‘Ho ho ho, er is een trouw in ons gebouw’ … autisme en buren

Foto van Maico Pereira op Unsplash

Het is zover. Boven de toegang van de binnenplaats van ons gebouw hangt een groot roze doek, met daarop ‘er is een trouw in ons gebouw’. En dat klopt. Twee bewoners stappen dit weekend in het spreekwoordelijke bootje.

Twee mannen dan nog. Twee oudere mannen. Walter en Wynston leven naar het schijnt al heel wat jaren samen op het hoogste verdiep. Twee nichten op leeftijd die elkaar het ‘ja’-woord geven, in ons gebouw is het wat, in ons dorp nog veel meer. Dit lijken ze hier nog niet zo vaak gezien te hebben. Of toch niet iedereen. In de gangen en in de inkomhal, waar de meeste mensen elkaar ontmoeten bij de brievenbussen, is er in elk geval veel geroddel en speculatie.

Uit wat ik kan horen, lijken er heel wat vragen. Zullen W&W voor de kerk huwen of gewoon voor de burgerlijke stand? Zullen ze dan in ons dorp huwen of eerder in een van de minder godsvruchtelijke parochies in de grote stad? En vooral, zullen ze mogen of willen blijven waar ze nu wonen? Zal de huurmaatschappij daarin toestemmen? Zou het niet het beter zijn, voor het imago van dit gebouw, dat ze nu toch verhuizen?

Nog belangrijker is wie uitgenodigd wordt op de maaltijd en het dansfeest, wie zal helpen met het feest en of er een bus wordt ingelegd naar een van de holebi-vriendelijke parochies. Tenzij onze rooms-katholieke priester voor een keer zijn dogmatische houding doorbreekt en W&W voor zijn altaar duldt. Dat zou nog eens wat zijn, wordt er gekletst, daar zou tot in het bisschoppelijk hof over gesproken worden. Ons dorp zou voor altijd verketterd zijn, wordt gefluisterd.

De voorbije maand heb ik alleen nog maar met Wynston kennis gemaakt, een vriendelijke man die altijd in de weer is, voortdurend klusjes doet en geen minuut zwijgt. Eerst dacht Wynston dat ik ook gay was, maar dat heb ik moeten ontkennen. Ik heb uiteindelijk verteld waarom ik me soms anders dan anders gedraag. Wat volgens hem geen probleem vormde, hoewel hij het toch wel een beetje jammer vond dat ik niet gay was. ‘Maar nu is er toch minstens nog iemand normaal in dit gebouw’, knipoogde hij. Walter, daarentegen, komt amper buiten, en is volgens Wynston voortdurend aan het lezen, schrijven en geldzaken. Walter is ook lid van tal van holebi-organisaties en komt al van vroeg in de jaren zeventig op voor gelijke kansen en rechten.

Wat de mensen in ons gebouw echter vooral bezighoudt op dit moment is, of en hoe snel ze zullen verhuizen en wie van de lijst in aanmerking komt om erin te wonen? Wordt het iemand van hier of van buiten het dorp? En wanneer gaan de zieken eindelijk eens weg?

Die zieken zijn, haast nog meer dan het huwelijk van Walter & Wynston, het onderwerp van gepraat tijdens de koffienamiddagen bij Janine in het kleine gemeenschapssalon op het eerste verdiep.. Janine weet precies waar iedereen die chronisch of terminaal ziek is woont in het gebouw.

“Op het gelijkvloers zijn 2 en 6 terminaal kanker, op het eerste verdiep is de 4 van links en de 7 van rechts terminaal longziekte en terminaal bloedziekte. En dan heb je ook nog de stokoude psychisch zieke obese vrouw in de 3 op het tweede. Die is net terug van een verzorgingstehuis in Brussel voor zwaar depressieve ouderen” spreekt ze met zo’n luide stem dat je al flink je best moet doen om het niet te horen.’

Het wordt toch eens tijd dat ze die mensen netjes ergens plaatsen’, mompelt Janine bij het inschenken van de koffie en voorzien van madeleintjes. ‘Anders gaat de wachtlijst nooit korter worden. En ik ken nochtans zoveel mensen die daar willen wonen. Ook die vreemde jongen die twee maanden geleden aankwam hoort hier ook niet echt thuis,, heb je diens boekenverzameling al eens gezien? Mensen zoals wij doen zoiets toch niet. Bovendien is dat toch geen werk, met al die verpleegkundigen die hier maar rondlopen en die bacteriën en virussen. Straks zijn wij ook nog terminaal ziek.’ Tijd voor die ‘vreemde jongen’, uw blogger, om even naar buiten te gaan, de binnenplaats op, de tuin in.

Buiten staat intussen een cameraploeg van de regionale televisiezender Walter, in zijn beste pak, te interviewen. Het gaat over wat hun plannen zijn, hoe ze elkaar hebben leren kennen, of er een huwelijksreis komt en waarheen ze reizen. Ook enkele journalisten staan de kou te verbijten om straks nog enkele vragen te kunnen stellen. Ik hoor ze tegen elkaar grappen welke titel de redactie nu weer zal verzinnen om het artikel viraal te laten gaan.

Ook Janine heeft de persmensen gezien en wil even laten weten dat ze hoopt dat er ook wat aandacht zal zijn voor de mensonwaardige toestand waarin onze gebouwen zich bevinden, en hoeveel zieken, gehandicapten en kansarmen hier op een hoopje moeten leven.

Helaas voor haar, en haar aanhang, lijken de journalisten daar niet echt in geïnteresseerd. Ze zijn uitgenodigd op het feest van W&W, net zoals ik en nog enkele andere bewoners die zowel Walter als Wynston graag vriendelijk groeten en geen probleem maken van hun geaardheid. Of ik zal gaan, betwijfel ik ten zeerste, maar ik zal natuurlijk mee bijdragen voor een mooi geschenk, en een felicitatie-kaartje met zelfgeschreven poëtische boodschap sturen. De copieuze maaltijd en het dansfeest laat ik graag over aan hun grote familie en vriendenkring. Het zal er al meer dan druk genoeg zijn denk ik. En voor Janine en haar trawanten lijkt het eerder bij madeleintjes en koude koffie te zullen blijven. Misschien maar best ook voor hen.