‘Hoe ga je om met autismegrapjes?’ … autisme en humor

Foto van Steve Johnson op Unsplash

Het gebeurt wel eens dat lezers van mijn blog ventileren, hun hart luchten, over de grapjes, humor of moppen die over autisme de ronde doen. Ze vinden die beledigend, stigmatiserend, discriminerend en in elk geval kwetsend. Ze weten vaak niet goed hoe erop te reageren, zoeken zich suf op Google naar advies of vragen het aan mij. Andere autistische mensen sturen me dan weer links van beeld – of geluidsfragmenten van comedians of humoristen die in hun show autisme verwerken of zelf autistisch zijn (zoals Fabian Franciscus of Hannah Gadsby), als voorbeeld van hoe grapjes over autisme best wel erg grappig kunnen zijn.

Er is in die voorbeelden vaak een groot verschil tussen humor over autisme en autistische humor. Die laatste omvat meestal woordspelingen en grappige zinconstructies, droge humor, het benoemen van ongemakkelijke situaties en niet in het minst ook parodieën. Humor over autisme, daarentegen, ligt meestal veel gevoeliger en getuigt voor sommige mensen, met of zonder autisme, van weinig respect of empathie tegenover autistische mensen en hun nabije omgeving.

Het is opvallend hoe anders beide soorten humor worden benaderd. Autistische humor kan erdoor, lees ik in discussies over autisme en humor, omdat die van autistische mensen zelf zou komen, vaak uit hun eigen ervaringen en perspectieven, een manier zou zijn om moeilijke of uitdagende situaties te verwerken, en zou dienen als middel tot verbondenheid met andere autistische mensen. Humor over autisme, daarentegen, zou van niet-autistische mensen komen, gebruikt worden om autisten te kleineren of belachelijk te maken, hun dagelijkse uitdagingen trivialiseren, wat zou leiden tot onbegrip en onrechtvaardigheid, stigma en negatieve stereotypen die de autistische gemeenschap kwetsen. Autisme, lees ik wel eens, is niet om te lachen, maar om ernstig te nemen.

Het gebeurt vaak dat ik grapjes rond autisme, of humor in het algemeen, niet begrijp. Als ik lach met bepaalde situaties of omstandigheden, zijn die meestal op zich niet om mee te lachen, maar omdat ze absurd of surrealistisch zijn op het moment zelf. Ook sommige taalhumor kan ik volgen. Veel grapjes die gemaakt worden, ook door professionele autistische comedians, kan ik echter niet volgen of begrijpen. Meestal vraag ik me af waar ze het in godsnaam over hebben.

Als ik in gezelschap ben waarin grapjes worden gemaakt, gebeurt het dat ik die wel begrijp, omdat de mensen waar ik mee optrek nu eenmaal dichter bij mijn denkstijl en gevoel voor humor staan. Die humor is meestal taal – of situationele humor. Zij weten dat het kan gebeuren dat ik een halfuurtje later hard begint te lachen en vertel dat ik het grapje begrijp. Zo ben ik nu eenmaal, en dat vinden ze niet erg.

Als het gaat over grapjes over autisme, voel ik me niet meteen aangesproken. De mensen in mijn directe omgeving maken daar geen grapjes over, maar als ik in een ruimer publiek ben weten niet zoveel mensen dat ik autisme heb, en weet ik van dat publiek dat ze te weinig inzicht in autisme hebben om iets ernstig te zeggen. Soms vind ik die ongewoon grappig omdat degene die het zegt onbewust zichzelf aan het uitlachen is, en voel ik me soms beschaamd dat ik ermee moet lachen.

Behalve het niet persoonlijk nemen, durf ik ook al eens aangeven dat ik de grap niet meteen begrijp, en het misschien te moeilijk is voor mij op dat moment. Als de grap te kwetsend zou zijn, zou ik niet meteen om context vragen of aangeven dat ik het kwetsend vind, maar duidelijk maken dat ik het niet grappig vind. Als ik me in een situatie bevind dat ik snel weg kan, of mensen in mijn omgeving heb die mij kunnen steunen, durf ik wel eens aangeven dat dit eerder getuigt van weinig inzicht en flauwe humor dan van een geslaagde grap.

Tot slot ben ik het er niet mee eens dat kwetsende of flauwe moppen over autisme alleen van niet-autistische mensen kunnen komen, zoals wel eens veralgemeend wordt. Autistische mensen zijn net zo divers als elke andere groep, ook de humor die ze hebben kan even beledigend, plat of flauw zijn als die van elke andere maatschappelijke groep. Bovendien zijn er uitstekende humoristen of comedians zonder autisme (zoals Wouter Deprez), en zelfs gewone mensen zonder professionele scène-ervaring, die heel grappige anekdotes kunnen vertellen of ontzettend komische sketches naar voor kunnen brengen.

Veel hangt dus af van de context en de omstandigheden, de manier waarop humor wordt gebracht en de kwaliteiten van persoon die het brengt. Sommige autistische mensen kunnen bijvoorbeeld zelf grapjes maken over hun autisme als een manier om ermee om te gaan en het te accepteren als onderdeel van wie ze zijn, terwijl ik dat net niet prettig kan vinden, al naargelang het gebracht wordt en welke ervaringen ik heb met de persoon in kwestie.

Als iemand grapjes maakt over autisme, vind ik het daarom belangrijk om te kijken naar het moment zelf en de persoonlijke gevoelens van de mensen in wiens gezelschap je dat doet. Als je niet zeker weet of de autistische mensen in je gezelschap je grapje wel of niet kan waarderen, zou ik aanraden om dit te vermijden. Een goede grapjas heeft volgens mij immers een repertoire dat heel divers is en veel verder reikt dan lachen met of over zijn of haar eigen of andermans autisme.