‘Hoe maak je vrienden?’ … autisme en vriendschap

Foto van Andrew Moca op Unsplash

Jessica, een achttienjarige jonge vrouw die net een diagnose autisme heeft, mail me met de vraag wat voor mij precies vriendschap is, hoe je precies vrienden maakt en hoeveel vrienden ik heb. Ze heeft zelf heel weinig vrienden maar wil er graag hebben. Als ze dat laat weten aan anderen, reageren die heel raar op, vind ze. ‘Ze zeggen dat ze mijn vrienden zijn. Of ik krijg berichtjes van rare jongens of mannen die volgens mij helemaal niet weten wat vriendschap is. Ik vind het moeilijk en vraag me af hoe je als oudere persoon, zoals jij, vrienden maakt en omgaat met vriendschap.’

Hoe ik vriendschap zie, hoe ik vrienden maak en met hoeveel mensen ik vriend ben, vind ik heel moeilijke vragen om te beantwoorden. Ik herken je worsteling van toen ik in het begin van mijn volwassenheid was. Het is niet eenvoudig om over vriendschap te schrijven, zeker omdat het voor mij nog steeds niet duidelijk is wat er nu precies mee bedoeld wordt. Toen ik dat zei, kwam er meestal nog een moeilijker vraag bovenop: ‘Wil je wel vrienden?’. Daar wist ik al helemaal geen antwoord op.

Een kloof tussen wat als vriendschap wordt bedoeld en wie als vriend wordt beschouwd

Tussen wat als vriendschap bedoeld wordt, en wie als vriend beschouwd wordt, ligt er volgens mij vaak een groot verschil. Zo wordt vriendschap gezien als een sociale relatie waarin twee of meer mensen elkaar regelmatig ontmoeten, elkaars gezelschap waarderen en elkaar steunen in tijden van nood. Vriendschap kan volgens het psychologisch woordenboek ook gezien worden als een sociaal netwerk van individuen die elkaar sociale steun, vertrouwen en gevoelens van verbondenheid geven.

Zelfs als ik die definities als ‘bij wijze van spreken’ en niet te letterlijk probeer te interpreteren, dan denk ik dat mensen die elkaar vrienden noemen zich vaak vergissen of zich iets voorliegen. Soms weten ze het alleen nog niet, en soms zeggen ze het wel te beseffen maar proberen ze het te ontkennen.

Wanneer vriendschap juist en fout, goed of slecht is en wie dat bepaalt?

Raar genoeg heb ik dat ook vaak te horen gekregen toen ik jong was: dat ik niet wist dat mijn vrienden niet mijn vrienden waren, en dat ik niet wist dat de mensen die ik niet zag als mijn vrienden eigenlijk best wel mijn vrienden waren, of dat ze tenminste toch heel vriendelijk waren tegen mij. Ik raakte daar behoorlijk verward van. Want als mensen willen dat ik vrienden maak, en het zijn ‘foute’ vrienden, wat zijn de ‘juiste’ vrienden, en waarom zijn die vrienden dan precies zo ‘fout’?

Meestal bleken vrienden met wie ik een ‘samenwerkingsverband’ smeedde om me tegen pesten te verdedigen, of om goed te liggen in de groep, de ‘foute’ vrienden, en de goede vrienden bleken toevallig degenen die ook gepest werden. Foute vrienden bleken misleiding en bedrog te plegen, hielden geen rekening met grenzen, en hadden een negatief gevolg op mijn of andermans veiligheid, gezondheid of welzijn. Ook al vond ik dat nog altijd best moeilijk.

En dan heb het nog niet eens over ‘vrienden’ op sociale media. Paradoxaal genoeg beantwoorden die social media-vrienden nog meer aan wat vriendschap zou moeten zijn dan de ‘vrienden uit het echte leven’, wat echte leven ook moge voorstellen. De meeste contacten die ik nu heb, die het dichtst bij vriendschap komen, zijn nog steeds contacten vanop social media.

Hoe je vrienden kan maken (en hoe niet)?

Er bestaan heel wat boeken, documentaires en workshops over hoe je vrienden kan maken. De meeste zelfhulpboeken, zoals van Dale Carnegie en Susan Cain, zijn misschien aardig om te lezen maar brengen je als autistische persoon eerder op het verkeerde, en frustrerende pad. Dat komt onder andere vertrekken vanuit een neurotypisch brein en geen rekening houden met bepaalde drempels die eigen zijn of raken aan autistisch denken.

De praktische invalshoek

Een eerste invalshoek die van tips die je zou kunnen geven, vanuit eigen ervaring, is praktisch te werk te gaan.

Zo kan je bijvoorbeeld activiteiten die je graag doet proberen te delen met anderen (in de mate dat die activiteiten zich daartoe lenen natuurlijk). Verder zou ik je kunnen aanraden om aan te sluiten bij een sociale groep (zoals een pas-groep, een organisatie of een vrijetijdsgroep als Sterkmakers) waar (autistische) mensen zijn die aansluiten bij jouw begaafdheid, persoonlijkheid of aard.

Je zou ook gebruik kunnen maken van online groepen of gemeenschappen om autistische volwassenen te leren kennen en eventueel te ontmoeten. Daarbij is het natuurlijk belangrijk de veiligheidsregels in verband met ontmoetingen met onlinecontacten in het oog te houden (niet te snel alleen of ergens afgelegen afspreken, niet te snel persoonlijke informatie geven, …). Ook vrijwilligerswerk opnemen waarin je met andere mensen die aansluiten bij je interesses of autistisch zijn kan samenwerken, kan helpen om uiteindelijk tot vriendschappen te komen.

De therapeutische invalshoek

Een andere invalshoek is zicht te krijgen op je vaardigheden om vriendschappen te maken, die proberen te verbeteren door daarover in gesprek te gaan met een autismecoach of andere individuele therapie, en die eventueel te oefenen op een gestructureerde manier.

Het is volgens mij belangrijk daarbij je lat niet te hoog te leggen en je comfortabele niveau van sociale omgang te leren kennen, en die, als dat lukt, zeer geleidelijk aan uit te bouwen. Wees niet te hard voor jezelf als het gaat om vrienden maken, want dat gaat heel langzaam. Het is zelfs verdacht als je heel snel vrienden maakt, vind ik of als ‘vrienden’ je in de schoot worden geworpen.

Er bestaat meer vriendschap tussen dieren en mensen en dan tussen mensen onderling

Volgens de definitie van vriendschap bestaat er volgens mij in elk geval maar heel weinig vriendschappen. De meeste ‘vrienden’ lijken elkaar zelfs niet eens te kennen, in de zin dat ze kennissen zijn. Ze zijn vaker gewoon passanten, of toevallig met elkaar verbonden door een taak of functie of project. Zoals de meeste vrienden elkaar denken kennen, zo ken ik quizmasters of acteurs en actrices vanop de televisie. Ik denk vaak dat er meer vriendschappen bestaat tussen dieren en mensen, dan tussen mensen onderling.

Ik vind het zelf ook moeilijk om te zeggen wie mijn vrienden zijn, maar ik blijf ook met een vreemd gevoel achter als iemand mij als zijn of haar vriend beschouwt. Meestal had ik de contacten die ik met die man of vrouw had helemaal niet als vriendschappelijk gezien. Hoogstens als aangenaam, en minder vermoeiend dan veel andere contacten. Maar ik ontmoet ze zelden of slechts enkele keren per jaar, en als ik een vragenlijst over hun leven zou moeten invullen, zou ik de meeste antwoorden moeten schuldig blijven.

Als je niet weet waar je over praat, is het natuurlijk ook moeilijk om te antwoorden op de vraag of je het wil. Ik wist dan ook vaak niet wat zeggen als mensen me vroeger, in mijn tienerjaren, vroegen of ik behoefte had aan vrienden. Geen idee, of ‘ik weet het niet’, was toen het enige dat ik kon antwoorden. Waarop mensen het raar vonden dat ik dat niet kon weten. Tussen mijn twintigste en veertigste wierp ik wel eens de vraag terug en vroeg ik wat de ander precies bedoelde. De reactie die daarop volgde was er een van volstrekt ongeloof dat ik niet wist wat met er met vriendschap bedoeld werd. Of van boosheid dat ik hen niet toeliet om mij te helpen uit mijn afzondering te geraken.

De behoefte aan vriendschap

Vaak ervaar ik niet echt de behoefte aan vriendschappen, maar wel iemand aangenaam die graag met mij doet wat ik graag doe, en liefst in gezelschap waarin ik welkom ben en erbij mag horen. Het is moeilijk om daar een woord voor te vinden, omdat kennis te afstandelijk is, en mijn liefste, dat is mijn vrouw en associeer ik niet met de term ‘vriendin’. Voor sommige mensen wordt ‘vrouw’ of ‘echtgenote’ dan weer onlosmakelijk gelinkt aan een juridische of religieuze verbintenis, wat ik dan weer vind getuigen van een kruideniersmentaliteit. Alsof je moet gehuwd of getrouwd zijn, of moet samen wonen, feitelijk of juridisch, om iemand je vrouw te noemen.

De behoefte aan direct menselijk contact lijkt bij mij alleen wat minder dan bij de meeste mensen, omdat het veel stress oplevert, het genieten van wat ik doe en met wie ik het doe afremt en ik me vaak onbegrepen voel en teveel spanning ervaar. Ik pretendeer geenszins dat dit alleen met autisme zou te maken hebben. Er zijn duizend-en-één redenen waarom iemand, zelfs met autisme, wel of niet met anderen wil optrekken, wel of niet anderen in de buurt wil of zich wel of niet wil afzonderen.

De invloed van veroudering op vriendschappen

Naarmate ik ouder word, krijg ik de indruk dat mijn sociale motivatie er niet beter op wordt. Ook mij tolerantie voor lawaai en andere prikkels die mij weerhouden van te genieten van wat ik doe neemt af. Waarschijnlijk heeft dat te maken met aftakeling en veroudering, maar zeker weet ik dat niet. Het kan evengoed zijn dat ik beter aan het worden ben in te zijn zoals ik ben, of beter ben in mezelf worden. Al zou het ook kunnen dat ik niet anders kan. Veel valt er niet aan te veranderen, vrees ik.  

De tijd die ik in gezelschap kan zijn neemt af en het duurt in elk geval meestal minder lang vooraleer ik me sociaal voldaan voel. Al zijn er altijd wel uitzonderingen. Als ik het ergens leuk vind, blijf ik stilaan wat langer, ook al weet ik dat ik dit de volgende dagen bekoop met een flinke kater. Ik probeer wel bewuster actie in te ondernemen in de zin dat ik erop let voldoende sociaal initiatief te nemen. Dat deed ik vroeger zeker niet, integendeel.

Vriendschappen onderhouden is moeilijker van het vinden of maken van vriendschap

Behalve aanvoelen wat vriendschap is en het ‘vinden’ of ‘maken’ van vrienden, vind ik vriendschappen onderhouden moeilijk. Sommige mensen noemen goede vrienden hebben de beste antidepressiva of angstremmers. Dat heb ik zelf nog niet mogen ervaren, maar het kan best zijn. Ik heb eerder de ervaring gehad dat vrienden net op je beroep doen als het echt niet lukt ergens heen te gaan of er te zijn. Om dan nog maar te zwijgen over het verschil van ‘foute’ en ‘juiste’ vrienden weten aan te voelen.  

Als het op vriendschap aankomt, heb ik ook vaak de neiging om in camouflage te vervallen en mezelf niet te kunnen zijn, waardoor het nog meer energie kost, wat mijn motivatie om de vriendschap te onderhouden ondermijnt. Het is immers niet eenvoudig om ofwel niet samen met een of meerdere vrienden in een marginale positie te geraken ofwel me min of meer te conformeren in het gezelschap van ‘vrienden’, die me niet nemen voor wie ik ben, en daardoor uitgeput, vermoeid en triest te worden.  

Om af te ronden kan ik dus niet echt zeggen wat vriendschap is, wat het voor mij betekent, laat staan hoeveel vrienden ik zou hebben. Duidelijk is wel dat ik het, zoals vermoedelijk veel autistische mensen (en in het verlengde ook andere niet-autistische mensen), lastig vind om vriendschappen aan te gaan, ze te ontwikkelen, ze te onderhouden en ervan te genieten.

Ik hoop dat jij, Jessica, er de moed niet bij verliest, en iets aan mijn tips hebt gehad. Sluit gerust aan bij mijn online gemeenschap op mijn facebook pagina, daar zijn alle soorten autistische en niet-autistische mensen, dat kan misschien een begin zijn. Helaas is vriendschap geen gemakkelijk onderwerp, zeker niet in deze samenleving, en autistisch zijn helpt daar niet echt bij. Het wordt daarnaast ook verwacht van mensen om dat te doen. Ook al zou ik even graag willen dat we me van die verwachtingen minder zou aantrekken, en een positief leven zouden kunnen leiden zoals we zijn. Autistisch gelukkig, of minstens met een positief gevoel met wat we hebben en met wie we zijn.