Aan het (interim)werk … Bart, magazijnmedewerker met autisme
Werk zoeken, bijvoorbeeld als je autisme hebt, kan op verschillende manieren. De meeste mensen vinden een baan via hun sociale netwerk, langs informele weg. Anderen proberen het via solliciteren, door deel te nemen aan examens, of blijven na een proefstage. Een andere, minder voor de hand liggende manier om aan werk te komen is via een interimbureau.
In Aan het werk brengt Tina De Gendt een aantal getuigenissen bijeen van uitzendkrachten die al een tijd aan de slag zijn. Het zijn uiteenlopende verhalen, van pas afgestudeerd tot gepensioneerd, van flexwerker tot herstarter, van knelpuntberoeper tot nieuwkomer. Variatie genoeg dus, al lijkt het af en toe wel een publiciteitsfolder voor de interimsector. Een beetje kritischer had dus wel gemogen, maar veel boeken rond werk (en niet alleen voor mensen met autisme) zijn in dat bedje ziek.
‘Als je niet kan solliciteren, klop je best aan bij je interimkantoor’
Eén van de verhalen is dat van Bart (22), magazijnmedewerker en student, met autisme. Hij is (uiteraard) positief over de interimsector (of zo moet blijken) : “Als je niet goed bent in sollicitaties zoals ik, is interim de beste manier om toch aan werk te geraken”, aldus Bart.
Je kan er uiteraard ook voor kiezen om aan te kloppen bij een van de centra voor beroepsopleiding of andere centra die je helpen om te solliciteren, of zelfs meegaan. Dat ziet Bart echter helemaal niet zitten.
Hij wil zich niet schamen voor zijn autisme, en zegt het wanneer het nodig is. “Ik wil niet dat ze zich afvragen waarom ik raar doe”, zegt hij. Bovendien is het altijd al een deel van hem geweest en zal het altijd een deel van hem blijven. “Als anderen dat niet willen zien, is dat jammer voor hen”, stelt hij. Niettemin heeft hij wel bedenkingen bij mensen die zogenaamd zijn autisme meteen aanvaarden. “Meestal zeggen de mensen dat ze het geen probleem vinden dat ik autisme heb. Tot ze er in de praktijk mee geconfronteerd worden.”
‘Autisme is geen excuus, geen uitvlucht voor je gedrag’
Op zijn zeventiende kwam Bart in contact met een interimkantoor. Hij had nog nooit voorheen gewerkt en nu was hij, via een vriend, aan een baan in een autobandenbedrijf geraakt. Hij had de diagnose autisme toen al, maar had zich voorgenomen zijn autisme niet te gebruiken. “Ik zou niet toelaten dat autisme nog verder mijn leven beheerste. Ik wilde het niet langer als uitvlucht gebruiken voor mijn gedrag” vertelt hij in het boek van Tina De Gendt.
Bart was zich al heel vroeg bewust dat hij anders was dan de anderen. Op zijn achtste kreeg hij de diagnose autisme. Daarna volgde een erg moeilijke kindertijd en adolescentie. “Bart had veel structuur nodig, nam alles persoonlijk, had het moeilijk met humor, kon moeilijk om met drukte en sloot zich af van anderen”. In zijn adolescentie evolueerde zijn anders-zijn naar agressie, waardoor hij opgenomen werd.
Het nieuwe leven na een jaar MPI
Een jaar behandeling in een Medisch-Pedagogisch Instituut veranderde naar eigen zeggen zijn leven. “Voordien was ik agressief en onberekenbaar. Na dat jaar voelde ik dat ik klaar was om mijn weg te vinden in de maatschappij”, aldus Bart.
Bart zette dan ook alles op alles om in de samenleving te integreren. Toch was hij niet helemaal gerust in zijn stap naar de arbeidsmarkt. Hij gooide dat ook meteen op tafel toen hij zich in het interimbureau presenteerde. De interimkracht stuurde hem niet wandelen, zoals veel van zijn collega’s, maar luisterde en verzekerde hem dat hij hem zou steunen.
Kennis maken met de werkvloer … schelden, roepen, drukte, … het echte leven
Toen hij zijn eerste vakantiejob bijna binnen had, liep het bijna mis. De werkgever wilde hem niet aannemen wegens medische ongeschiktheid. Bart had epilepsie, maar hij had tevens certificaten dat die volledig onder controle was. Met bemiddeling van de uitzendkracht kon Bart toch, vlak voor hij achttien werd, aan de slag als magazijnmedewerker. Dat was flink wennen voor Bart, die eerder beschermd was opgevoed. Zoals vaak voorkomt in werkomgevingen, schold iedereen iedereen uit, was het er erg druk, waren collega’s grof … kortom het echte leven.
Bart werkte hard, beet door, ook bij moeilijke momenten, en deed er zomer na zomer een vakantiejob, terwijl hij verder studeerde in toegepaste informatica. In die studies verliep vooral het contact met medestudenten en de chaotische omgeving van het hoger onderwijs heel moeizaam. Na een jaar besloot hij het dan ook over een andere boeg te gooien en avondonderwijs te volgen. Zeer tegen de zin van zijn ouders, die hem verplichtten te gaan werken voor zijn studies. Zo gezegd, zo gedaan. Bart werkte overdag en ging ’s avonds naar de les.
Als het wat minder loopt, en je klopt terug aan bij je interimkracht …
Dat werken liep aanvankelijk veel moeilijker dan verwacht. Bart vond weliswaar een baan maar werd een paar dagen voor het einde van zijn zes maanden proefperiode aan de deur gezet. Dat kwam zo hard aan dat hij er enkele maanden van thuis bleef. Ondertussen bleven de rekeningen komen, en Bart ging aan het lenen. De financiële put werd steeds groter en Bart moest nu wel dringend op zoek naar werk.
Wanneer Bart zijn interimkracht terug contacteerde, was die laatste veel minder vriendelijk. “Hoezo, Bart, zei die, je hebt al meer dan een jaar niets meer laten weten, en nu wil je plots dringend werk? Zo gaat dat niet bij ons!” Op een of andere manier wist Bart het toch uit te leggen, en bleek de uitzendkracht bereid om hem nog één kans te geven. Hij mocht terug naar het bedrijf waar hij met een vakantiejob begon.
Intussen werkt Bart ruim een jaar met een tijdelijk contract. Zijn coping-vaardigheden zijn volgens het interview in die tijd flink op vooruit gegaan. Hij hoopt op een vast contract maar dat is er voorlopig nog niet. Toch ervaart hij zelf een groot gevoel van werkzekerheid. In de sector van informatica ziet Bart niet meteen kansen. Het solliciteren is voor hem een belangrijke drempel. “Als ik mezelf moet voorstellen, bevries ik”, zegt hij.
Tot slot … enkele bedenkingen over het boek en interimwerk als ‘springplank’
Het verhaal van Bart heeft zowel positieve als minder positieve wendingen. Zo zijn de interimkrachten die zo’n, op het eerste gezicht grote empathische houding hebben eerder dun gezaaid. Doorgaans weet de interimsector niet goed wat te doen met ‘moeilijk plaatsbare profielen’. Daarnaast heeft interimwerk natuurlijk zowel voor – als nadelen, als het gaat om flexibele inzetbaarheid en gevolgen voor sociale rechten.
Ook de impact op het leven naast het werk blijft in dit verhaal, zoals in de meeste verhalen over werken met autisme, onbelicht. Dat is trouwens ook het geval bij de andere verhalen in het boek ‘Aan het werk”. Werk wordt daarin vaak als een springplank voorgesteld, maar er wordt zelden bijverteld waarnaar gesprongen wordt. Het lijkt wel of dat steeds ‘in het diepe’ is, in het onbekende, zonder enige zekerheid op een beter leven, of zin van werk. Een sprong naar een eerder leeg bestaan dus. Of toch voor wie gaat voor leefbaar werk en werkbaar leven.
Aan het werk: een job als springplank / Tina de Gendt (Lannoo, 2016)
Interessant om lezen, dankjewel om me te wijzen op het bestaan van dit boekje en hoe jij het thema ziet uit eigen ervaring
LikeLike