‘Mijn beste vriend raadt me aan om meer cafépraat te oefenen, wat bedoelt hij daarmee?’ … autisme en communicatie

Tom is een trouw abonnee van deze blog, en geeft af en toe een kleine donatie via mijn Paypal-knop op deze blog (waarvoor dank!). Tom heeft al een tiental jaar een diagnose autisme, en daarnaast ook nog een lichamelijke beperking waardoor hij zich rollend door het leven voortbeweegt. ‘Ik heb geluk gehad’, schrijft Tom wel eens in zijn mails. ‘Ik heb niet de vreselijke beperking dat ik denk geen beperkingen te hebben’.
Tom heeft een studie filosofie afgerond, en is momenteel actief als vrijwilliger in het circuit van meervoudige ernstig gekwetste kansarme thuislozen. Daarnaast heeft hij een kleine maar beperkte kring van kennissen die hij ‘goede vrienden’ noemt. Een van zijn beste vrienden gaf hem onlangs een goede raad die hem ertoe aanzette om aan mij een vraag te stellen.
‘Sancho, een van mijn beste vrienden, zei onlangs tegen mij dat ik dringend wat meer cafépraat moet oefenen. Ik probeerde hem te vragen wat hij daarmee bedoelde, maar het leek of hij verlangde dat ik oppervlakkige dingen ging zeggen. Krijg jij dat soort opmerkingen wel eens, weet je dan wat ‘cafépraat’ precies betekent, zou ik dat moeten nastreven en hoe zou ik dat dan doen? Sommige mensen beweren dat autistische mensen door hun autisme beperkt zouden zijn in cafépraat voortbrengen. Hoe zie jij dat?’
Wat Sancho aan jou zegt, volgens mij, is dat je in elk geval niet uit je nek lult, beweringen te weinig of slecht onderbouwt, dat je niet overdrijft of opschepperig verwoord of kletspraat verkoopt. Ik heb het zelf moeilijk met cafépraat.
Eerst heb ik het moeilijk met de term: onterecht denigrerend voor wat het cement van sociale structuren is en een beetje betweterig alsof er wel en geen cafépraat bestaat. In het licht van de wijsheden die geen van ons bezitten is alles een beetje cafépraat, vind ik. Hoogstens kunnen we onderscheid maken tussen de kwaliteit, net zoals er onderscheid bestaat tussen de kwaliteit van de dranken die de barman opdient.
Daarnaast heb ik het moeilijk met cafépraat ‘verkopen’ (hoewel er eigenlijk niets verkocht wordt). Ik val redelijk snel stil als ik met mensen, bekenden en zeker onbekenden, over informele, vaak onbenullige onderwerpen moet spreken. Ongeplande gesprekken, vaak zonder een bepaald doel, over alledaagse onderwerpen zoals weer, sport, werk, familie of de laatste nieuwtjes, vind ik dus best wel een uitdaging.
Of autistische mensen door hun autisme minder goed zouden zijn in zogenaamde ‘cafépraat’, zou ik niet zomaar aannemen. Sommige autisten zijn er op het eerste gezicht best goed in. Het zou kunnen dat ze daar jarenlang op geoefend hebben, dat dit hoort bij hun compensatiestrategieën, en dat ze denken dat deel uitmaakt van maatschappelijke verwachtingen. Het zou kunnen dat ze dit maar een tijdje kunnen volhouden en dat dit hen veel meer energie kost dan een buitenstaander veronderstelt. Sommigen kunnen het echter behoorlijk lang volhouden.
Sommige onderzoekers beweren dat autistische mensen sinds de komst van het internet steeds beter zijn geworden in cafépraat. Vroeger moest je voor de betere cafépraat al naar kroegen, bars of brasserieën of toch minstens het marktplein. Voor dubbelzinnig seksisme, generaliserend gelul, complexe problemen herleiden tot simplistische oplossingen, of komisch bedoelde trivialiteiten, hoef je al lang je deur niet meer uit. Je kan ervoor terecht op sociale media, nieuwsfora of chatrooms. Dat maakt het voor autistische mensen veel toegankelijker, hoewel die toegankelijkheid ook niet overdreven moet worden.
Het belang van af en toe, met mate, aan cafépraat te doen, wil ik zeker niet onderschatten. Ik heb ook vaak de raad gekregen om mij erin te verdiepen en erop te oefenen. Als het gaat om sociaal contact en netwerken is het absoluut noodzakelijk om af en toe, wars van intellectualisme, ongeïnformeerd te praten. Anders raak je al snel sociaal geïsoleerd en raak je afgesloten van het gemeenschapsgevoel. Ook als het gaat om informatie en ideeën uitwisselen, zowel op de werkvloer als in de samenleving, is cafépraat onder de knie hebben ontzettend belangrijk.
Als iemand je dus aanraadt om meer op cafépraat te focussen, is dat volgens meer eerst en vooral een advies om je gesprekken meer af te stemmen op wat je gesprekspartner bezig houdt. Het gaat dan volgens mij niet alleen over de gekozen thema’s, maar ook over de wijze waarop je met elkaar praat. Het zou ook kunnen betekenen dat de ander zich geïntimideerd voelt, het gevoel krijgt ‘dom’ te zijn door je taalgebruik en niet mee te kunnen met je gedachtegang. Dat zou ik in elk geval proberen te vermijden, en ik probeer ook geen moeilijker woorden te gebruiken dan absoluut nodig. De grens voor mij als het gaat over cafépraat, is wel erop te letten dat ik niet meega in onjuiste informatie, geruchten en discriminatie, en kritisch blijf over wat er, al dan niet onder invloed van alcohol, beweerd wordt.
Tot slot zijn er helaas niet zoveel mogelijkheden om te leren over of te oefenen op cafépraat. Voor zover ik weet, bestaan er ook geen workshops die zich richten naar mensen met autisme en die zich tot doel stellen om hen technieken aan te reiken om beter te worden in cafépraat. Ongeschreven sociale regels, improvisatie, een gesprek aangaan over banale thema’s met mensen die je niet kent … het zou best voer kunnen zijn voor een workshop buiten de comfortzone. Waar niet meteen veel autistisch volk op zou afkomen, vrees ik.
Voor een stuk wordt dat opgevangen in trainingen communicatie en sociale vaardigheden, in het luik ‘informele vaardigheden’. Anderzijds zijn er ook verenigingen die voor autistische mensen etentjes organiseren, of erop letten dat inhoudelijke activiteiten voldoende pauzes voorzien waarbij ze cafépraat aanmoedigen. Helaas zijn er dan altijd van die types, inclusief mezelf, die dat niet snappen en over moeilijke thema’s beginnen, en de boel om zeep helpen. Sorry daarvoor
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.