Grenzen aanhouden als belangrijkste peiler van zelfzorg … autisme en grenzen
Onlangs had ik ruzie met een kennis. Dat gebeurt niet zoveel. Meestal hebben mensen ruzie met mij, niet andersom. Of die indruk heb ik toch. Omdat ik een grens overschrijdt. Op dat moment schrik ik terug. Zoals ik tegen een prikkeldraad aanloop, en een stroomstoot krijg. Ik schrik maar versta het wel, als mensen boos worden als ze vinden dat ik hun grens overschrijdt. Hoe boos ze precies zijn, dat vind ik moeilijk te zeggen.
Grenzen aanhouden is het belangrijkste als het gaat om zelfzorg
Ik verontschuldig mij dan meestal, en blijf me verontschuldigen. In verontschuldigen ken ik vaak mijn grens niet. Soms worden mensen daar ook boos van. Dat versta ik dan weer niet. Gelukkig gebeurt dat niet zo vaak, noch dat overschrijden van de grenzen van een ander, dat verontschuldigen en dat boos worden. Of dat denk ik toch.
Andersom, dat een ander mijn grens overschrijdt, gebeurt het veel vaker. Grenzen trekken of communiceren wanneer mijn grens bijna of helemaal is overschreden, vind ik moeilijk. Zeker in onduidelijke situaties of in contact met mensen die mijn grenzen, bewust of onbewust, testen. Of in het gezelschap van mensen die vinden dat grenzen louter symbolisch zijn, en onder het mom van ambitie en groei overschreden moeten worden.
Volgens mij is goed je grenzen aanhouden het belangrijkste als het gaat om zelfzorg. Het voorkomt narigheid, zoals ineenstortingen, overprikkeling, chronische vermoeidheid. Natuurlijk vind ik het altijd lastig om opdrachten te weigeren als ik zie dat ik mijn grens nader. Nog lastiger is dat omdat ik dan vaak al lang over mijn grens ben. Ik heb namelijk geen knipperlicht als op het dashboard van mijn auto, dat knippert om aan te geven dat ik nu even niets moet doen. Even niets doen vind ik immers ‘not done’. Ironisch genoeg doe ik volgens mensen die professioneel ‘activeren’ (mijn activiteitsgraad verhogen) ‘bijna niets’. Zo jong en al voltijds in de ‘inactiviteit’, hoor ik dan.
De vier belangrijkste grenzen in mijn leven
Nochtans overschrijd ik in dat ‘bijna niets’ doen regelmatig mijn eigen grenzen. Zowel mijn grenzen op vlak van lichamelijk – als zintuiglijk vlak, op vlak van tijd en communicatie. Dat zijn de vier belangrijkste.
Mijn lichamelijke grens heeft vooral te maken met aangeraakt worden, op welke manier en door wie, en met ruimtes waar ik alleen bepaalde mensen en soms liefst niemand heb. Daar ben ik me vaak niet bewust van en als ik er bewust van ben, vind ik het vaak moeilijk om aan te geven. Voor mij hoeft een begroeting zeker niet met een aanraking. Zeker als ik weinig energie heb, zal ik handen schudden, kussen en omhelzen vermijden. Je kan mij ook aanraken door een vriendelijk gebaar of een gemeend welkomstwoordje.
Sommige mensen gaan daar heel licht over, en geven, heel onverwacht en onaangekondigd, een schouderklopje of een duwtje in de rug. Het liefst loop ik dan meteen heel ver weg. Ook als ik afspreek met een huishoudhulp welke ruimtes ze binnen mag om proper te maken en welke niet, en ze gaat gewoon haar eigen gang, voel ik dat aan als over mijn lichamelijke grens gaan, en krijg ik er een woede-aanval door. Het zou moeten volstaan om te zeggen ‘liever geen omhelzing asjeblieft’, ‘je staat te dicht bij me’, ‘vraag eerst of ik omhelzen ok vind’, of ‘die kamer is alleen voor mij’. Helaas lijken sommige mensen dat soort verzoeken niet te respecteren.
Naast lichamelijke grenzen heb ik vaak te maken met zintuiglijke grenzen die overschreden worden. Die houden verband met hoe ik zintuiglijke prikkels ervaar (te sterk of te zacht), wat me helpt om ermee om te gaan (voorbereiding, overzicht vinden, enkele hulpmiddelen, goede planning) en op welke plaatsen ik die grenzen het vaakst overschrijdt (in mijn geval restaurants, autowegen en grote shopping centra). Als ik zintuiglijke grenzen overschrijd, heeft dat meestal te maken met onverwachte situaties, een plaats die drukker is dan verwacht, of slechte voorbereiding.
Zoals velen ervaar ik ook vaak grenzen die verband houden met tijd, hoe ik tijd beheer en de tijd die ik nodig heb om te herstellen, te recupereren van een bepaalde activiteit of op adem te komen.
Met vallen en opstaan probeer ik zo goed mogelijk in te schatten hoeveel tijd ik nodig heb om van bepaalde activiteiten te bekomen en hoe ik het best ervan kan bekomen. Ik los dat meestal op door dagen van sociale activiteiten buitenshuis op niet zo autismevriendelijke plaatsen af te wisselen met ‘recuperatiedagen’, maar dat lukt natuurlijk niet altijd even goed. Inschatten hoe lang mijn sociale energie meegaat, en hoe ik de tijd die ik nodig heb om te recupereren kan inplannen, vormen voor mij (en wellicht ook voor anderen) een grote uitdaging. Mijn gretigheid om van alles te kunnen doen, en de chaotische organisatiestijl van anderen, leiden er wel eens toe dat ik beloften niet kan nakomen. Gelukkig ben ik voor niemand onmisbaar, ook al laten ze dat wel eens uitschijnen.
Een laatste grens die ik wel eens overschrijd, is een grens die verband houdt met communicatie, over hoe ik het liefst omga met anderen om misverstanden in de mate van het mogelijke te voorkomen. Op dit vlak ben ik vaak veel te meegaand en flexibel, waardoor ik vaak over mijn grens ga.
De meeste mensen grijpen naar mijn gevoel veel te snel naar verbale communicatie, gesprekken in levenden lijve of via telefoon. Voor bepaalde situaties is dat ook nodig, maar in veel andere gevallen ook niet, en kan het perfect geregeld worden via berichten, chat, mails of brieven. Als een bedrijf of organisatie mijn communicatiemiddel van voorkeur vraagt, antwoord ik steevast mail of berichten.
Ik vind het raar dat ze daar dan bijna nooit rekening mee houden. Als ik hen dan contacteer met een vraag, sturen ze mij een mail sturen om te vragen of ik hen eens zou kunnen opbellen. Of, erger nog, ze bellen onverwachts, brengen een plotse verandering met zich mee, geven vaak zintuiglijke overlast, veronderstellen heel wat verbale communicatie, vereisen volgehouden aandacht en leiden ertoe dat ik geregeld de verbinding verbreek.
Wat vooral spanning heeft voor mij is dat de meeste communicatievormen die gebruikt worden mij niet de tijd geven om de informatie te kunnen verwerken. Soms vraag ik om de mondeling overgebrachte informatie nog eens te mailen, en of de persoon wil herhalen wat h/zij heeft gezegd zodat ik het kan opschrijven. Dat leidt vaak tot een antwoord ‘dat wij daar niet in meegaan’. Tot een echt goede communicatie kan dat vanzelfsprekend niet leiden.
Tot slot: grenzen overschrijden raakt mij diep maar gelukkig komt het soms nog goed
Kortom, ervoor zorgen dat ik mijn eigen grenzen op vlak van mijn lichaam, zintuigen, tijdsbeleving en communicatie niet overschrijdt en dat die ook min of meer door anderen gerespecteerd worden, is niet altijd gemakkelijk. Daarom vind ik het net zo belangrijk dat bij anderen wel te doen, en raakt het mij zo diep als anderen dat toch aangeven. Zeker als dat een onherstelbare kloof veroorzaakt. Gelukkig zijn de wonderen de wereld niet uit en komt het soms nog goed.