Solliciteren met autisme: enkele tips uit dertig jaar ervaring

Het is me al meerdere keren overkomen: ik solliciteer voor een baan waarvoor ik mezelf geschikt vind, maar na vijf minuten wordt duidelijk dat ik de baan niet zal krijgen. Meestal ben ik niet de enige voor die baan, dat weet ik al voor ik eraan begin. In het beste geval zijn er nog een paar andere kandidaten, maar meestal loopt het aantal mededingers voor de baan in de tientallen tot zelfs honderden.
Het is meestal niet aan mij om op te stappen op het moment dat ik besef dat ik de baan niet krijg. Dat is soms maar goed ook, want vaak is mijn gevoel verkeerd, en word ik uiteindelijk toch aangeworven. Om vlak voor de ondertekening van de arbeidsovereenkomst te horen dat een kandidaat die eerst gekozen was, en afhaakte door bepaalde omstandigheden, uiteindelijk toch is ingegaan op het aanbod. Zoiets is wel even balen, maar het hoort erbij, heb ik ervaren. Voor een stuk kan ik me daarop voorbereiden, maar nooit volledig.
In de voorbije dertig jaar heb ik behoorlijk wat ervaring opgedaan in het voeren van sollicitatiegesprekken. Meer zelfs, ik kan zonder overdrijven aangeven dat ik meer ervaring heb in het werk zoeken dan in het werk vinden en behouden. Dat heeft met van alles te maken, maar vaak met veel meer dan met mijn autistisch brein. Ook al helpt dat brein niet bepaald als de interviewer die voor mij zit mij bestookt met vragen die ik in geen honderd jaar had kunnen bedenken.
Mijn ervaring is dat een baan krijgen weinig heeft te maken met mijn inhoudelijke geschiktheid, of mijn vermogen om dat tijdens in een sollicitatiebrief, een sollicitatiegesprek of een of andere psychologische test aannemelijk te maken. Meer zelfs, de keren dat ik aangenomen werd, waren de brief en de sollicitatieprocedure eerder een formaliteit. Ik werd aangenomen omdat de organisatie, de overheid of het bedrijf waar ik ging werken wist wat ik in mijn mars had. Omdat ze mij bezig hadden gezien, omdat ze van iemand die ze vertrouwden hadden gehoord dat ik de persoon was die ze zochten, of omdat alle anderen minder geschikt waren dan ik en er niemand anders overbleef.
Ik besef dat er veel andere autistische mensen die worstelen om werk te vinden die bij hun kwalificaties past. Ook veel andere, niet-autistische, mensen trouwens, maar die hebben vaak sneller door wat werkt om aangeworven te worden, en wat niet. Wat betreft de autistische mensen, heeft een ruime meerderheid van de autistische werkzoekenden geen betaald, klassiek werk. Je zal mij trouwens niet terugvinden in die statistiek, omdat ik me te ver van de arbeidsmarkt bevind om er nog actief op te zijn. Ik behoor momenteel tot de niet-actieven, samen met mensen die gepensioneerd of opgenomen zijn in voorzieningen. Nochtans ben ik nooit zo actief geweest van sinds ik niet-actief ben geworden. Het is, toegegeven, wel beter om actief, en werkend, te zijn, omdat je dan behoorlijk meer rechten hebt als burger.
Als niet-actieve of inactieve blijf ik echter geïnteresseerd in de arbeidsmarkt en lees ik regelmatig artikels van autistische en andere mensen over hoe zij denken aan een baan te geraken. Regelmatig lees ik het vreemd advies ‘om zichzelf te zijn in plaats van te proberen te passen in een neurotypische omgeving’.
Ik interpreteer dat dan als een aanmoediging voor mensen met neurodivergente kenmerken (zoals autisme, ADHD, dyslexie, …) om zichzelf te accepteren en te waarderen om wie ze zijn, in plaats van te proberen zich aan te passen aan de verwachtingen van anderen. Ze worden aangeraden om hun eigen manieren van denken, communiceren en gedrag ontwikkelen en gebruiken, zonder zich zorgen te maken over hoe anderen dat zullen zien of interpreteren. Of ze krijgen het advies om hun eigen talenten en sterke punten ontdekken en ontwikkelen, in plaats van te proberen zich aan te passen aan banen of situaties die niet geschikt zijn voor hun neurodivergente kenmerken. Daar kan ik me moeilijk iets bij voorstellen, en ik vind het doorgaans geen goed advies, zeker niet omdat sommige autistische mensen het wel eens te letterlijk zouden kunnen opvatten.
Wat ik mezelf al die jaren heb afgevraagd, is wat het voor mij, maar ook voor andere autistische mensen, zo moeilijk maakt om werk waarvoor ik solliciteer ook daadwerkelijk te krijgen.
Het eerste wat ik heb geleerd, bij mezelf en zonder dit te willen veralgemenen, is dat het verdorie moeilijk was om te kunnen vaststellen of ik geschikt was voor het werk waar ik voor wilde solliciteren, en welk werk bij welke organisatie en in welke afdeling dat überhaupt was. Het was in negen op tien keer voor mij niet duidelijk wat er nu eigenlijk werd verwacht, over welk werk het ging, in welke omgeving ik ging werken, welk soort mensen mijn collega’s zouden zijn en soms zelfs hoe ik mijn interesse moest laten blijken.
Ik heb geleerd dat ik me daar niet moest op blindstaren, en dat me niet moest vastpinnen op wat er in de functieomschrijving stond vermeld. Het kon immers best dat ik, eenmaal aangenomen, uiteindelijk elders, in een andere functie, met heel andere collega’s en met heel andere, even onduidelijke, verwachtingen aan het werk ging. De meesten onder hen hadden, net zoals ik, voor een heel andere functie gesolliciteerd. Maar goed, ‘werk is werk’, klonk het, en ook dan waren het tijden van crisis, waarin je niet zomaar een baan weigerde.
Het voornaamste dat ik echter geleerd heb, is dat een sollicitatiegesprek bedoeld is om af te toetsen of er een wederzijds vertrouwen is, of de kandidaat in staat is om in de werkomgeving waar hij of zij aan de slag zou kunnen gaan werkrelaties aan te gaan met collega’s en managers. Veel technische of inhoudelijke kennis is niet echt iets dat ter sprake komt, al moet je het natuurlijk wel kunnen aantonen.
Meestal betekent aangeven dat je autisme hebt of autistisch bent voor veel werkgevers hetzelfde als zeggen ‘het wordt moeilijk voor mij om werkrelaties aan te gaan zonder dat de anderen inspanningen zullen moeten doen’. Je kan dan wel beginnen met de vele talenten die met autisme hebben te maken, maar als die niet relevant zijn voor de baan (die alleen de werkgever in zijn hoofd heeft), of de werkomgeving, dan kan dit ook een heel andere indruk maken. Een van de vereisten om tot een goede teamwerking te komen is des te meer over koetjes en kalfjes kunnen praten. Bij sommige autistische mensen zou dat minder goed verlopen, anderen zeggen het dan wel weer te kunnen maar met veel moeite.
Soms krijg ik de vraag van een werkgever of autistische werkzoekenden dan niet beter in een team met autistische collega’s zouden worden gezet. Het is zou toch immers zo zijn dat autistische mensen onderling even goed zouden communiceren, en dat hun vrienden ook neurodivergent zouden zijn. Het liefst met een groot bord voor hun kantoor ‘pas op: autisten werken hier’. Meestal antwoord ik dan dat dit bij sommige autistische werknemers misschien een oplossing zou kunnen zijn, maar dat je er met andere autisten gegarandeerd problemen mee krijgt. Iedere autistische persoon is immers anders, dus is het onzinnig om te zeggen dat autisten beter communiceren met andere autisten. Het is niet het autisme dat het verschil maakt maar de bereidheid met elkaar rekening te houden, aanpassingen toe te laten of te vragen, en met elkaar samen te werken in functie van verwachtingen van de werkgever en de uiteindelijke klant of opdrachtgever.
Vaak is het niet eenvoudig te weten wat je als autistische werkzoekende nu moet doen. Masker op of masker af, zeggen dat je autistisch bent of net niet, eerlijk antwoorden of toch eerder proberen een sociaal wenselijk antwoord te geven. Het advies dat ik zou geven, is vooral te focussen op wat het belangrijkste is: welke indruk jouw gesprekspartner in het sollicitatiegesprek geeft, en of je met zo iemand elke dag zou willen spreken.
Ik zou de ‘jezelf zijn’-tip dus alvast niet te letterlijk nemen. Niemand is zichzelf in een sollicitatiegesprek. De meeste mensen proberen hun best te doen, en vermelden evenmin dat ze iets te graag Leffe drinken, iets te graag naar foute websites kijken, af en toe verkeerde ideeën koesteren of eigenlijk liever nog wat in bed hadden gelegen dan op gesprek te komen. Zeker omdat een sollicitatiegesprek voor velen aangezien wordt als een vorm van falen, omdat iemand die een werkgever echt wil niet ook nog eens hoeft uit te leggen dat hij of zij geschikt is. Dat gezegd zijn, zijn er uiteraard veel aanpassingen die een werkgever kan doen in een sollicitatiegesprek, maar het afschaffen lijkt volgens mij nog de beste manier, net zoals open zijn voor hoe de aanwerving echt gebeurt, en wie de baan intussen al heeft gekregen. Al de andere aanpassingen, op de werkvloer en in de taakomschrijving, kunnen volgen, maar meestal als je voldoende je draai hebt gevonden op de werkvloer.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.