Een constructie van gelaatstrekken
Het heeft iets van een houten kop zoals je die ziet in een etalage van een kledingwinkel. Geen beweeglijk voorhoofd met kans op rimpels, geen wangen die je zou willen strelen. De kop is glad en vlak. De neus ontbreekt.
De ogen bestaan uit inkepingen in het hout of gips. Ook de mond ziet er weinig vertrouwd uit. ’t Is een plotselinge holte. De huid stopt wel op de plaats van de mond, maar had daar ook ononderbroken kunnen doorgaan, net of degene die dit gezicht ziet niets heeft geleerd van eerdere waarnemingen.
Of er moeite voor moet worden gedaan om zoiets gewoons als een gezicht op te bouwen, geen erkenning, maar een constructie van gelaatstrekken.
K. Schippers in ‘Sprenkelingen’ (Querido, 2013)