Vijf termen rond autisme die ik gebruik in gesprekken of teksten … autisme en taal

- Autisme hebben. Een term die ik in het bijzonder gebruik als ik met educatief – of medisch geschoolde mensen praat, als ik niet wil dat ik iemand voor het hoofd stoot of niet te omslachtig wil zijn op een irritant of gedwongen manier. Ik gebruik het samen met andere uitdrukkingen zoals ‘autistisch zijn’. Ik maak er geen punt van om ‘autisme hebben’ te gebruiken in plaats van ‘autistisch zijn’ omdat de uitdrukking al zo natuurlijk klinkt dat ik er niet bij stil sta. Het is enkel een probleem wanneer mensen die zelf niet autistisch zijn, zeggen dat dit de enige juist term zou zijn. Er zijn uiteraard ook mensen die vinden dat deze term niet past, hoewel ik ze maar zelden tegenkom. Op een of andere manier vinden ze dat deze term verwijst naar ziekte, en dat ze hiermee moeten distantiëren. Misschien komt het omdat ze zich met de keuze van een bepaalde term willen afzetten tegen andere mensen die hen een andere bepaalde term willen opdringen.
- Autistisch zijn: Een term die ik gebruik als ik vermoed dat mensen autisme of hun autisme beschouwen als onderdeel van hun identiteit, van wat hen bepaalt als mens, als hun enige of voornaamste kenmerk, als iets waar ze doordesemd van zijn of onlosmakelijk verbonden mee zijn. Ik gebruik het ook alleen wanneer ik er vrij zeker van ben dat ze autistisch zijn niet als een belediging of een scheldnaam ervaren die verwijst naar een zeer stereotiep beeld van autisme of als een aandoening. Het wordt vaak ook gebruikt om aan te duiden dat iemand gedrag stelt dat houterig, bekrompen of weinig sociaal is (‘h/zij doet autistisch’).
- Persoon/mens met autisme: Een term die ik gebruik om de nadruk op de persoonlijkheid te leggen van degene wie ik aanspreek, waarmee ik laat blijken dat die persoon niet alleen maar een autist is, autistisch is of uit autisme bestaat. Ik gebruik de term als de persoon die ik aanspreek veel ruimte heeft aan zijn of haar eigen karakter, persoonlijkheid en levenshouding, en zijn of haar diagnose als een vliegwiel, eerder dan als een fetisj ziet. . Meestal zien deze personen hun autisme dan als een van de vele kenmerken die hen maken tot wie ze zijn, zoals ze eventueel ook een visuele beperking hebben. De term autisme gebruik ik meestal als afkorting voor een autismespectrumstoornis. Alleen in officiële documenten gebruik ik de term autismespectrumstoornis voluit. In een recente academische studie van Nederlandstalige personen met autisme verkoos 68% deze term als de voorkeurterm.
- Autistisch persoon/mens: Een term die ik gebruik bij mensen die zowel bezig zijn met hun persoonlijkheid als met hun autismebeleving, en veel belang hechten aan terminologie. Meestal zijn het mensen die veel termen uit het Engels een emotionele lading geven die vaak botst met de Nederlandstalige context. Zelf associeer ik een autistisch persoon eerder met iemand met een ingrijpende en beperkende vorm van autisme, rigide denkstijl en moeite met emoties uitdrukken.
- Autist: Deze term gebruik ik meestal als ik erg kort wil zijn, in het bijzonder in geschreven taal (bijvoorbeeld in de titel) maar relatief weinig in gesproken taal. In gesprekken wordt deze term vaak negatief gebruikt, om aan te duiden dat het gaat om iemand die sociaal onbeholpen, beperkend is voor de levenskwaliteit van de omgeving en emotioneel beperkt is.