Hoe je beperkingen je talenten tonen … autisme en zomer

Toen ik nog veel meer tijd had, nog geen lief en bakken energie, volgde ik elke zomer een of meerdere workshops. Ze werden georganiseerd door een humanistisch geïnspireerde organisatie voor volwassenenonderwijs. Soms waren ze gratis, als deel van een proefweek, en soms betalend. Van de deelnemers, van 15+ tot 75+, werd alleen verwacht dat ze uit hun comfortzone stapten.
In die zomers maakte ik kennis met allerlei nieuwe mensen, maar ook nieuwe gebruiken, vaardigheden, technieken en kennis. Zolang het niet onder water, in de lucht, te intiem of boven mijn budget ging, schreef ik me in. Zo volgde ik Afrikaans dansen op hard zand bij zonsondergang, je innerlijke kind op doek zetten, Indische mantra’s zingen in een luxueus klooster, vrij dansen in zee, eutonie bij zonsopgang bij de parkvijver, een improvisatieweek rond het thema ‘niksen’, Middelnederlands voor beginners, calisthenics met humor en erotisch koken, om er maar enkele te noemen.
De workshops gingen meestal door op een speciale locatie. Het contact met de natuur leek daarbij de rode draad. Zo kwam ik terecht in een omgebouwd soldatenfort, een trendy daktuin van een flatgebouw, een ‘hygge’-verblijf (een wellness-ingerichte woning), en rond het zwembad van een modernistische villa op het platteland. De sfeer was vaak een beetje sektarisch, vond ik, de nadruk werd gelegd op een groepsgevoel en hoe uniek het gezelschap tekens was. Als nuchtere ziel voelde ik me op dat moment zeker niet uniek, en al zeker niet in select gezelschap. Zoals ik vaak doe, bekeek ik het allemaal vanop een afstand, en moest ik af en toe grinniken om zoveel ernst.
Het leukst vond ik de jaarlijks terugkerende schrijfworkshops. Telkens kwam iemand die goed was in zijn of haar vak. De ene keer was een journaliste van een magazine, een dichter die al een paar prijzen had gewonnen en gepubliceerd had, een vooroorlogse romanschrijver die Hugo Claus nog had weten debuteren, of een essayist die dweepte met Hans Magnus Enzensberger en Rudy Kousbroek. We schreven overigens niet de hele tijd. Tussendoor gingen we fietsen, aan zee wandelen, declameerden we zelfgekozen teksten, of bezochten we een of andere bijzondere plek in de buurt.
Eén van de thema’s die regelmatig aan bod kwamen in die schrijfworkshops was wat we zoal niet gedaan hadden in ons leven, wat er niet gebeurd was, wat we niet hadden, of, in geval dat er niet was, wat er zoal net niet gelukt was.
Het kon van alles zijn, van een klein detail tot een belangrijke levensgebeurtenis. Het maakte niet uit voor welke stijl we kozen, of het een cursiefje werd, een filosofisch essay, een gedicht of een (kort)verhaal. Het was wel de bedoeling dat we het met elkaar deelden, onze mening over elkaars werk gaven en nadien eventueel het een en ander wilden bijschaven.
Dat feedback geven over het werk van de anderen vond ik niet gemakkelijk. De andere deelnemers aan die workshop schrijven tegenwoordig immers bestsellers, worden af en toe geïnterviewd voor magazines of kranten, kunnen met hun foto op de voor – of achterflap en hoeven hun diagnose niet te vermelden in hun promotekst. Sindsdien heb ik veel respect voor recensenten die om het even welke kunstvorm of het werk van om het even welke kunstenaar weten te bespreken zonder aanleiding te geven tot een shitstorm aan kritiek.
Daarnaast vond ik het ook moeilijk om te beschrijven wat ik zoal niet gedaan had in mijn leven. Alles wat ik kon bedenken, had ik immers meegemaakt. Wat ik niet meegemaakt had, kon ik niet meteen bedenken. Of minstens, dat was alles wat er niet was, of alles wat er was behalve wat ik al had meegemaakt. Wat moest ik daar in hemelsnaam over schrijven?
Mijn medecursisten stortten zich intussen met veel overgave op hun meesterstuk. Elk vanuit hun eigen invalshoek en met een autobiografische insteek.
Zo schreef Jeanne, voormalig lerares en doctor Wiskunde met een passie voor de Advaita Vedanta, over de worsteling van een jonge academica met haar (verloren) dromen toen ze onverwacht zwanger werd van een Amerikaanse choreograaf die ze volgde naar Indië. Femke, ex-stewardess die de mediasector in wilde, schreef een kinderverhaal over de zee als troost voor een oudere man met saudade die een zeemeermin zwanger had gemaakt.
Annelien, vrouw van een bekend beeldend kunstenaar, schreef over het misbruik en haar verloren jeugd in een internaat van grijze zusters. Jean-Jacques, die een passie had voor olifanten en werkte in een bijbeldrukkerij, waagde zich aan een essay over hoe olifanten omgaan met rouw om hun verloren tijd door eigen rituelen en geluiden te maken.
Intussen vroeg ik me nog steeds af waarover ik het zou hebben. Mijn gedachten gingen, net zoals altijd, alle kanten op. Ik dacht aan de schedel, die maar een gezicht werd door de gaten erin. Ik dacht aan het bestaan dat ‘uit het niets’ kwam. Terwijl ik me al vaak had afgevraagd waar dat dan vandaan kwam, en hoe het zo geëvolueerd is, en vooral als het bestaan er niet meer, of het dan weer zijn of haar taak terug zal overnemen. Ik dacht aan het halfvolle en het halflege glas, de bucketlist, alles wat niet bespreekbaar is en een leven waarin alles bestaat wat er nu niet is. De schrijfcoach zag dat ik vooral zat te mijmeren en vroeg me of ik al iets in gedachten had. ‘Natuurlijk’, antwoordde ik. ‘Ik heb altijd iets in gedachten’. Hij knikte en wandelde verder.
Uiteindelijk besloot ik mijn stuk te laten gaan over een ‘new life coach’ die mensen met een vermoeden van falen begeleidde naar een nieuw leven, vanuit het perspectief van wat ze allemaal niet hadden gedaan, wat hen (net) niet was gelukt, en wat ze als falen aanvoelden. Jeremy, zoals ik mijn coach noemde, deed dat vanuit een eigen ontwikkelde basistheorie, de zogenaamde Startschot-theorie, met een ‘failure-based turnaround approach’. Trouw aan zijn techniek, liep dat echter volledig uit de hand, en werd Jeremy ontslagen. Waarna hij aan lager belandde, in een schrijfworkshop terecht kwam, waar hij medecursisten leerde kennen, hun verhalen overnam en ze vervolgens publiceerde op zijn autistische blog.
Op het einde van de week was het volgens de organisator van de schrijfworkshops duidelijk dat niemand echt goed wat hij of zij deed, en dat volledig de bedoeling van deze week was.
‘Daarom, mensen om mij heen, moet je beseffen dat jullie kracht in jullie beperking zit. Daarom, mensen, hou ik eraan dat jullie je herinneren wat de meest onderschatte schrijver aller tijden, Goethe, zei: ‘In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister’, of vrij vertaald, het zijn de beperkingen die ons tonen wat we kunnen. De beperking van jullie pen, van jullie verbeelding, van jullie leven. Hou dat vooral in gedachten. Ik dank u’.
Waarop hij ons uitnodigde voor een rondje opscheppen over elkaar, een groepsknuffel en de laatste maaltijd samen. Tot de zon onderging en ik de groep vanuit mijn slaapkamer nog vrolijk hoorde verder kletsen.