‘Hoe is het voor u man te zijn met autisme?’ … autisme en gender

Het is een vraag waar ik al lang over twijfel om ze jou te stellen, begint Lana (tot vorig jaar Lander), lezeres van deze blog, haar mail naar mij. “Als ik de vraag stel aan mannen met autisme die ik ken, krijg ik meestal een nietszeggend antwoord. Ze vinden het misschien niet belangrijk, of ze zijn verlegen omdat het zo dicht bij hun kern komt, zo intiem is. Het lijkt voor veel mannen met autisme (te) moeilijk om op een respectvolle en verstaanbare manier over hun genderbeleving en seksualiteit te praten of schrijven. Eigenlijk zijn alle mannen daar niet zo goed in, maar zij voeren dan ook de patriarchale cultuur aan die onze samenleving domineert.”
Uiteindelijk heeft Lana dus de moed gevonden om mij te mailen. “Ik zou graag van je weten hoe het voor jou voelt, hoe het voor jou is, om man te zijn, en tegelijk autistisch, of autisme te hebben?”.
Om te beginnen vind ik het niet gemakkelijk, wellicht net als veel mannen met autisme, over mijn mannelijkheid en de verhouding tot mijn autisme, te schrijven. Ik wil zeker niet ontkennen dat mijn mannelijkheid één van de invloeden is op de manier hoe ik autisme zie, en hoe ik mezelf als mens met autisme zie.
Toch vind ik het moeilijk mezelf als ‘mannelijk’, als ‘man’, te zien, laat staan dat ik de vinger kan leggen op de invloed daarvan op wie ik ben en op mijn autisme, en andersom. Ik beschouw mij alvast niet als deel van een patriarchale cultuur, en kan mij moeilijk associëren met het mannelijk gedrag dat daarmee wordt geassocieerd.
Ook de idee dat autisme extreem mannelijk zou zijn, is iets dat ik moeilijk kan verstaan, en dus in vraag stel. Tegenwoordig zijn er ook al onderzoekers geweest die beweren aangetoond te hebben dat de idee van extreme mannelijkheid geen steek houdt. Het is ook bizar omdat ik zie dat een aantal mannen met autisme net ‘vrouwelijker’ (minder typisch mannelijk) worden aanzien. Zeker als ze de sociale etiquette onder mannen minder goed beheersen of aanvoelen.
Wat er ook van zij, ik zie mezelf vooral als een geheel van invloeden, een mens, en één van de invloeden is mijn mannelijke biologie. Met het grootste deel van mannelijk gedrag kan ik me minder associëren.
Ik vind het dan ook vaak moeilijk met mannen om te gaan of me ‘volgens de mannelijke etiquette’ te gedragen, hoewel ik niet twijfel over mijn lichamelijke mannelijkheid. Daarnaast vind ik het ook lastig om in onze samenleving geconfronteerd te worden met veel misselijk makende en beschamende mannelijkheid, zowel in populaire media, in films als in politieke en academische kringen.
Vanuit hulpverlening wordt er naar mijn gevoel ook niet zoveel gedaan met de invloed van mannelijkheid of de beleving daarvan op biologisch, psychologisch of seksueel vlak. Het heeft bij de ene natuurlijk meer invloed dan bij de andere, bij iedere persoon met autisme een andere invloed ook, maar toch spelen zowel hormonen als confrontatie met beeldvorming en maatschappelijke verwachtingen een grotere rol dan algemeen gedacht.
Ik heb in plaats daarvan vooral gemerkt dat mijn worsteling daarmee ofwel verklaard werd door het onvoldoende aanwezig zijn van een vaderfiguur of door veel minder maar nog voldoende mannelijke geslachtshormonen. Die pogingen om toch maar een ‘schuldige’ te zoeken, in de opvoedingssituatie of in de biologie, vond ik eerlijk gezegd weinig helpend.
Er is wel eens geprobeerd om ‘een echte man’ van mij te maken, maar dat werd al snel opgegeven wegens ‘onmogelijke opdracht’. Af en toe krijg ik die reactie nog wel eens dat ik me moet gedragen ‘als een echte man’. Dat komt dan meestal van mannen die hun onderbroek zowel binnenstebuiten als achterstevoren dragen om was te sparen.
Kortom, als man met autisme leven in onze samenleving is, tenzij je de maatschappelijke rol van man goed onder de knie hebt, niet zo eenvoudig. Zeker niet als je een man bent die niet voldoet aan het traditionele beeld van mannelijkheid. Daarmee wil ik zeker niet beweren dat een vrouw met autisme het gemakkelijker zou hebben, integendeel. Alleen kan ik mij als man net iets meer veroorloven het te laten hangen, mijn compensatie af te bouwen en mijn huishouden te laten voor wat het is. Het ergste wat er kan gebeuren is dat ik gezien word als een ‘vuile vent’. Wat ik uiteraard helemaal niet ben.