Elke dag (een) zin … autisme en leven

Elke dag een zin schrijven, niet meer en niet minder, dat volstaat voor mij. Zeker op zondag. Net zoals het volstaat om op te staan en pas op het einde van de dag tevreden een lijstje te maken van wat er gedaan is. Ook al bestaat dat lijstje uit één zin. Een korte, of een lange.
Meestal is die zin slechts een begin. Het begin van een dag. Soms volgt er een stuk, een blog, een column of cursiefje, een artikel, een essay, een verhaal, een gedicht. Soms volgt er een lijstje. Of lijstjes. Lijstjes met taken op, met uitgeschreven dromen of nachtmerries. Met wat er zou kunnen gebeuren en wat ik liever niet zie gebeuren. Het gebeurt dat ik er een dag mee bezig ben. Dat er niet meer van komt. Dat geeft niet, spreek ik dan tegen mezelf. Het mag niet te vaak gebeuren, anders groeit de bewijskracht dat ik niets doe, maar het mag af en toe. Steeds vaker.
Zin, dat is voor mij het begin. Het gebeurt dat het even duurt voor ik zin heb. Anderen spreken er me wel eens op aan. Zin moet je maken. Soms hoor ik: Niemand heeft zin. En: Ons leven is zinloos. En ga zo maar door. Dat kan ik me niet voorstellen, leven zonder zin. Daarom schrijf ik er elke dag minstens een op. En ik ga zuinig om met die zin.
Het belangrijkste moment van de dag is mijn ontbijt. Elke dag hetzelfde, daar sta ik op. Vier boterhammen met jam, twee koppen koffie (met suiker), twee potjes aardbeienyoghurt en, niet in het minst, zes pilletjes. Twee stemmingsstabilisatoren, een aandrijfveer voor de stofwisseling, een hulpmiddel om de ademhaling op peil te houden, een een stimulans om nog verder te leven, en een wit pilletje om niet te verkalken. Twee keer daags, na de maaltijd. Ik heb het meer voor druppels en drankjes, maar met pillen heb ik geen probleem. Als ik die ingenomen heb, is mijn dag alvast niet meer zinloos. Nutteloos des te meer, maar zinloos niet. Dat geeft niet, want ik ben allergisch voor nuts, noten. Ik ben dus geen nuttige mens. Zinnig des te meer, nuttig niet zozeer.
Een mooi begin, dat is de kruimels op de grond volgen. Meestal leiden die naar het berghok. Waar de stofzuiger staat, vredig, naast de wasmachine. Ik hou ervan met de stofzuiger de kruimels rond het huis op te zuigen als een pacmannetje. Net zoals ik ervan hou de filter van de wasmachine af te laten, en weer proper te maken. Mijn liefste vindt het leuk dat ik ervan hou.
Zo heb ik tegen de middag maar liefst drie dingen in één gedaan. De vloer kruimelvrij gemaakt, de wasmachine verlost en mijn liefste blij gemaakt. Op zo’n moment voel ik alweer de drang ontstaan om daar iets over te schrijven. Bij een kop thee en een stukje cake, met uitzicht op het pleintje met een boom, waar de plaatselijke derde leeftijd jeu de boules speelt. Tot welke leeftijd zouden wij behoren, mijn liefste en ik, vraag ik me af. Het lukt niet om een antwoord te vinden. Tijd voor een dutje. Het meest zinnige idee van de dag.
Niet langer dan een half uur later zit ik alweer recht. Een deuntje heeft mijn hoofd veroverd. Het is er straks weer uit, hoop ik, en maakt plaats voor een herinnering aan wat ik van plan was te doen vandaag. Straks ga ik lichamelijke arbeid doen, de cactus water geven, de kopjes verplaatsen, mijn vijftienduizend stappen zetten en 2500 calorieën verbranden. Verder weet ik het niet meer. Ik heb eraan gedacht, maar ik heb die gedachten verzet en vind ze nu niet meer terug. Hoewel. Misschien is het maar best zo. Misschien speel ik straks scrabble met mezelf. Op zoek naar nieuwe woorden. Ik sla mijn boek dicht en kijk naar buiten. Buiten doet iedereen zo ontzettend eindeloos hun best.
Inspiratie, zin en de laatste zin heb ik uit ‘Elkedagzin‘ van creatieve duizendpoot Annelies Belemans van AtelierA (Pelckmans, 2022).
Een mooie poëtische tekst die echt deugd doet om te lezen op zo’n kille herfstige zondagavond. Doe zo voort, Sam, ik lees heel graag je blogs.
LikeGeliked door 1 persoon