‘Zou je er geen boek over schrijven?’ … autisme en schrijven

Het wordt stilaan een traditie dat in elk boek dat over (mensen met) autisme of als autist geschreven wordt, dooddoeners opduiken. Geen volgelingen van de kwade tovenaar Lord Voldemort, uit de Harry Potter-reeks, maar stijlfiguren, nietszeggende argumenten die een gesprek op de klippen doen lopen. Soms worden ze gebruikt om niet te moeten ingaan op wat volgens de auteurs al eindeloos is weerlegd. In boeken van schrijver met autisme worden ze meestal gebruikt omdat ze zo zeker zijn van hun bewering dat een gesprek voor hen niet hoeft.
Over enkele van die vele dooddoeners, teveel om op te noemen, is deze maand bij Klara, in het kader van de maand van de filosofie, een podcast uitgegeven. Twee filosofen, Ignaas de Visch (UGent) en Jean Paul van Bendegem (VUB), denken in vijftien à twintig minuten luidop na over een dooddoener. Zoals ‘Alles is relatief’, ‘Uiteindelijk gaat iedereen dood’ en ‘Als je maar gezond bent’. Stuk voor stuk doordenkers met veel (filosofische) humor en inspiratie om verder op weg gaan.
Een dooddoener die ik in mijn omgeving vaak hoor, is de beweren dat ze een boek zouden kunnen schrijven over al wat ze hebben gehoord of ervaren, wat ze weten of in gedachten hebben. Je kan het zo gek niet bedenken, of ze lijken er iets over te weten. Hoewel ik meer lees dan de Bijbel of slechts één krant, kan ik tegen hun veelheid van meningen niets beginnen.
Als er mij iets gevraagd wordt, wat niet zo vaak gebeurt als het gaat om zaken die gaan over samen leven, is het eerste dat me te binnen valt dat ik er niet meteen iets op kan antwoorden. Ofwel moet ik er nog eens over nadenken. Ofwel was ik er niet bij, en dan zwijg ik omdat ik er niet genoeg over weet om niet belachelijk over te komen. In het laatste geval was ik er wel bij, of weet ik er iets van af, maar zwijg ik nog veel meer, omdat ik vrees overmand te worden door emoties of frustratie. Of omdat ik iets zal zeggen dat me zuur opbreekt, zoals een te directe reactie op een van hun dooddoeners.
Als ik de mensen in mijn omgeving mag geloven, staat er een hele bibliotheek te trappelen om geschreven te worden. Over de achillespees of het bedrog van anderen, over grootste theorieën en oplossingen van alle mogelijke levens – en wereldvraagstukken, over jeugdige avontuurtjes, over moeilijke hulpvragers met weerstand, over horrorzwangerschappen, over de kloof in interpretatie van wat liefde is tussen mannen en vrouwen, en over hun achterdocht tegen de medische wereld.
Die mensen die een boek zouden kunnen schrijven, die doen dat meestal toch niet. Soms is dat omdat hun uitspraak gewoon een dreiging is, om ‘de waarheid’ die zij denken te weten bloot te leggen. Soms is het een aanleiding om nog eens op te scheppen over wat ze nog allemaal moeten doen vooraleer ze er tijd voor zullen kunnen maken.
Moeilijker dan de mensen die zeggen dat ze een boek zouden kunnen schrijven, zijn degenen die aan anderen, zoals mij, zeggen : ‘Jij zou daar een boek over moeten schrijven’. Dan weet ik echt niet meer wat gezegd. Er zijn redenen te over waarom je beter geen boek schrijft, maar het houdt bij artikelen, een blog of, best van al, op een stuk papier dat je thuis op een geheime plaats bewaart. Bovendien is alles al geschreven, zoals de Spaanstalige Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges ons al liet weten in zijn klassieker ‘De bibliotheek van Babel’. Over alles wat bestaat staan daar al eeuwen boeken rug aan rug te wachten op lezers waarover ze geschreven zijn.
Een trainer in sociale vaardigheden vertrouwde me jaren geleden toe dat ik zo’n uitspraak – ‘je zou er een boek over moeten schrijven’ – vooral niet letterlijk mocht opvatten. Het was volgens hem duidelijk niet bedoeld als aanzet. Nee, zonder twijfel mocht ik het zien als een signaal dat ik teveel doordramde, te lang bezig was over één bepaalde thema. Als ik die zin hoorde, was dat het tekent dat het hoog tijd was om ofwel van onderwerp of van gesprekspartner te wisselen. Alsof de ander bedoelde: ‘Hier stopt ons gesprek. Ik lees de rest van wat je te zeggen hebt wel in dat boek dat je zal schrijven!’.
Zoals met veel sociale regels, vergeet ik ook die regel in mijn enthousiasme van het moment toe te passen. Ik vraag zo iemand veeleer waarom ik net een boek daarover zou moeten schrijven. Alsof dat het enige is wat ik zou kunnen.
Waarom zou ik alleen met woorden aan de slag kunnen? En waarom zou het op papier moeten of gematerialiseerd? Het zou toch ook iets met muziek, beeld, verf, hout, klei of marmer kunnen zijn? Een lied, een reeks schilderijen, een constructie, een tableau vivant, een stuk moderne dans? Waarom geen opera, of een dramatische documentaire in tien of meer delen? Een film die zich afspeelt in meerdere realiteiten, een videogame met meerdere spelers, een rondtrekkende expositie, … om maar iets te noemen.
Wat er na zo’n antwoord komt aan reactie, daar zou ik pas een boek over kunnen schrijven. Dat doe ik niet. Om al die mensen en al die andere schrijvers en schrijfsters, en mezelf, te plezieren. Daarom hou ik het bij een blog. Die u net las.
Deze filosofen denken daar anders over
https://klara.be/dooddoeners
LikeLike
“Alles is relatief” is in mijn ogen juist geen dooddoener, vanuit het ‘alles is relatief’ bewandel je naar mijn mening de route richting de ultieme nuance. Als iemand puur en alleen de woorden ‘alles is relatief’ gebruikt om de mening van een ander te ontkrachten zit je op een hellend vlak, dat geef ik toe. Ook ben ik van mening als iemand de woorden “alles is relatief’ gebruikt zonder aan te geven wat die relativiteit dan betekend dat de woorden dan zelf ‘relatief’ zijn. 🙂
LikeLike