Fantastische Farma …
We leven in een fantastisch farmaland. Met zo’n uitspraak als begin moet je als boek wel opvallen. De meeste titels over medicatie, zeker als daar nog eens psychologie bij komt, zijn niet meteen boeiend om te lezen, laat staan genuanceerd. Maar dit is een ander boek, dacht ik. Uit interesse – ik ben zelf ervaren gebruiker – nam ik het dus mee. Ik lees immers ook wat nog heel wat anders dan boeken rond en over autisme.
Het best bewaarde geheim
In ‘België, fantastisch farmaland’ geeft Leo Neels, voormalig algemeen directeur van Pharma.be, in elk geval, zij het op zeer diplomatische wijze, een blik achter de schermen van die farmaceutische sector.
Het best bewaarde geheim van België, volgens voorzitter van de Europese Raad Herman Van Rompuy. Onder andere omdat vijf op de honderd essentiële geneesmiddelen wereldwijd in België zijn ontwikkeld.
Soms vragen outsiders wel eens of de makers en verkopers van pillen wel weten waar ze mee bezig zijn. Niemand minder dan Albert Einstein zou daarop antwoorden: “We zouden het geen onderzoek noemen, als we wisten waar we mee bezig waren”.
De prijs van de gezondheid
Het citaat komt dan ook, niet zonder reden, in de inleiding voor. Net zoals de vaak gestelde vraag of gezondheid wel een prijs mag hebben. Het antwoord is duidelijk ja, al is de prijsberekening erg complex. Er zijn bovendien nog veel aandoeningen waar geen behandeling voor is.
Neels heeft het onder andere over de turbulente historie van de gezondheidszorg en de niet zo vanzelfsprekende ziekteverzekering in ons land. Steeds meer Belgen stellen hun doktersbezoek uit, omdat ze het niet kunnen betalen. Aan de andere kant worden nieuwe therapeutische oplossingen geblokkeerd met ‘sloganeske eisen’ als privatisering.
Het blijft ook moeilijk, stelt Neels, voor ‘gewone mensen’ te aanvaarden dat er bedrijven zijn die geld verdienen aan zieken door medicatie te maken en te verkopen. Terwijl ziekenhuizen, rust – en verzorgingscentra, voorzieningen en gezondheidsadministraties en ziekenfondsen ook winst maken.
De waarde van een geneesmiddel
Sommigen vinden de winst van ‘Big Pharma’ overdreven, terwijl ze eigenlijk relatief bescheiden is. Dit is volgens Neels eerder een stellingenoorlog, met weinig oog voor het lange en dure onderzoek, de zorgzaamheid voor het betere geneesmiddel voor de patiënt de verhouding succes-mislukking en de lange administratieve weg.
De weg van geneesmiddel van onderzoek tot bij de patiënt wordt in dit boek vrij helder uitgelegd. Ook de wijze waarop de prijs van een bepaald geneesmiddel wordt berekend, wordt beschreven. Dat is iets anders dan de waarde ervan. De waarde zal voor iedere patiënt anders zijn, maar hangt ook af van het ‘therapeutisch voordeel’.
De prijs en de octrooien
De prijs wordt bepaald door onder andere het profiel van het doelpubliek (massa of eerder gepersonaliseerd), de kost van het onderzoek en productie en de distributiekost spelen een rol. Ook de verhouding van bedrijf en voorschrijvende arts komt ter sprake.
“In het verleden hebben farmaceutische bedrijven met veel overdrijving hun geneesmiddel kenbaar gemaakt naar de artsen. De verwijten van ‘wining and dining’ en van ‘snoepreizen’ stammen uit die tijd: men gebruikte marketingtechnieken uit de wereld van de handel in banale consumentengoederen. Terecht kwam hierop maatschappelijke kritiek. Aansporingen die de indruk kunnen werken dat ‘voorschriften te koop’ zijn, zijn niet aanvaardbaar”, reageert Neels hierop.
Toch hebben farmabedrijven volgens de auteur ook een verantwoordelijkheid om nog meer aan maatschappelijke debatten deel te nemen.
Hij schrijft vervolgens over octrooien, en het (bijna) perfecte huwelijk tussen geld en genie. Met een octrooi verzekert iemand die iets ‘uitvindt’, van een nieuwe kroonkurk of een levensreddend geneesmiddel, zich van het exclusieve recht om gedurende een bepaalde periode zijn uitvinding te commercialiseren. Op een bepaald moment stopt die periode, dan kan het geneesmiddel generisch verkocht worden.
Ook het moeilijke maar noodzakelijke debat over het geneesmiddelenbudget komt aan bod. Evenals de evenwichtsoefening tussen conflictueus en harmonieus geneesmiddelenbeleid en het bewegende universum van de evidence based medicine.
Een gedesoriënteerde patiënt op een voetstuk
Het interessantste stuk in het boek is toch het stuk over de patiënt, volgens Neels deels geïnformeerd en deel gedesoriënteerd.
Vroeger waren patiënten overgeleverd aan een paternalistische relatie met hun arts. ‘Mijnheer Doktoor’ was samen met de notaris en de pastoor een van de notabelen. Dokters werden onderdanig gevolgd. Die tijd lijkt grotendeels voorbij.
Nochtans zijn er veel dokters, en patiënten, die nog in die tijd leven en/of er heimwee naar hebben. Het zijn patiënten die ook andere hulpverleners, zoals psychotherapeuten, met vertrouwen benaderen én volledig volgen. Toch zijn ze toenemend in de minderheid. Eerder dan artsen zijn apothekers nu een direct aanspreekpunt geworden wat betreft medicatie en de keuze van geneesmiddel.
Meer zelfs, de patiënt wordt volgens Neels op een voetstuk geplaatst. Patiënten krijgen meer toegang tot medische informatie die meer en meer gevulgariseerd wordt en lijken zelf arts te worden.
Wat echt is en wat niet
Vandaag kijkt een patiënt eerst op google of raadpleegt een app, en vertrekt met deze informatie naar zijn huisarts. Of meteen naar de apotheker. Daarbij kan die patiënt, volgens de auteur, steeds moeilijker weten wat echt is en wat niet.
Een goede vuistregel is volgens Neels: “Radicale, ongenuanceerde informatie over geneesmiddelen of therapieën is zelden adequaat. Bijna nooit gaat het in de geneeskunde immers om miraculeuze zaken, het gaat meer om moeizaam verworven vooruitgang. Ongenuanceerde gezondheidsinformatie inspireert eerder angst en onzekerheid.”
Wat echt is en wat niet
Patiënten zoeken ook steeds vaker hun eigen weg naar elkaar. Ze wisselen informatie met elkaar over medicatiegebruik en de neveneffecten. Via allerlei besloten of openbare fora.
Een ander fenomeen is dat patiënten zelf trachten te voorspellen voor welke ziekte zij risico lopen, zichzelf gaan diagnosticeren, niet trouw blijven aan hun medicatie of zelfs ermee gaan experimenten naargelang ze zich goed of slecht voelen.
Anderzijds komen mensen ook steeds meer op tegen therapeutische hardnekkigheid, het blijven voorschrijven of toedienen van medicatie terwijl het eigen niet meer helpt.
Tot slot
België, fantastisch farmaland is een boek met interessante stukken maar het is ook veelzeggend over wat er niet staat. Over de belangen bij farmacotherapie in de psychiatrie bijvoorbeeld wordt er niet gerept. Al heeft dat misschien meer te maken met psychiatrie en/of geestelijke gezondheidszorg dan met de farmaceutische sector.