Wat in de lucht hangt mag er blijven … autisme en bijgeloof

Foto van Anne Nygård op Unsplash

Mocht ik bijgelovig zijn, dan wel in de mate dat ik geloof dat op elk moment het geluk of het ongeluk kan toeslaan in die zin dat het mijn leven volledig verandert, in goede of slechte zin. Op een vrijdag de dertiende, zoals vandaag, kan er dus van alles gebeuren maar ook niet.

Toevallig of niet, maar toen ik dit schreef, spoot er een vreemd soort schuim uit het drukventiel van mijn warmwaterboiler. Je zou dat beschouwen als een reactie van het noodlot, of net niet. Dat het schuim dat eruit spoot op de muur een mysterieuze tekst naliet, die ik met enige verbeelding kan ontcijferen als ‘hilf mich’ (mijn boiler is van een Duits merk), hoeft ook niet meteen een probleem te zijn.

In het algemeen valt het, hout afkloppen, nog mee met ongeluk in mijn leven. Het had allemaal veel erger kunnen zijn, bedenk ik. Het begon al toen ik als peuter vond dat er wat sfeerverlichting mocht in de badkamer, en besloot mijn nachtlampje op de badrand te zetten. Sindsdien tart ik wel meer het noodlot, zonder het echt goed te beseffen. Regelmatig krijg ik een pedagogische tik van mijn engelbewaarder die na jarenlange interventies met een ernstige burn-out kampt. Ondanks goede voorbereiding loopt er immers regelmatig van alles mis. Ik hoef geen bloedstollende thrillers te lezen of te kijken, mijn leven is een aaneenschakeling van thriller, horror, waargebeurde ellende en verrassende plotwendingen waar andere mensen misschien wel een hartaandoening aan zouden overhouden.

Toch wil ik het niet anders doen dan ik het doe. Ik heb ervaren dat proberen te vermijden dat er iets ergs zou kunnen gebeuren, of proberen iemand anders te zijn dan ik ben, de beste manier is om het ergste te doen gebeuren. Dat wil ik nooit doen, of zo wil ik nooit worden, is dan ook sinds lange tijd mijn stopgedachte, de gedachte die bij mij opkomt als ik iemand heb leren kennen of heb meegemaakt.

Zo wil ik wel worden, of zo wil ik het ook doen, heb ik veel minder. Ik heb niet echt voorbeelden die ik wil volgen, en ook nooit gehad. De posters die in mijn slaapkamer hingen herinner ik me niet meer, het waren volgens mij geen idolen, hoogstens landschappen of reproducties van schilderijen. Telkens iemand mij vroeg naar wie ik opkeek, of in wiens voetsporen ik wil treden, kon ik niet meteen op een naam of gezicht komen.

Mensen die ik absoluut niet wou worden of navolgen, hebben daarentegen sterker mijn leven beïnvloed. Omdat ze zichzelf een goed voorbeeld wanen bijvoorbeeld, door hun manier van leven, door wat ze al of niet zeggen of doen of door hun houding tegenover anderen of tegen mij.

Het is voor mij vaak niet helemaal duidelijk waarom, maar ik voel bij sommige mensen aan: zo wil ik nooit worden. Misschien is het wel omdat ik denk dat het ongeluk brengt, dat ik medeleven of medelijden heb met hun manier van leven, dat ik zelfs vrees zo te worden zoals zij. En ongeluk, dat heb ik al in overvloed, dat hangt naar mijn gevoel in de lucht.

Vandaag mag wat in de lucht hangt, wat mij betreft, blijven hangen. Het hoeft niet meteen naar beneden te komen. Niet als regen, niet als schuim in mijn warmwaterboiler, niet als onheil dat neerdaalt. Hoewel ik besef dat ik daar maar een zeer klein aandeel in heb, ik kan hoogstens omgaan met wat er uit de lucht valt en mij voorbereiden op wat valt, al dan niet op mijn hoofd. En zelfs proberen niet te vallen, natuurlijk. Tenzij dan voor mijn liefste. Voor haar val ik elke dag. Bij wijze van spreken natuurlijk.