De patroonzoekers: een nieuwe theorie over de menselijke vindingrijkheid

Een tijdje geleden las ik het (Engelstalige) boek ‘The Pattern Seekers: How Autism Drives Human Invention” van psycholoog Simon Baron-Cohen van de Universiteit van Cambridge. Intussen is dit boek vertaald als ‘De Patroonzoekers: een nieuwe theorie van de menselijke vindingrijkheid’. In zijn boek betoogt Baron-Cohen dat alle menselijke innovatie voortkomt uit het ‘systemiseringsmechanisme’, het vermogen om causale patronen te onderscheiden en te manipuleren, en dat autistische mensen daar bij uitstek in uitblinken, en gestimuleerd moeten worden omdat zij de toekomst van onze beschaving een duwtje in de rug kunnen geven.
Baron-Cohen ondersteunt zijn gedurfde argument met vermoedens en bewijzen verzameld uit een reeks vakgebieden, waaronder archeologie, diergedrag en neurowetenschappen. Het boek bespreekt de volledige geschiedenis van de mensheid en stelt dat ergens tussen de 70.000 en 100.000 jaar geleden mensachtigen de hersenkracht ontwikkelden om systematisch te denken met behulp van ‘Als-En-Dan’-logica, en dat dit resulteerde in de bloei van menselijke uitvindingen.
Baron-Cohen citeert functionele magnetische resonantiebeeldvormingsonderzoeken die suggereren dat het systematiseringsmechanisme “sterk afhankelijk is” van laterale frontopariëtale verbindingen in de hersenen en een regio die de intrapariëtale sulcus wordt genoemd. Hij benadrukt dat dit mechanisme uniek is voor Homo sapiens en wijdt een heel hoofdstuk aan het weerleggen van elke suggestie dat vroegere mensachtigen, inclusief Neanderthalers, deze capaciteit bezaten, ondanks hun gebruik van eenvoudige gereedschappen en vuur.
Baron-Cohen betoogt verder dat het systemiseringsmechanisme vooral sterk aanwezig is bij innovators op alle gebieden, zowel in de kunsten als in de wetenschappen, en ook bij mensen met autisme. Hij beweert dat deze twee groepen elkaar door de geschiedenis heen overlappen. In een van de interessante hoofdstukken van het boek bespreekt Baron-Cohen een reeks slimme voorbeelden van dierlijk gedrag dat oorzakelijk denken lijkt te weerspiegelen. Hij doet deze echter af als voorbeelden van ‘associatief leren’ in plaats van gesystematiseerde cognitie.
Lezers die bekend zijn met de theorieën en studies van Baron-Cohen zullen het boek waarschijnlijk waarderen. Aan het einde doet Baron-Cohen een hartstochtelijke oproep tot actie voor de moderne samenleving om het beter te doen in het benutten van de inventiviteit van mensen met autisme. Baron-Cohen heeft zijn boek opgedragen aan autistische mensen om aan te tonen hoe belangrijk zij waren voor de vooruitgang van de wereld. Hij gebruikt Thomas Edison, de uitvinder van de gloeilamp, als voorbeeld van iemand met autisme. Edison had gebrekkige sociale vaardigheden, maar was een hypersystemiseerder die obsessief op zoek was naar patronen en systemen.
Samengevat is het boek van Baron-Cohen een gedurfd en interessant betoog over de ontwikkeling van het menselijk brein en de rol van het systemiseringsmechanisme bij menselijke innovatie en de creativiteit van mensen met autisme. Toch heb ik als autistische volwassene heel wat kritieken op dit boek, en vind ik het op zijn zachtst gezegd bedenkelijk geschreven.
De centrale these van het boek is dat het vermogen om causale patronen te herkennen en te manipuleren, het zogenaamde ‘systemiseringsmechanisme’, de drijvende kracht is achter alle menselijke innovatie en creativiteit. Baron-Cohen beweert dat dit mechanisme vooral sterk aanwezig is bij mensen met autisme en dat deze groep daarom een belangrijke rol heeft gespeeld bij de vooruitgang van de wereld.
Vooreerst vind ik het interessant om te lezen over het verband tussen autisme en het vermogen om patronen te zien en te manipuleren, en hoe dit vermogen heeft bijgedragen aan menselijke innovatie door de geschiedenis heen. Het is ook bemoedigend om te zien dat Baron-Cohen pleit voor meer erkenning en waardering voor de bijdragen van autistische mensen aan de samenleving.
Toch voel ik me ongemakkelijk bij de beperkende en stereotyperende visie op autisme die in het boek vaak voorkomt. Het impliceert dat mensen met autisme vaak een “hypersystematiserende geest” hebben en dat dit altijd een voordeel zou zijn voor de samenleving. Dit creëert een vrij monolithisch beeld van autisme dat niet overeenkomt met mijn ervaringen. Autisme uit zich volgens mij op verschillende manieren en er zijn verschillende soorten autisme, elk met hun eigen kenmerken. Bovendien kan hypersystematisering bij sommige autistische personen ook leiden tot problemen met flexibiliteit, verandering en communicatie, waardoor het toch vaak een beperking is eerder dan een voordeel.
Een andere kritiek die ik zou kunnen uiten, is dat het boek geen rekening houdt met de vele sociaal-culturele, psychologische en economische factoren die van invloed zijn op de levenservaring en autismebeleving van autistische mensen. Autistische volwassenen worden vaak geconfronteerd met discriminatie, uitsluiting en stigma, waardoor het moeilijker wordt om hun vaardigheden en talenten te laten zien en te benutten. Simon Baron-Cohen’s boek impliceert dat de oplossing is om autistische volwassenen te “ontdekken” en te laten opgroeien als begaafde individuen. Hoewel dit op zichzelf een positief doel is, is het belangrijk om op te merken dat er structurele barrières zijn die moeten worden aangepakt om een echte inclusieve samenleving te creëren. Aansluitend zou ik ook de kritiek kunnen uiten dat het zien van autistische mensen als ‘patroonzoekende types’ zou kunnen suggereren dat autistische mensen slechts machines zijn en geen emoties, gevoelens en persoonlijkheid hebben. Dit kan leiden tot verdere stigmatisering en marginalisatie.
Daarnaast voel ik me ongemakkelijk bij de manier waarop Baron-Cohen spreekt over autisme als een soort superkracht die automatisch leidt tot uitvindingen en innovatie. Ik ben bezorgd dat het idee van autisme als een soort superkracht, bovenop alle andere invloeden, kan bijdragen aan stereotypen en stigmatisering van autistische mensen die niet voldoen aan dit beeld.
Het is waar dat sommige autistische mensen uitblinken in bepaalde gebieden van systematisch denken, zoals wiskunde, informatica en engineering. Maar om de creativiteit en innovatie van de gehele mensheid te reduceren tot een enkel neurologisch mechanisme lijkt mij een simplistische en reductionistische benadering. Bovendien gaat deze benadering voorbij aan de sociale, culturele en historische context waarin innovaties ontstaan.
Volgens mij is het beeld dat Baron-Cohen schetst van autisme een vrij simplistisch beeld van autisme dat niet volledig recht doet aan mijn ervaring als autistische persoon en mogelijks ook ervaringen van andere autistische mensen. Autisme kan zich op verschillende manieren manifesteren en niet alle autistische mensen hebben dezelfde vaardigheden of interesses. Het is belangrijk om de diversiteit binnen de autistische gemeenschap te erkennen en te waarderen. Als we dat niet erkennen, kan er een stereotype gevoed worden dat vertrekt vanuit de idee dat alle autistische mensen op de een of andere manier ‘geniaal’ zijn, wat kan bijdragen aan onrealistische verwachtingen en stigma. Het is belangrijk om de diversiteit van de autistische gemeenschap te erkennen en te vieren, en om autistische mensen niet te reduceren tot hun cognitieve kenmerken of hun bijdragen aan de samenleving.
Baron-Cohen lijkt ook te suggereren dat mensen met autisme in de eerste plaats geschikt zijn voor wetenschap en technologie, terwijl mensen met een meer artistieke of creatieve achtergrond worden afgedaan als “associatief lerend” in plaats van gesystematiseerd. Dit is een beperkte visie op creativiteit en innovatie, die beide voortkomen uit een breed scala aan vaardigheden en perspectieven. Hoewel het waar is dat mensen met autisme vaak sterke affiniteit hebben met wetenschap en technologie, is het belangrijk om te erkennen dat er ook mensen met autisme zijn die uitblinken in andere creatieve gebieden, zoals kunst, muziek en literatuur.
Daarnaast lijkt de bewering dat het systemiseringsmechanisme uniek is voor Homo sapiens en dat vroegere mensachtigen het niet bezaten, niet noodzakelijkerwijs gebaseerd te zijn op solide bewijs. Er zijn bijvoorbeeld archeologische aanwijzingen dat Neanderthalers complexe symbolen gebruikten en mogelijk cognitieve vaardigheden hadden die vergelijkbaar waren met die van Homo sapiens. Het is belangrijk om de bevindingen in de neurowetenschappen te plaatsen in een bredere context van wetenschappelijk onderzoek, om de volledige complexiteit van menselijke evolutie en cognitie te begrijpen.
Tot slot lijkt het boek te suggereren dat het benutten van de inventiviteit van mensen met autisme de sleutel is tot het oplossen van de complexe problemen van de moderne samenleving. Dit is een vrij onrealistische benadering van de uitdagingen waar we voor staan. Het oplossen van deze problemen vereist een collectieve inspanning van mensen met verschillende vaardigheden, achtergronden en perspectieven.
Kortom, hoewel het boek van Baron-Cohen interessante inzichten biedt over de ontwikkeling van het menselijk brein en de rol van het systemiseringsmechanisme bij menselijke innovatie, vind ik het belangrijk om deze benadering kritisch te bekijken en rekening te houden met de sociale, culturele en historische context waarin innovaties ontstaan. Tot slot is het belangrijk om te erkennen dat autisme een complexe en heterogene ervaring is die zowel positieve als negatieve aspecten heeft en dat het benutten van de inventiviteit van autistische mensen weliswaar een positief punt is maar dat er heel veel verschillende autistische mensen zijn, die veel meer diverse sterkten hebben die ze elke dag gebruiken om zichzelf en de samenleving ten dienste te zijn. In die zin bekijkt het boek van Simon Baron-Cohen autisme te autistisch, en is het een eerder gemiste kans om de rijke diversiteit van autisme te beschrijven.
De Patroonzoekers: een theorie over de menselijke vindingrijkheid, is uitgegeven in 2022 bij uitgeverij Nieuwezijds