Het gevoel erbij te horen, betekent ook welkom zijn in openbare ruimtes … autisme en toegankelijkheid

Om het gevoel te hebben erbij te horen, is het cruciaal om jezelf te zijn maar ook jezelf te kunnen zien, te zijn zoals je eruitziet en jezelf in de ogen kunnen kijken. Om het even of je autistisch bent, welke culturele achtergrond je hebt, welke seksuele aard, welke klasse of religieuze aard je hebt.
De uitdrukking ‘niets over ons zonder ons’, is een zinvolle benadering, maar mag ons niet tegenhouden om ruimtes te maken waarin we welkom zijn en recht hebben om onszelf te uiten zoals we zijn, zolang dat anderen niet beangstigt of in gevaar brengt. We kunnen helaas niet voor iedereen even inclusief zijn en goed doen. We kunnen wel open staan om te leren van iedereen, ook al herkennen we ons niet meteen in deze mensen, zonder onszelf uit het oog te verliezen.
Veel mensen zien hun identiteit als een snijpunt van verdrukking, van ruimtelijke en symbolische uitsluiting. Het meest duidelijke voorbeeld daarvan is de meest letterlijke interpretatie van toegankelijkheid: die voor hulpmiddelen voor lichamelijke mobiliteit. De aanpassingen daarvoor zijn in het bijzonder gericht voor wie zich ooit wel lichamelijk kon voortbewegen of wie zich maatschappelijk aansluit bij wie geen handicap heeft. Voor alle andere mensen die aanpassingen nodig hebben door beperkingen van hun mobiliteit, bijvoorbeeld om andere redenen dan lichamelijke aandoeningen, blijven de aanpassingen zeer begrensd en is de verwelkoming veel minder hartelijk.
In veel ruimtes van ons leven bevorderen de meeste aanpassingen dus de letterlijke toegankelijkheid, die relatief eenvoudiger toepasbaar is. Alleen als het gaat om hygiëne, zoals aangepaste toiletten, blijkt er nog weerstand tot aanpassing. De meeste aangepaste toiletten voor mensen met een beperkte mobiliteit blijken in mijn ervaring trouwens vooral bezet door obese mensen of door mensen met een groot ego, al dan niet met hulpmiddel.
De sociale, informatieve, communicatieve en esthetische aanpassingen van openbare en andere ruimtes hinken echter nog vaak achterop. Het toenemend bewustzijn dat er ook autistische volwassenen zijn die bijdragen tot de economie, heeft ertoe geleid dat sommige mensen zijn gaan denken hoe je een organisatie autismevriendelijk kan maken.
In sommige gevallen is dat redelijk goed gelukt, ook al is niet iedereen in de organisatie altijd even goed mee. In de meeste gevallen lijkt autisme echter vereenzelvigd te zijn met zintuiglijke beperkingen. Het valt immers toch op dat organisaties, bedrijven en besturen kiezen voor stille ruimtes, stille tijden, prikkelarme momenten en toestemming om zintuiglijke hulpmiddelen te gebruiken. De essentie van een toegankelijke omgeving, duidelijke informatie, ook niet-digitaal, en het gevoel welkom te zijn als mens, wordt vaak over het hoofd gezien.
Het blijkt ook veel moeilijker om inzicht te verwerven in wat autistisch zijn werkelijk is. Duidelijkheid en overzicht bieden (een plan waar wat beschikbaar is, waar we ons bevinden in de gebouwen), en concreet en verstaanbaar communiceren over wat we mogen verwachten, dat blijkt een stuk moeilijker. Het lijkt of we als burger, consument of klant steeds opnieuw verrast of gedesoriënteerd moeten worden. Als autistisch mens wordt ik de hele dag door al verrast, extra verrassingen en prikkels hoeven er echt niet meer bij.
Een aanpassing waar ik naar uit kijk, en waar bijvoorbeeld nog maar weinig over is nagedacht, is het hoofd bieden aan de uitdaging om ruimtes zoals musea, bibliotheken en exposities vrij te blijven van praatjes, geklets, vrijheid van dwingende visuele afleiding, vrijheid van opgedrongen vrolijkheid of gedwongen geluk. Ook een vraag als ‘Hoe kunnen organisaties, bedrijven en besturen denken over aanpassingen die de extraverte suprematie van woord durven dienen?’ zou wat mij betreft hoogdringend aangekaart moeten worden.
Er zou volgens mij beslist wat meer actief gehandeld moeten worden om openbare ruimtes en centra waar informatie en kunst voor de bevolking wordt aangeboden de mogelijkheid te bieden om ook de meer atypische medemens welkom te heten. Daarover mee nadenken zonder terug te schrikken voor mogelijke conflicten, en oefenen in het stretchen van de communicatiebreedte,, is iets waar ik naar uit kijk.