Waarom ik sinds kort op een Gazelle langs Vlaamse velden sjees

Foto van Dmitry Nor op Unsplash

Uiteindelijk heb ik er een gekocht. Na een duwtje in de rug van mijn liefste. Een grote zelfs. Als ik ernaast sta, ben ik bijna even groot. Ook al vond ik het lang een beetje gek. Ik ben nog in de bloei van mijn leven en heb vrij gespierde benen. Als het van rood op groen springt, kan ik heus nog wel een sprintje trekken. Zelfs als het wat bergop gaat. Ook als je aan zee woont, zoals ik, gebeurt dat meer dan je zou denken. Er zijn hier immers zoveel bruggen (over wegen of rivieren) dat het hier soms heuveliger lijkt dan in een berglandschap.

Een oplossing voor dagelijks meer dan 22 kilometer verplaatsen

Ik heb het over mijn nieuwe fiets, een Gazelle. Nadrukkelijk geen designfiets, Een elektrische, een ebike, stel je voor. In deze tijd van ecologische achteruitgang, en campagnes om batterijen naar recyclagepark te brengen, is dat niet meteen een verstandige keuze. Zeker nu er in de media regelmatig berichten verschijnen dat rijden met zo’n fiets asociaal, gemakzuchtig en egoïstisch is. Het zou bovendien een mooi voorbeeld zijn van willen wat de ander wil en gebrek aan verbinding, twee hypermoderne ziektes.

Bij mij is het meer uit noodzaak, maak ik mezelf wijs. En nadat ik mezelf heb kunnen overtuigen dat de bestaande oplossingen en alternatieven niet zo goed waren. Sinds een maand moet ik namelijk enkele dagen per week meer dan 22 kilometer per dag fietsen. Dat moet natuurlijk niet, maar als ik afspraken wil nakomen om enkele dagen per week op een bepaalde plek te zijn, is het wel handig.

Niet zomaar de koe bij de horens vatten maar een heel beslissingsproces,

Zoals wel vaker in mijn leven, gaat er een heel beslissingsproces vooraf aan de keuze voor een bepaalde oplossing. Zomaar een winkel binnenstappen, een fiets aanwijzen, die betalen en ermee buiten rijden, zou mijn favoriete scenario zijn, maar dat werkt niet zo goed bij mij. Toen iemand me ooit zei dat ik de koe bij de horens moest vatten, antwoordde ik dat ik dat onmogelijk kon doen. Ik dacht toen nog dat alleen stieren horens hadden, en dat het geen goed idee was om zo’n beest bij de horens te vatten als je jezelf niet wilt verwonden.

Als oplossing heb ik kunnen kiezen tussen een busverbinding (mits overstappen, gratis busabonnement), een vouwfiets op louter spierkracht (voor korte afstanden), een tribike (driewieler) zonder trapondersteuning, een deelauto (eerder duur) en een eigen auto (die mijn liefste in de week gebruikt). Uiteraard zou ik ook te voet kunnen gaan.

Die laatste optie viel meteen weg. Dagelijks 22 kilometer wandelen met een gevulde rugzak, is voor mij niet te doen. Het liefst neem ik ook niet de auto, omdat het traject dat ik neem vaak geteisterd wordt door de ene opstopping na de andere.  Ook de bus is niet mijn favoriete transportmiddel. Als die al niet te laat of te vroeg is, dan vind ik het binnenin de bus op een of andere manier onaangenaam. Dan heb ik het onder andere over zintuiglijke prikkels (geur, geluid, licht, evenwicht) maar ook over verwarde en hoogmoedige mensen.

Ik heb nooit echt veel gefietst

Dan blijven alleen nog de fietsen over. Ik heb nooit echt veel gefietst in mijn leven. Als het niet te voet kon, dan met het openbaar vervoer, en als het echt niet anders kon, nam ik de auto, of als alternatief, een deelauto. ‘In onze tijd’, herinner ik me uit mijn jeugd mensen tegen mij zeggen, ‘wandelde ik van thuis naar school te voet, en dat was ongeveer 10 kilometer. Fietsen, de bus en zeker de auto, dat was voor gemakzuchtige pipo’s.’ Ik vond dat toen enorm veel, en kon het haast niet geloven.

Een jaar of zes geleden kocht ik een vouwfiets, een Dahon, om zo multimodaal en zo zelfsturend mogelijk te werken. Zo kon ik bus, tram, trein, deelauto en fiets naar gelang de omstandigheden afwisselen. Dat multimodaal reizen is niet altijd even gemakkelijk. Vooral de aansluitingen willen wel eens fout lopen. Het gebeurt nog vaak dat ik het hele traject om ergens een getuigenis of een gastles te geven volledig per auto doe. Alleen het parkeerprobleem blijft dan over, maar met een beetje goede wil van de organisatie, school of kerkfabriek is dat wel op te lossen.

De elektrische fiets van mijn liefste

Mijn liefste had al een elektrische fiets, maar dan een (tweedehandse) tribike, in de volksmond wel eens onterecht ‘driewieler’ genoemd. Ze heeft er zowel een op spierkracht als met trapondersteuning. Ik mocht op beiden van haar al een paar honderd kilometer proef rijden. Dat lukte aardig, al was het wel even wennen. Zo’n tribike heeft immers een ander evenwicht en een andere wegligging dan een ‘gewone’ tweewieler. In onze stad lijkt het een trend om zo’n tribike in huis te halen. Niet alleen de traditionele doelgroep, mensen met minder evenwicht of mobiliteit, maar ook veel jongere mensen rijden er mee rond. Het lukte me na enkele keren aardig om ermee te rijden.

Tot mijn liefste op een bepaald moment besliste dat het welletjes was geweest, en ze mij een duwtje in de rug gaf om een erkende fietsendealer binnen te stappen. Natuurlijk kan je zo’n ebike ook bij de krant, bij een discounter of op de donderdagmarkt kopen, maar dan krijg je bij intensief gebruik toch eerder zorgen dan een fiets. Ik ben bovendien geen handige jongen, en wil mijn fiets graag laten herstellen door iemand die er iets van af kent.

Tot slot: de uiteindelijke keuze

Voor ik de winkel binnenstapte had ik me een beetje voorbereid door op het internet een aantal vragen op te vissen die ik zeker moest stellen. Hoewel ik tegelijk ook niet teveel de indruk wou geven, dat ik er iets van af wist. Dat leek te lukken, al weet je nooit met verkopers. Die willen namelijk altijd het gevoel geven dat je keuze rationeel is, terwijl dat bij geen enkele aankoop het geval is. Wie rationeel denkt, die koopt gewoon niets, vind ik. En al zeker geen elektronische fiets. Omdat ik de Nederlandse economie graag subsidieer, niet graag nieuwe schoenen koop, mijn liefste haar fiets terug wil geven en de verkoopster behoorlijk knap vond, heb ik mezelf uiteindelijk toch overtuigd om de fiets met de beste remmen te kopen.

Sinds enkele dagen rij ik dus met een gloednieuwe fiets rond. Eentje die goed beveiligd is met wel drie sloten. Eén van die sloten is zo zwaar dat je voet om zeep is als je ze laat vallen. In onze stad blijkt dat geen luxe, want ik zie fietsers rondrijden met meer sloten op hun fiets dan je kan tellen op je ene hand. Vanzelfsprekend rij ik met mijn ‘nutcase’-helm op. Het verbaast me wel dat er zoveel mensen, met veel snellere fietsen, zonder helm de straat op gaan. Misschien omdat er bij hen achter op hun helm niet ‘I love my brain’ op staat? Hoewel mijn brein vaak niet zo ‘loveable’ is, hou ik het toch graag zo ongehavend mogelijk, zeker als ik aan vijfentwintig per uur langs de mooiste velden van Vlaanderen sjees.

Geef een reactie

Gelieve met een van deze methodes in te loggen om je reactie te plaatsen:

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.