U, jij of iets anders … autisme en taal

Gebruik ik ‘u’ of doe ik degene die ik aanspreek meer plezier met ‘je’? In de krant De Standaard verscheen er vandaag een lezersbevraging over. De chef eindredactie vroeg de lezers, zoals deze blogger, waar ze het liefst mee aangesproken worden: u of je. Onze overheid is alvast duidelijk: de u-vorm gebruiken we als uitgangspunt en is de meest veilige optie. De keuze voor de je-vorm hangt vervolgens af van de formaliteit van de situatie (werk of vrijetijdsbesteding), de status (leeftijd en maatschappelijke positie) en solidariteit (collega’s of concurrenten).
Toch lig ik over het gebruik van ‘u’ of ‘je’ vaak overhoop en sla ik vaak de bal mis waarop mijn gesprekspartners mij, goed bedoeld, corrigeren. Dat vind ik meestal onaangenaam en confronterend. Het heeft immers veel te maken met inschatten van de context en aanvoelen van wat een ander denkt. En laat dat nu net niet een van mijn sterke punten zijn.
Ik breek er in elk geval vaker meer mijn hoofd over dan of de persoonsvorm of de identiteitsvorm gebruik in de benoeming van mijn autisme of dat van een ander. Ik wil immers anderen niet schofferen maar evenmin te formeel aanspreken. Om een of andere reden associeer ik dat met te autistisch gedrag. Ook al lijken de meeste autisten volgens mij eerder ‘je’ dan ‘u’ te schrijven en spreken. Het kan natuurlijk ook dat iedere autist die ik spreek of schrijf mij meteen in vertrouwen neemt.
Over hoe ik zelf aangesproken wil worden, ben ik veel zekerder. Op dat vlak heb ik toch een lichte voorkeur voor de ‘u’-vorm, aangevuld met mijn voornaam. Zeker als u me nog niet kent, en me wil bereiken. Als ik mensen voor het eerst ontmoet of schrijf gebruik ik ook de ‘u’-vorm. Tenzij ze mij eerst aangeschreven of aangesproken hebben met een ‘je’-vorm, dan neem ik aan dat hun voorkeur naar ‘je’ gaat. Ook al voelt dat niet altijd even goed. Zeker bij mensen naar wie ik opkijk om hun kwaliteiten en talenten heb ik vaak de neiging om hen te blijven ‘vous-voyeren’, om ‘u’ te blijven gebruiken. Dat betekent niet dat ik hen niet vertrouw, integendeel, maar wel dat ik hen respectvol wil benaderen.
Zeker als het gaat om bedrijven, die mij per definitie niet kennen, wil ik aangesproken worden als ‘u’, en als het even kan ook met ‘mijnheer’. Hoewel dat wel een andere reden heeft, namelijk dat ik er niet van hou als ze denken mij te kennen, of mij te moeten overtuigen van iets.
Het liefst krijg ik geen reclame of mailtjes van bedrijven of organisaties die ik niet ken, met ‘dag’, ‘beste’ of ‘hallo’. En al zeker niet met mijn voornaam. Als het even kan ook niet met ‘mevrouw’, wat door mijn dubbelzinnige, ‘gender-universele’ naam wel eens gebeurt. Zeker als ik vooraf al eens telefoneerde met dat bedrijf, door mijn lichte stem verwarring zaaide en de ‘mijnheer’ plots een ‘mevrouw’ wordt. Dan kan ik niet anders dan antwoorden dat ‘mevrouw Peeters’ niet thuis is. En dan bedoel ik niet Roos, mijn vrouw. Zij wordt het liefst aangesproken met haar ‘meisjesnaam’. Ik zou het trouwens niet anders willen.
Ook als ik een dokter, een bankbediende of de plaatselijke priester aanspreek, gebruik ik trouwens een ‘u-vorm’. Al dan niet met een hoofdletter in mijn stemtimbre. Ook als ik een verkoper of verkoopster in een winkel aanspreek, zal ik een ‘u’ gebruiken. Dat klinkt misschien ouderwets, maar ik ben dat waarschijnlijk ook. Ouderwets in de positieve betekenis van het woord, als in ‘met waardering voor wat blijft’. Niet ouderwets in de zin van ‘halsstarrig vasthouden aan wat de tand des tijds amper of duidelijk niet heeft doorstaan’.
Anders dan De Standaard, ga ik u niet aanspreken, beste lezer, om daar iets van te vinden. Dat mag natuurlijk, ik ga hieronder een poll plaatsen, maar u hoeft zich niet aangesproken voelen. U mag zelfs zeggen: je kan de boom in met je ‘u’, of, andersom, u kan de boom met uw ‘je’. Beschouw het niet als een vorm van muggenzifterij, maar als een aanzet tot reflectie over wat er achter die aanspreking zit. Het is immers wat de woorden met zich meebrengen dat belang heeft in communicatie, en of we elkaar echt bereiken, niet de verpakking of de vloeibaarheid ervan.