De pseudotypische versus de neurodivergente aard … autisme en terminologie

Foto van Mr Xerty op Unsplash

Af en toe stoot ik op een vreemde term die me fascineert, en waar ik over blijf lezen. Vandaag wil ik graag iets schrijven over de pseudotypische aard, van het Engelse ‘Pseudotypical’. Een groot stuk van mijn fascinatie komt voort uit de combinatie van ‘pseudo’ en ‘typisch’. Iets wat of iemand die typisch lijkt.

Het idee van de pseudotypical zou volgens bepaalde bronnen oorspronkelijk komen van de autistische schrijver Saleh Abdel Motaal. Andere bronnen menen dat het stamt uit onderzoek en publicaties binnen de kritische autisme studies. In elk geval is er niet zoveel bekend over deze termen, en zijn de geraadpleegde bronnen meestal in het Marathi, Yoruba of Chacatongo Mixtec. Godzijdank dat Google Translate bestaat.

Afgeleid van de neurotypische aard

Om te weten wat een pseudotypical inhoudt, is het handig om te weten wat een neurotypical is. Het begrip neurotypical is de verkorting van neurologisch typisch, wat zoveel betekent als ‘zonder een vastgestelde neurologische afwijking of anders-zijn’. Een neurotypical is een zeer atypische classificatie, aangezien verondersteld wordt dat zowat iedereen die geen klinische diagnose heeft neurotypisch is.

Aanvankelijk, toen de dieren nog spraken, was meer dan negentig procent van de mensheid, en de meeste neurodivergente mensen (zoals autistische mensen) verondersteld neurotypisch te zijn.

In die tijden waren er nog geen gekwalificeerde deskundigen die bij hen konden vaststellen dat ze nog niet neurotypisch maar neurodivergent waren. Vaak waren er deskundigen die wat minder gekwalificeerd waren, die neurodivergente mensen wel eens foutief als psychose – of neurosegevoelig of met een afwijkende persoonlijkheid bestempelden.

Evolutie naar neurodivergentie, neurotypische en autistische aard

Vaak werden neurodivergente mensen in die tijden over het hoofd gezien. Tot er een moment kwam waarop er wel iemand met voeling, kennis en vaardigheden kwam die hen vertelde dat ze neurodivergent waren. Of ze werden over het hoofd gezien, en bleven doorgaan voor neurotypische personen, tot ze in een fase in hun leven kwamen waarin zo duidelijk werd dat ze neurodivergent waren dat het wel moest erkend worden.

Het duurde niet lang vooraleer een aantal neurodivergente mensen besloten dat de voordelen van autistisch zijn niet opwogen tegen de nadelen, en ze misschien toch liever neurotypisch waren. Daarnaast was er ook nog steeds een grote groep neurodivergente mensen die liever zo ver mogelijk bleven van de deskundigen die hen als niet-neurotypisch zouden kunnen aanwijzen. Er was tot slot ook nog een bijzonder kleine groep neurotypicals die zich al van kinds af aan fascineerde voor excentrieke mensen, vreemde snuiters en al degenen die anders waren, en erdoor beïnvloed werd in doen, denken en dromen.

Overeenkomsten en verschillen tussen pseudotypisch en camoufleren

Al deze groepen werden op een gegeven moment pseudotypicals genoemd. Het zijn mensen die weliswaar voor een stuk en op bepaalde momenten neurotypisch lijken maar voor het grootste deel neurodivergent of gewoon afwijkend zijn. Het gaat niet alleen om autistisch mensen die een grote druk voelen om sociaal gepast te leven of vrezen door hun autistische eigenschappen uitgesloten te worden. Het gaat ook om mensen die het moeilijk hebben met hun autistische of neurodivergente ontwikkelingsprofiel en persoonlijkheid.

In onderzoeken over de pseudotypische ontwikkelingspsychologie duiken af en toe gelijkenissen op tussen pseudotypisch gedrag en camoufleren, hoewel beiden eigenlijk elkaars tegengestelden zijn. Een autistisch persoon die camoufleert, ervaart vooral negatieve gevolgen voor zijn of haar eigen geluk, omdat het masker dat ze dragen hen verhindert zichzelf te zijn en als zichzelf aanvaard te worden. Als autistisch persoon wil je per slot van rekening vooral jezelf zijn, zonder je anders te moeten tonen.

Een pseudotypical daarentegen wil liever niet zichzelf zijn, om te voldoen aan de verwachtingen van anderen of uit onwetendheid over zijn of haar eigenheid. Dit heeft zowel voor zichzelf als voor anderen een negatieve impact, omdat h/zij noch anderen niet weten met wie ze te doen hebben.

Autistisch en pseudotypisch maskerenh hebben echter ook veel overeenkomsten, namelijk dat ze beiden de eigenheid verdoezelen en dat ze beiden een negatieve invloed hebben op het persoonlijk welbevinden.

Drie groepen binnen de pseudotypische groep

Volgens kenners van deze materie zouden er drie groepen pseudotypische mensen zijn: een groep met de primaire vorm, een groep met de secundaire vorm en een groep met zogenaamd aangrenzende neurotypische aard (soms ook wel breed autistisch fenotype genoemd).

Personen met een primaire vorm van pseudotypische aard hebben geen neurotypische identiteit van bij de geboorte, maar autistische of niet-neurotypische eigenschappen. Een levenslange ervaring met het aannemen van een neurotypische rol heeft hen echter neurotypisch gemaakt. Sommige mensen met een primaire vorm zijn zich bewust van hun autisme en proberen deze doelbewust ‘uit te vegen’, door zichzelf systematisch te corrigeren op autistisch gedrag.

Mensen met een secondaire pseudotypische aard hebben altijd geweten dat ze anders waren maar door druk door de dichte – en ruimere omgeving, door opvoeding, door druk van leeftijdsgenoten en maatschappelijke druk hebben ze een neurotypische identiteit aangenomen om zo goed mogelijk in de samenleving te leven. Deze vorm zou voornamelijk ontstaan tussen de kindertijd en de puberteit bestaan om anderen te behagen (door emoties te uiten gewenste resultaten te krijgen), of door gedrag te imiteren om erbij te horen (en dat later af te zwakken).

Mensen met aangrenzende pseudotypische aard hebben mogelijks enkele autistische eigenschappen, afhankelijk van de situaties waarin ze verkeren meer of minder, maar hebben overwegend neurotypische eigenschappen. Zij vinden het eenvoudiger en comfortabeler om hun neurotypische identiteit te koesteren.

Van hen wordt verondersteld dat ze enkele van de vele genen zouden hebben die bij autisme zouden betrokken zijn. Dichter bij het autistisch einde van deze categorie wordt dit het Brede(re) Autisme Fenotype (BAF) genoemd. Deze term wordt soms gebruikt door deskundigen die niet goed weten wat aan te vangen met mensen bij wie ze te snel willen de knoop doorhakken of er nu sprake is van autisme, of een andere of geen diagnose. Soms zijn deze mensen verwanten, familieleden of andere mensen die minder uitgesproken autistisch zijn. Over deze mensen wordt niet zo vaak gesproken, omdat ze niet echt zichtbaar zijn als groep en geen sterke groepsidentiteit hebben. Je zou hen ook quasi-neurotypisch kunnen noemen, maar wie zou zich met zo’n term willen identificeren?

Tot slot

Wat er ook van zij, pseudotypische mensen zijn ongetwijfeld aanwezig in onze samenleving, maar echt georganiseerd zijn ze niet, en er is heel weinig onderzoek gedaan naar wat hen drijft, wat hen gelukkig maakt en vooral, hoe ze met hun aard het best kunnen leven. Misschien een ideetje voor iemand die een onderwerp voor een masterthesis of een doctoraat zoekt?

Geef een reactie

Gelieve met een van deze methodes in te loggen om je reactie te plaatsen:

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.