik me dat goed inbeelden. Maar het zal wellicht, zoals Witte voor zichzelf aangeeft, niet voor iedereen zo’n bezwaar vormen.
Voorlopig wordt er echter niet veel rekening mee gehouden. Iedereen moet bij wijze van spreken door dezelfde deur. En geen rekening houden met het autisme geeft soms spanningen en merkwaardige situaties.
Zo beschrijft Witte dat mensen uit de zelfhulpgroep Toxan in momenten van crisis of hoge nood aangeraden wordt telefonisch contact op te nemen met iemand uit de groep. Die werpt hen dan bij wijze van spreken een boei toe, en trekt hen terug in de juiste boot.
“Maar telefoneren met iemand zo maar, zonder dat er iets concreet te melden valt, is voor mij heel moeilijk,” schrijft Witte terecht. Overigens, gewoon telefoneren naar iemand die ik slechts ken uit een zelfhulpgroep zou voor mij al nauwelijks overbrugbaar zijn. Maar Witte was op dat moment blijkbaar zo bezig met een concrete reden verzinnen dat zijn vrouw er tureluurs van werd.
Autisme en verslaving
Witte stelt zich al lang de vraag, schrijft hij, of er bij alcoholisten en toxicomanen niet meerdere personen met autisme zijn. In zijn ervaring zijn er inderdaad een aantal onder met autisme.
Autisme beïnvloedt volgens Witte op verschillende momenten, zowel in het verslaafd raken, de beleving ervan, de behandeling als het afstand nemen van of breken ermee. Het fanatiek breken, stoppen geeft hij aan als een van de invloeden van zijn autisme.
“Eerst was er de obsessie van het nemen. Nadat de knop was omgedraaid was er de obsessie van het niet nemen”,
schrijft hij treffend. Eenmaal hij de rug toegekeerd had tot pijnstillers, wilde hij dan ook geen enkele pijnstiller meer nemen. Zelfs al had hij heel veel hoofdpijn. Alles was zwart-wit, alles of niets. Geen pallet van grijswaarden.
“Soms was mijn vrouw kwaad wanneer ze zag dat ik weer zo’n last had van die hoofdpijn en ik geen enkele pijnstiller wilde nemen. Later besefte ik dat dit niet de juiste manier van doen was.”
Tot slot: van angst via duidelijkheid naar vertrouwen
Maar het was ook de duidelijkheid die hij nodig had die Witte met autisme associeert. “Wat betreft drank is dit uitvoerbaar en eenvoudig. Gewoon niets meer. Wat medicatie aangaat, ligt dit veel moeilijker. Er is daar wel een grijs gebied.”
Maar ook in dat grijs gebied wilde Witte een duidelijk afgelijnde grens gedefinieerd zien. Samen met zijn vrouw vond hij die. Bij meer dan 38°c koorts was een koortswerend middel of een pijnstiller gerechtvaardigd. Duidelijk en afgebakend.
Eenmaal dat grijs gebied geen angst meer inboezemt en duidelijk is, vermindert volgens Witte ook de angst, en wordt zijn leven en ook hijzelf aangenamer. De angst lijkt stilaan plaats te ruimen voor vertrouwen. Vertrouwen in zichzelf en in anderen.
Wat betreft medicatie moet ik persoonlijk toch de ervaring meegeven dat de mij ooit voorgeschreven medicatie zoals Abilify of Sipralexa (Om de 2 recentste te noemen – voor de rest liggen er nog wel wat begonnen doosjes in míjn kast) bij mij mij nooit voor iets geholpen hebben)
Ik ervoer gewoon steeds meer hoofdpijn dan tevoren.
De laatste keer kreeg ik de raad om door te bijten – toch zeker voor een maand of 2) en dan klaar je natuurlijk voor een maand of 2 niet, want je mag niet van de dokter, je verbijt de pijn gewoon.
Wat ik dan later wel las in een medisch verslag van die dokter dat mij onder ogen kwam, was de boude “vaststelling” : zie je wel door door te bijten klaagt hij niet meer.
Dat mijn gevoel van onbehagen voor 100% hetzelfde bleef, en dat ik dat ook elders geuit had, werd in deze gewoon genegeerd en in een andere discussie uitgelegd in het “niet willen” of “niet kunnen” toepassen van wat ze mij toch maar wilden aanleren.
Overigens kan ik ook wel eens een drankje genieten maar toch niet in die mate dat ik niet meer weet van wat hout pijlen maken.
Achteraf bekeken is, voor mij althans, gebleken dat de (klassieke) aanpak door psychiaters niet de juiste is, meer zelfs: die wil gewoon bewijzen dat de aanpak wél correct is, maar dat het de aanname door de patiënt is die in gebreke blijft.
Als medicatie er dus maar is om een placebo effect te scheppen neem je ze beter niet.
Liever afzien van hoofdpijn en er niets tegen nemen, dan medicatie voorgeschreven krijgen en toch nog afzien van de hoofdpijn.
Tenzij je echt met psychotische gedachten rondloopt, waar anderen schade van ondervinden, voor het louter gevoel van onbehagen door het zich onbegrepen weten, ben ik er persoonlijk van overtuigd dat de kracht uit het “zelf” moet komen.
Medicatie zal evenmin als middelengebruik de oplossing zijn.
Moet men dan nog naar een psycholoog gaan? Moeilijke vraag. Ik ben van oordeel dat dit niet altijd noodzakelijk is. Open contacten in een zelfhulpgroep zijn volgens mij al even belangrijk, zoniet belangrijker, want daar is het mogelijk in contact te treden met mensen die écht ervaren hoe jij het ook ervaart.
LikeLike
De wisselende kwaliteit, de illegaliteit, de gekende neveneffecten op korte termijn en de onzekere en uiteenlopende effecten voor de gezondheid op langere termijn zijn al een reden om er niet mee te beginnen. Als alcohol rust brengt, zou ik het alvast niet overdrijven. De auteurs die je vernoemd ken ik maar bij hen gaat het toch vooral over bewustzijnsverruiming, en dat kan bv ook door meditatie.
LikeLike
Grijs gebied Ja ja.
Na 75 jaar herkend dat ik een autist ben en dat alcohol helpt om tot én rust én inzicht te komen over dat gegeven.
En zoals met alles je moet het niet overdrijven.
Maar de vertraging van het denk en voel proces is weldadig als je dingen gedachten en gevoelens wil uiten.
Ook vriendin Marijuana is zeer werkzaam bij adhd of autisme.
Over L.S.D. zal ik het maar niet hebben dat is niet voor watjes maar 100% effectief.
Google maar eens op LSD therapie.
Lees Huxley.
Dr John Lilly
en Timothy Leary
Maar helaas daar heeft de iPhone jeugd geen tijd geduld en bootschap meer aan.
Jammer het kan de wereld nog steeds verbeteren.
Founder
LikeLike
Medicatie bij autisme onderkend: http://www.autism-site.com/autism-site/index.php/37-news/latest-news/122-medicatie-bij-autisme-onderkend & http://www.tijdschriftvoorpsychiatrie.nl/assets/articles/54-2012-10-artikel-Singh.pdf & https://nl.wikipedia.org/wiki/Baclofen
LikeLike