‘Zijn autistische mannen emotioneel beperkt(er)?’ … autisme en mannelijkheid

Foto van Nik op Unsplash

Als psycholoog-in-spé, bijna afgestudeerd, vraagt Rob, tevens lezer van mijn blog, zich af hoe ik tegenover de beeldvorming van autistische mannen sta, en dan meer specifiek hoe ze wel eens afgebeeld worden als emotioneel beperkte wezens. ‘Zie jij jezelf ook als emotioneel beperkt? Zou je daar iets over kunnen schrijven op je blog? Ik lees regelmatig teksten van vrouwen, autistische – en andere vrouwen, over emoties, en soms ook bij jou. Daarom vermoed ik dat jij daar wel iets over weet te schrijven.’.

Het klopt, Rob, dat ik ook ervaar dat autistische mannen als emotioneel beperkt(er) worden afgeschilderd, dat ze het veralgemeend wordt dat ze de mist in gaan als het komt op ervaren, begrijpen en uiten van emoties, en, meer zelfs, dat ze weinig interesses zouden hebben in emoties. In onderzoeken komt ook vaak naar voor dat autistische mannen, meer dan autistische vrouwen, weinig tot geen emotioneel intelligentie zouden vertonen, en veeleer sterk zouden zijn in systemen, patroonherkenning en het schilderen van treinstelsels of helikopterpanorama’s.

Als autistische man heb ik weliswaar emoties, maar ik ervaar en uit ze vaak anders dan de meeste mensen in mijn omgeving. Ik ervaar bijvoorbeeld vaak intense emoties zoals angst, verdriet en boosheid, maar heb het vaak moeilijker om deze emoties binnen de verwachte tijd te herkennen en uit te drukken op een moment en een manier die voor anderen begrijpelijk overkomt.

Daarnaast ervaar ik vaak intense gevoelens door overbelasting, zowel door sociale verwachtingen, onduidelijkheid, onvoorspelbaarheid als zintuiglijke prikkels, wat ik soms op een onverwacht moment zeer sterk laat merken. Soms kom ik daardoor zelfs hypergevoelig en volgens anderen wel eens overgevoelig over.

Anders dan sommige mensen, zowel autistisch als niet-autistisch, ben ik heel sterk geïnteresseerd in het begrijpen van mijn eigen emoties maar ook die van anderen, en het verbeteren van mijn emotionele communicatie, maar ik worstel vaak met en blokkeer soms op het vinden van de juiste verwoording en het begrijpen van sociale signalen van anderen. Die interesse in emoties van mezelf en anderen wordt niet altijd even goed opgevat, en soms gezien als een vorm van navelstaarderij of een poging tot manipulatie. Terwijl ik het vooral zie als een manier om zoveel mogelijk helderheid te krijgen in situaties.

Omdat ik vaak niet goed weet welke emotie ik nu kan koppelen aan welke prikkel die ik ervaar, of aan welk signaal anderen geven, en ik me vaak overweldigd voel door zowel mijn eigen en andermans emoties, begrijp ik dat anderen, die me alleen van de buitenkant zien, mij wel eens als ‘emotioneel beperkt’ bestempelen. Het helpt voor mij daarbij als je als buitenstaanders op zo’n moment om mij de tijd te laten en me te ondersteunen bij het begrijpen en communiceren van emoties, en niet meteen aan te dringen of te oordelen.

Het kan dus kloppen dat ik op vlak van emotionele intelligentie en emotionele vaardigheden niet zo sterk in de schoenen sta als veel andere mensen, autistisch of niet. Ik heb ervaren dat er daarbij een groot verschil is tussen mijn emotieregulatie (begrijpen en beheersen van emoties), emotionele waarneming (vermogen om emoties in mezelf en anderen te herkennen en interpreteren), emotionele expressie (emoties op een manier te uiten zonder anderen te kwetsen), en emotioneel begrip (begrijpen waarom sommige mensen emotioneler reageren in of op bepaalde situaties). Bovendien heb ik ervaren dat vermoeidheid bij mij een grote invloed heeft op mijn uiterlijk observeerbare emotionele vaardigheid dan bij andere, vooral niet-autistische, mensen.

Een mogelijke verklaring waarom autistische mannen in de beeldvorming vaker emotioneel beperkt worden genoemd, is volgens mij de stereotypen en vooroordelen die bestaan over mannelijkheid en emoties. Veel mannen worden helaas nog opgevoed met het idee dat mannelijkheid geassocieerd wordt met stoerheid, zelfbeheersing en het tonen van weinig emoties. Sommige mannen voelen zich daardoor minder comfortabel bij het uiten van emoties en hebben hun vaardigheden in het herkennen en begrijpen van emoties onder groepsdruk verwaarloosd. Ik vind het als autistische man in een groep van anderen (niet-autistische) mannen vaak niet eenvoudig om precies te weten hoe dat nu zit met die emoties. De weinige keren dat ik in een groep ‘neurotypische’ mannen vertoef, lijken dit voor mij eerder emotioneel beperkter dan ik mezelf ervaar, omdat ze zowel moeite hebben met interpretatie als uitdrukking van emoties en de voeling met wat past in hun omgeving vaak verloren hebben.

Daarom betwijfel ik of autistische mannen in het algemeen emotioneel minder sterk zouden zijn dan alle andere mannen. Er zijn weliswaar mannen die, door hun ingesteldheid of door hun genderfluïditeit, emotioneel veel sterker in hun schoenen staan, maar dat is volgens mij een minderheid. Ook als ik zie hoe vrouwen in mijn omgeving met emoties omgaan, is dat niet altijd een voorbeeld, vind ik. Als het gaat om autistische vrouwen, denk ik evenmin dat zij emotioneel meer ontwikkeld zouden zijn dan autistische mannen. Ik ken autistische vrouwen die daar volgens mij heel sterk in zijn, en anderen die het daarin iets moeilijker hebben. Ook in de beeldvorming rond autistische vrouwen is er trouwens plaats voor meer nuance als het gaat om emotionele intelligentie en vaardigheden om emoties op een positieve manier te tonen. Helaas is dat ook het geval bij de beeldvorming van de emoties van ‘gewone’ mannen en vrouwen ook al heel lang het geval. Emoties zijn dan ook het ultieme raadsel in onze beschaving, nauwelijks te vatten in woorden, beelden, handelingen of emoji’s en even breekbaar als eierschalen.