‘Een goede therapeut vinden, hoe doe je dat (niet)?’ … autisme en hulpverlening

De juiste of een goede therapeut vinden, het blijkt voor sommige autistische mensen, of hun partner of ouders of andere direct betrokkenen, een bezorgdheid, waarvoor ze graag raad vragen op fora, sociale media of blogs. Voor sommige mensen gaat het zelfs iets verder. Ze willen graag raad over medicatie, over effect, neveneffect en stofeigenschap. Daar is niets mis mee volgens mij als het gaat over louter uitwisseling van ervaringen. Jammer genoeg zijn de meeste ervaringen op die medicatiefora echte horrorverhalen. Montague James’ spookverhalen zijn daarbij vergeleken Disney of Jommeke.
Ook bij mij komen er af en toe zulke vragen. Vragen naar een ‘goede’ autismecoach, een psychiater, een psycholoog (in de buurt) zonder lange wachtlijst, staat met stip bovenaan. Meestal is dat een buurt waar ik ver vandaan woon.
Soms mail ik terug met de vraag wat de vraagsteller dan wel bedoelt met ‘goede’. Als ik al antwoord krijg, is het er een van iemand die zich verbaasd dat ik überhaupt zijn of haar mail beantwoordt. ‘Ik had dat namelijk helemaal niet verwacht van u’. ‘Een goede therapeut is meestal iemand die luistert en mij helpt’, krijg ik meestal als antwoord. Op zich is dat logisch, maar ik ken geen therapeuten of hulpverleners die zullen beweren dat ze niet luisteren en niet van plan zijn hun cliënten of patiënten te helpen. Ook al denken ex-cliënten daar misschien anders over.
Vandaag las ik op Twitter een reeks tweets van een autistische therapeute die de vraag naar wat een goede therapeut is voor mensen met autisme wel probeert te beantwoorden en daar af en toe flink kort door de bocht in is. Zoals vaker op Twitter, zijn het eigenlijk een reeks stellingen, met wat uitleg, waarin nuance ontbreekt.
Een eerste tip die zij, terecht, geeft, is voor de start van de therapie of behandeling of begeleiding te vragen welke de psychologische oriëntatie, school of stroming van jouw therapeut-in-spé is. Daaruit kan je afleiden of hij of zij je vragen zal benaderen vanuit biologische, psychologische, sociale of nog een andere invalshoek. Of dat ook zo duidelijk zal zijn uit het antwoord die je krijgt, betwijfel ik. In het beste geval krijg je een mail met technische termen, maar vaak blijft het een vaag antwoord. Het is volgens de autistische therapeute in elk geval de bedoeling de therapeuten eruit te filteren die denken dat stress of overspanning wordt veroorzaakt door overgevoelig zijn (of inbeelding), of meteen medicatie suggereren vanaf de eerste afspraak of consult of gesprek. Die hebben het duidelijk verkorven bij haar.
Een tweede tip is bij aanmelding te vragen welke technieken of modaliteiten jouw kandidaattherapeut(e) gebruikt.
Het kan bijvoorbeeld zijn dat je therapeut-in-spé cognitieve gedragstherapie (CGT) gebruikt. Te vermijden, volgens onze Twitter-therapeute. Ik heb zelf zowel positieve als minder positieve ervaringen met CGT, en vind dat dit sterk varieert naargelang de interpretatie. Volgens de autistische therapeute vertrouwt CGT vooral op het idee dat angst het gevolg is van irrationele gedachten. Daar kan ik me voor een groot stuk in vinden. Volgens de autistische therapeute blijkt dit bij autistische mensen echter niet het geval. Of toch in elk geval niet bij haar. ‘Mijn reacties op zintuiglijke prikkels niet irrationeel’.
Een andere therapeute-in-spé zou blootstellingstherapie kunnen aanbieden. De basis van deze modaliteit is, volgens de autistische therapeute, dat we ons in de loop van de tijd zullen ‘aanpassen’ (haar aanhalingstekens), maar volgens haar leidt dit alleen maar tot meer maskeren. Ik ben zelf ook geen fan van wennen aan prikkels door er, beetje bij beetje, aan blootgesteld te worden, maar opnieuw hangt het sterk af van hoe deze therapie wordt geïnterpreteerd door wie ze aanbiedt.
Ook motiverende gespreksvoering zou niet geweldig zijn voor autistische cliënten, vindt deze autistische therapeute. Volgens haar zouden therapeuten hierbij een doel stellen voor de cliënt en scripts en indirecte uitspraken gebruiken om hen ernaartoe te duwen. Onbetrouwbaar en niet leuk, klinkt het. Zelf heb ik er geen ervaringen mee.
Een derde tip is te vragen hoe je kandidaat-therapeute het verschil ziet tussen autistische kenmerken en autistische stress. Het antwoord zou iets moeten vermelden over blokkages, crisismomenten, maskeren en chronische vermoeidheid door autisme.. Als je eruit kan afleiden dat ze stimmen goed vinden, zou dat een bonus zijn.
Een vierde tip is om een aantal zaken niet te vragen of te vermijden. Of je therapeut-in-spé het heeft voor neurodiversiteit en zelfbeschikking hoef je niet te vragen, volgens de twitter-therapeute. “Hun antwoord is meestal ja, want het staat niet goed om nee te zeggen. In plaats daarvan kan je vragen wat ze van ABA of toegepaste gedragsanalyse vinden”. Een positieve houding tegenover ABA is meestal geen goed teken.
Een vijfde en laatste tip is dat geen therapie beter is dan slechte therapie. “U kan de therapie op elk moment stopzetten en je therapeut mag je nooit onder druk zetten om te blijven. Het is waar dat therapie oude wonden kan heropenen, maar het zou louterend moeten zijn dat je je gehoord voelt. Het is geen goed teken dat je “het is zo vervelend dat ik alles moet uitleggen en ik voel me rot” voelt.
Ter afronding voegt ze er nog aan toe: “Het is misschien makkelijker om een therapeut te zoeken die de holebi-cultuur bevestigt en van daaruit verder gaat. Er is veel overlap tussen queerness en autisme, met name de cultuur van het niet voldoen aan traditionele normen.”
Met zeer gemengde gevoelens heb ik deze tips gelezen, en hoewel er enkele rake dingen in staan, vind ik de tips te veralgemenend, en onterecht met een deskundigensausje overgoten. Ook al besef ik dat niet zoveel mensen op Twitter gaan kijken voor tips om een goede of de juiste therapeut voor hen te vinden. Niettemin vond ik de tips interessant genoeg om deze ook eens op deze blog te zetten, weliswaar met een dosis hoogwaardig zeezout te nemen.