Te eerlijk, te betrouwbaar of teveel techneut? … autisme en politiek
Het cliché wil dat mensen met autisme vooral met zichzelf bezig zijn en het moeilijk hebben met alles wat individuele beleving overstijgt. Zoals samen leven, samenwerken, zich samen voor een doel inzetten. Autisme bemoeilijkt dat wellicht, maar ik denk dat er ook mensen met autisme zijn die wel gedreven en bekommerd zijn om al wat goed samen leven beïnvloedt. Die gedrevenheid en bekommernis is niet alleen door autistisch denken beïnvloed maar ook door karakter, persoonlijkheid, leervermogen, intelligentie en achtergrond.
Maatschappelijk engagement en autisme hoeven elkaar niet in de weg te staan
Maatschappelijk engagement en autisme hoeven elkaar dus niet in de weg te staan. Dat engagement kan wel eens, in meer of mindere mate, (te) onschuldig, te (on)realistisch zijn, maar dat kan ook bij anderen (zonder autisme) soms het geval zijn. Zo zijn er mensen met autisme die mee duwen aan de kar voor mensenrechten, een meer genuanceerd beeld van (mensen met) autisme, klimaatverstoring, armoedebestrijding, gezondere voeding, genderdiversiteit, dierenrechten, neuroharmonie, gelijke kansen – en rechten voor mensen met een handicap, … noem maar op.
Dat maatschappelijk engagement is volgens mij terug te brengen op inspanningen om nu en in de toekomst zo goed mogelijk samen te kunnen leven met anderen. In mijn boek ‘Autistisch gelukkig: positief leven met autisme’ zie ik dat als de kern van politiek, veeleer dan partijstrategieën of ideologieën. Het is niet onlogisch dat dit thema, autisme en politiek, in de aanloop van de verkiezingen eind mei 2019 weer furore maakt in de ‘hitlijst’ van zoektermen van Google.
Ook als er geen stemplicht zou zijn, zou ik toch nog de moeite nemen om te gaan stemmen. Sommige mensen lijken te denken dat hun stem, of zelfs die van de wiskundige meerderheid, doorgedrukt moet worden, maar zo werkt het niet. Mopperen dat het niet rechtvaardig is, of stemmen tegen ‘iets’, helpt natuurlijk niet. Het is wel vreemd dat veel mensen die niet gaan stemmen wel de ene na de andere poll over politieke thema’s invullen op allerhande sociale media, maar een stem uitbrengen (die volgens hen toch geen verschil maakt) is er te veel aan.
Drie categorieën vragen (en antwoorden) over verkiezingen in mijn mailbox
Ook in mijn mailbox zijn er de laatste weken tal van vragen rond verkiezingen binnengekomen. Die zijn in drie categorieën onder te verdelen.
Een eerste zijn praktische vragen over aanpassingen in het stemhokje, hoe de opkomstplicht rechtsgeldig te omzeilen en mijn praktische ervaringen met stemmen.
Wat die aanpassingen betreft, heb ik alleen goede ervaringen. Ik hoef er zelfs niet om te vragen. Zodra ik me aanmeldt, identificeert een beambte mij vriendelijk als ‘zwaar gehandicapt’, vraagt welke aanpassingen ik nodig heb en of ik weet hoe ik moet stemmen. Bij anderen loopt dit vermoedelijk niet zo vlot, want uit een recent krantenartikel bleek dat maar weinig mensen met een (minder vertrouwde) handicap de nodige aanpassingen krijgen in het stembureau.
Een tweede soort vragen gaan over hoe iemand met autisme zich het best kan voorbereiden op de verkiezingen. Zelf bereid ik me voor via een stemtest, maar die bevestigt meestal op welke partij ik al zou gestemd hebben. Ik doe vaak ook nog, louter uit interesse, de stemtest in andere landen (Nederland, Duitsland, …). Het zijn daarbij vooral de stellingen die ik interessant vind omdat ze mij doen nadenken, en me een idee geven hoe anderen stemmen.
Een derde en laatste soort vragen gaat over waarom mensen met autisme überhaupt nog moeten stemmen of zoals iemand het formuleerde ‘waarom doen ze ons dat aan terwijl we al zoveel lijden in een leven waar we niet om gevraagd hebben?’
Ieder moet het voor zich uitmaken natuurlijk, maar zelf vind ik dat iemand met autisme evengoed het recht heeft een stem uit te brengen als dat hem/haar enigszins lukt. In België heerst immers zowel een stemrecht als een opkomstplicht, geen stemplicht. Om die opkomst van mensen met autisme te verbeteren, kunnen veel stembureau’s wel veel autisme/mensvriendelijker, en is er nog wat werk als het aankomt op bewustwording. Toch probeer ik mijn steentje bij te dragen door mijn stem uit te brengen, niettegenstaande de last of inspanning, of, als het fout loopt, het lijden dat daarmee samen gaat. Al valt dat in mijn omgeving elk jaar heel goed mee. Het enige waar ik me ver van weg houdt is praten over politiek en politieke twisten.
Intelligentie als criterium voor kiezers en aspirant-verkozenen
In een aantal mails die ik kreeg pleitten mensen voor intelligentie, bij mensen met of zonder autisme, als graadmeter bij verkiezingen. Om een stem te kunnen uitbrengen maar ook om zich verkiesbaar te kunnen stellen. Zo zouden mensen met autisme met een lager – en gemiddeld IQ volgens sommige reacties toch maar beter thuisblijven. ‘Je moet toch al een IQ van 108 en meer hebben om als autist iets te snappen van politiek en je stem met kennis van zaken uit te brengen’, laat een zekere André mij weten. Ik zou volgens hem dus alvast beter niet gaan stemmen. Waar André het getal 108 haalt, is voor hem ‘vanzelfsprekend’ maar voor mij een raadsel.
Het is niet de enige keer dat intelligentie vaak verengd wordt tot één getal en één begrip, het intelligentiequotiënt. Intelligentie is echter veel meer dan één getal of begrip, maar een reeks bevindingen binnen een context van onder andere leermogelijkheden, persoonlijkheid, creativiteit en leefomgeving. Net zoals er niet één IQ-test is, en die niet steeds de beste voorspeller is voor school – en werkresultaten. Alleen al omdat sommige mensen niet altijd even gemotiveerd of uitgeslapen zijn op het moment van afname, of de testpsycholoog niet zoveel kent van autisme.
De invoering van een IQ-test, bij mensen die stemgerechtigd zijn of bij aspirant-politici, is volgens mij dus niet zo’n goed idee. Bij stemgerechtigden is er, begrijpelijk, weinig draagvlak voor. De meeste mensen lijken de andere kiesgerechtigden immers ‘dommer’ te vinden dan zichzelf. Praktisch zou het wellicht ook moeilijk haalbaar zijn.
Misschien zou nagaan welk maatschappelijk engagement (werk, goed doel, vrijwilligerswerk, actief in de eigen buurt) een stemgerechtigde heeft, beter zijn om uit te maken of iemand wel in staat is om bewust te stemmen. Dat zou kunnen verhinderen dat er louter op basis van informatie op sociale media, media of in het café een stem wordt uitgebracht.
Van politici verwachten sommige mensen blijkbaar wel dat ze ‘intelligent’ tot ‘zeer intelligent’ moeten zijn. Van een ‘intelligent’ mens wordt verwacht dat h/zij met verstand van zaken spreekt en onderbouwde beslissingen neemt. Liefst in het voordeel van zijn kiespubliek, want ‘h/zij moet goed naar ons kunnen luisteren’.
Gevraagd naar wat ze met die intelligentie concreet bedoelen, klinkt vaak een getal: een IQ van 140 en meer. Zonder echt te weten wat dit betekent. Gestudeerd hebben en snel kunnen beslissen, zijn ook zulke termen waar iedereen zijn eigen invulling aan geeft. Ook moreel integer zijn, eerlijk en betrouwbaar, zijn eigenschappen die uit de bus komen.
Mensen met autisme ‘veel te eerlijk en betrouwbaar’ om met politiek bezig te zijn?
Vreemd genoeg staan de meeste politici bij een groot deel van de bevolking niet echt bekend als eerlijk en betrouwbaar, snelle beslissers en moreel integer. Als politici niet met eigenschappen als ‘ijdelheid’ of ‘machtswellust’ worden benoemd, dan zijn ze wel ‘te braaf’ of ‘teveel kazakkendrager’.
Zelf vind ik politici vooral hard werkende, betrokken mensen. Ze krijgen helaas maar weinig tijd om zich gedegen in te werken, zich te laten omringen door verstandige mensen of bezig te zijn met hun vak. Ze lijken daarentegen ‘zichtbaar’, ‘bereikbaar’, ja zelfs ‘transparant’ te moeten zijn. Je kan niet én bereikbaar zijn (via allerlei media) voor ieders kleine en grote zorgen én je volle aandacht besteden aan je werk.
Enkele maanden geleden pleitte een Nederlandse psycholoog dan ook om in plaats van een intelligentietest een narcisme test of autisme test te laten afnemen bij aspirant-politici. Narcisten zouden zich teveel laten leiden door eigenbelang, autisten zouden zich daarentegen nietsontziend vastbijten in technische materie en het menselijke uit het oog verliezen. De psycholoog heeft alvast geen last van angst om te veralgemenen.
Enkele dagen later werd een ingezonden brief gepubliceerd van een man die zichzelf ‘licht autistisch’ noemde en die stelde dat mensen met autisme ‘vrijwel allemaal’ ongeschikt zijn voor leidinggevende functies, op welk niveau dan ook. Als motivatie gaf hij aan dat vrijwel alle autisten daarvoor ‘gewoon te eerlijk en betrouwbaar zijn’. Van een hardnekkig cliché gesproken. Er volgde net nog geen heiligverklaring.
Dat heel wat mensen met autisme niet in alle situaties de vaardigheden hebben om leiding te geven, kan kloppen, maar zou ik niet willen veralgemenen. Niet louter om de nuance, wel uit respect voor mensen met autisme die wel actief zijn in het politieke veld. Al dan niet in een functie waarin leiderschapskwaliteiten nodig zijn.