Geloofd, gewikt en gewogen
Gelovig zijn, het is altijd een uitdaging geweest. Gelovigen, zeker in een persoonlijke God, zijn tegenwoordig ‘challenged people’, mensen met een handicap. In de zin dat het niet gemakkelijk is in onze samenleving ermee te leven, ervoor uit te komen, ermee om te gaan.
Gelovigen die zeer godsdienstig zijn of het geloof erg strikt nemen, worden al eens smalend ‘autistisch’ genoemd. Tot een tijdje terug. Toen verscheen een artikel dat mensen met autisme minder of zelfs niet gelovig zouden zijn. Wat me meteen te binnen schoot: nu moeten die arme ongelovigen op zoek naar een nieuw label.
Mensen met autisme zonder talent voor godsdienstigheid
“Mensen met autisme hebben geen talent voor godsdienstigheid. Ze missen het daartoe benodigde inlevingsvermogen” staat er te lezen in het artikel in De Standaard.
Verder staat er: “Mensen die zich slecht in andere mensen kunnen verplaatsen, zijn ook minder geneigd om in een persoonlijke god te geloven. Gelovigen trekken het aangeboren inlevingsvermogen een stapje verder: ze gebruik het om zich een persoonlijke godheid in te beelden, die zich om hen bekommert, op hun vragen antwoordt en in de gaten houdt of ze niets mispeuteren.”
Inlevingsvermogen is niet de enige en zeker geen voldoende voorwaarde. Maar zelfgediagnoseerde mensen met autisme met een normale begaafdheid rapporteerden volgens de onderzoekers meer dat ze niets met godsdienst hadden. Toch verklaarden ook meer mannen dan vrouwen dat, ook al verklaarden ze geen autisme te hebben.
Analytisch denken beperkt het geloof
Merkwaardig is wel dat in het persbericht van de onderzoekers nergens over autisme gerept wordt. Ze hebben het over analytisch denken dat religieus ongeloof bevordert. Ook in de samenvatting van het oorspronkelijk onderzoek wordt nergens naar autisme verwezen.
In het volledige onderzoeksartikel staat alvast te lezen dat het doel was te weten te komen waarom mensen in verschillende mate in een persoonlijke God geloven. Mensen die het moeilijker hebben om zich in te leven, komen volgens het onderzoek ook minder tot een intuïtief verstaan van God of goden.
Maar ook een sterk ontwikkeld analytisch vermogen en de blootstelling aan omgevingen waarin het ontbreekt aan voldoende stimuli om te geloven, kunnen tot ongeloof leiden. Wat volgens mij ook wel logisch lijkt. Of mensen geloven of niet, kan volgens de onderzoekers ook te maken hebben met armoede of overbevolking, verlangen naar verzachting bij existentiële crisissen of het verlangen tot opgaan in een anonieme massa.
Kritische bedenkingen bij het onderzoek
Wie het onderzoeksartikel leest, komt al gauw tot de vaststelling dat het eerder met een korrel zout mag worden genomen. Eerst en vooral is het natuurlijk een Noord-Amerikaans onderzoek. Zeker in de VS is God meer alomtegenwoordig dan velen zich hier kunnen voorstellen. ‘In God We Trust’ siert nog steeds het dollarbiljet.
De belangrijkste kritiek houdt halt bij de bedenkelijke onderzoeksmethodiek en de vraagstelling. Het enige wat het onderzoek echt aantoont is dat mensen die analytisch sterker zijn kritischer nadenken en stellingen afwijzen die ze vroeger wel aannamen.
Bovendien wordt er alleen gevraagd naar geloven in een persoonlijke God, duivel en engelen. Dat veronderstelt een Joods-Christelijke opvoeding en maatschappij maar er zijn ook gelovigen die daar geen nood aan hebben.
Ook de manier hoe autisme erbij betrokken wordt (enkel via zelfdiagnose) is bedenkelijk. En als dusdanig houdt de correlatie tussen autisme en atheïsme weinig steek. Hoewel heel wat atheïsten soms toch wat autistische trekjes vertonen.
Een ander onderzoek en eigen ervaringen daartegenover
Een onderzoek dat interessant zou kunnen zijn om hiertegenover te zetten is dat van Dr. Hanneke Schaap (RUG, 2012) waarbij de gevoelens in relatie tot God en de manier waarop iemand met autisme het handelen van God waarneemt. Het godsbeeld bleek wel beïnvloed door autisme maar niet in de zin dat de respondenten er niet toe in staat waren. Mensen met meer autistische kenmerken hadden wel meer angst en minder positieve gevoelens tegenover hun godsdienstbeleving.
Zelf ken ik wel wat mensen (onder andere met autisme) die diepgelovig zijn. Sommige zijn zeer angstig, of zeer rigide, maar niet meer en vaker dan mensen zonder autisme, lijkt me. Soms zijn ze ook geëngageerd binnen een of andere geloofsgemeenschap. Of ze zijn bezig met een of ander werk van barmhartigheid binnen een niet-kerkelijk geloof. Zij die niet geloven in de traditionele zin, kunnen zich bovendien goed inleven in magische en mythische figuren.
Anderen worstelen wel met hun geloof, maar zijn vooral, en vaak terecht, verbitterd, angstig of boos door te letterlijk nemen van metaforen in geschriften, of door onrecht aangedaan in hun jeugd, door pedagogische technieken of door overschrijding van diverse grenzen (zowel fysiek als psychologisch). De minderheid die atheïst of agnost of nihilist is, heeft volgens mij eerder iets anders dan autisme. Zij noemen dat (gezond) verstand, maar daar twijfel ik soms aan..
Diepgelovig niet institutioneel
Zelf ben ik (diep)gelovig, hoewel niet institutioneel. Zonder sociaal begaafd te zijn, dus toch met enige fierheid. Over dat geloof krijg ik flink wat vragen tijdens voordrachten. Deze bundelde ik al eens in een stukje ‘Wat over religie’ en ‘Mijn geloof’. Het lijkt eerder een natuurlijk iets.
Dat ik niet praktizerend ben, is eerder om praktische dan ideologische redenen, denk ik. De voornaamste daarvan is dat de rituelen en vieringen niet aangepast zijn aan mijn ontwikkelingsleeftijd en concentratievermogen.
Het VN-verdrag voor mensen met een handicap, waarin redelijke aanpassingen vermeld staan als een recht, is blijkbaar aan de Katholieke Kerk voorbijgegaan. Hoewel ik opgevoed ben in de moeder aller kerken, heb ik ook sympathieën voor heel wat andere leren en geloven. Misschien ben ik dus eerder oecumenisch of polyreligieus van aard. Toch vat ik mijn geloof niet al te ernstig, rigide noch te burgerlijk op. In dat laatste zit vaak het probleem met veel mensen, autistisch of niet.
Geloven is voor elk van ons anders
Vanzelfsprekend is geloven voor elk van ons anders. Dat wordt al gauw duidelijk als ik naar mijn vriendenkring kijk, naar Louise, Piet, Jan, Jean-Pierre, Louis, Ingalinde en Kenzo. Om redenen van privacy zijn de namen uiteraard veranderd.
Zo is geloven voor Louise een belijdenis binnen een kerkverband of religieuze gemeenschap. Het betekent een actief engagement opnemen binnen een geloofsgemeenschap, daarin bijdragen, het Mysterie vieren, bidden en werken.
Piet gelooft wel maar ziet het toch vooral als een levenshouding die zich weerspiegelt in zijn dagelijkse omgang. Hij ziet het als leven in overgave en zich gesterkt voelen in bepaalde keuzes. Waar hij vroeger atheïst was, in een moeilijk leven van onderzoek en twijfel, is hij in de volwassenheid na een aantal diepe putten gekomen tot een leven in overgave, met vertrouwen in een diepe waarheid.
Jan ziet geloven dan weer zien vanuit het belang van wortels en afkomst over generaties heen. Vanuit een gezamenlijke culturele achtergrond hebben mensen als Jan een gemeenschappelijke band geschapen die ze met rituelen in stand houden. Hoewel ze het geloof niet op dezelfde manier beleven, zonder strikte rituelen, geven de waarden en tradities hen houvast.
Jean-Pierre gelooft niets maar leeft op grond van zekerheden en onzekerheden, en houdt afstand van religieuze groeperingen. Louis zegt dan weer niet te geloven maar ziet in diverse religies verbanden met zijn eigen levensvisie die hij giet in een aantal leefregels. Volgens deze twee vrienden is geloven wanneer je iets heel zeker weet maar het niet (voldoende) kan bewijzen. Ze kennen wel mensen voor wie er altijd een greintje twijfel moet blijven bestaan om het geloof te noemen.
Ingalinde daarentegen associeert geloof dan weer vooral met spiritualiteit, het mysterie van de natuur, de harmonie van de verschillende levensvormen en het universum. Dat kan samen gaan met een religieuze organisatievorm maar dan niet in een kerkelijke vorm.
En dan hebben we ook nog Kenzo. Hij is een hyperrationele jongen van de wetenschap die vind dat geloven een dooddoener is voor elk serieus gesprek en een teken van onvolwassenheid. Bij een gesprek over geïnstitutionaliseerde vormen van geloof gaan bij hem alle stekels overeind. Kenzo is een erg gelovige jongen, maar dan voor de andere kant.
Volgens hem is God niet meer of minder dan een term bedacht om te verwijzen naar alles wat mensen niet meteen begrijpen. Een lap – en tovermiddel om met onwetendheid en onzekerheid om te gaan. Geloven is volgens hen hetzelfde als je verstand uitzetten. Ofwel het getuigt het van het verstand van een zesjarige, of van iemand met een verstandelijke beperking.
Redenen om tot geloof te komen
Er zijn volgens mij meerdere redenen om tot geloof en in het verlengde tot godsdienstbeleving te komen.
Er is niet alleen meer tussen hemel en aarde dan we met onze vijf zintuigen kunnen meten. We leven ook in een wereld waarin men denkt dat alles is te meten. Met die zintuigen, met instrumenten die deze verlengen, of met denkkaders die ervaringen moeten bijsturen tot een aantal vaste ideeën. In een wereld waarin er amper nog ervaringen zijn waarvoor er nog geen ‘wetenschappelijke uitleg’ is, lijkt het logisch dat mensen steeds vaker ‘vluchten’ in een of andere verborgen dimensie.
Tot de dag dat gelovigen wetenschappelijk ontoerekeningsvatbaar worden verklaard, wordt er ook wild gespeculeerd over de redenen waarom iemand gelooft. Met enige afgunst bij de observatie dat velen uit hun geloof, welke dat ook is, hoop putten voor nu of later.
Er zijn theorieën genoeg om godsdienstbeleving rationeel proberen te verklaren maar weinige komen volgens mij mij geloofwaardig over.
Sommigen beweren dat mensen aan godsdienst doen voor het sociale, het groepsgevoel, de eenheid of opgaan in het geheel. Anderen menen dat het is om zich te behoeden tegen de onwetendheid niet om kunnen met de angst voor de dood of ziekte. En een laatste groep ziet het in het teken van vertrouwen in een hiërarchie te rechtvaardigen, een hiërarchie die eigen keuzes vergemakkelijkt of overneemt.
Zijn mensen met autisme minder vatbaar voor geloof?
Mensen met autisme zouden in het verlengde daarvan minder vatbaar zijn voor geloof omdat ze minder nood hebben aan het deel uitmaken van iets groters. Mensen met autisme leven toch op een eiland, niet? Mensen met autisme zouden ook minder nood hebben aan de illusie van kennis, maar zouden alleen rationele, onderbouwde kennis willen. Omdat ze door hun autisme sowieso al moeten leven met het niet-weten van wat voor anderen vanzelfsprekend is.
Ten slotte zouden autisten ook minder nood om zich aan leiders te onderwerpen omdat zij door hun autisme alleen voor zichzelf denken. Mensen met autisme zouden volgens hen ook minder vatbaar zijn voor indoctrinatie en propaganda, termen die zij gebruiken als ze over het geloof en de geloofsgemeenschap hebben.
Eigen ervaringen met geloof
De meeste uitspraken over geloof lijken vaak doordrongen van een flink stuk verbittering, boosheid en woede om ervaren angst. Dat is volgens mij eerder generatie – en cultuurgebonden dan het iets te maken heeft met autisme. Geloof heeft duidelijk veel te maken met hoe men opgegroeid is, hoe geloof geïnterpreteerd werd in het gezin, in welke mate dwang of angst betrokken werd.
Zelf ben ik nooit misdienaar, koorknaap of parochiaal werker geweest. Tekort aan initiatief en ook niet gepushed of tegengehouden. Ook in mijn opvoeding heeft geloof geen voorname plaats ingenomen. Mijn grootouders waren zeer gelovig en zeer geëngageerd, en daar keek ik naar op. Mijn ouders waren ook gelovig maar lieten altijd de weg vrij. Ik ben ook niet geterroriseerd met gedwongen eucharistievieringen. Mijn religieuze beleving heb ik vooral gevoed door literatuur, poëzie en kunst.
Al die tijd heb ik ook niet de behoefte gehad om met godsdienstleraren in discussie te treden over geloofskwesties. Wel met vrijzinnige filosofieleraren in de hogere opleiding die te minachtend keken naar godsdienst.
Ik ben van de generatie die nog net de biecht meegemaakt heeft. Toch ben ik waarschijnlijk maar één keer in mijn leven ter biecht geweest en heb er zoveel verteld van ‘zonden’ dat de priester mij de absolutie gaf en zei ‘gij zijt een engel zonder zonden, mijn jongen’. Sindsdien hoef ik mij geen zorgen meer te maken over een plaats in de hemel.
Ook bij andere klasgenoten heb ik geen tekenen gezien van mensen die hun geloof ‘verworpen’ in die tijd. De meesten vonden het niet zo belangrijk. Ze verleenden er in elk geval weinig gewicht aan, schreven er niet zo veel verwachtingen aan toe om het nodig te vinden het verwerpen ervan nadien als een bevrijding te zien, als een last die ze van hun schouders voelden glijden, zoals wel eens gezegd wordt.
Verwerpen van geloof?
Enkele mensen die dat meegemaakt hebben, vertellen trouwens dat die last gewoon wisselt met het verwerpen. Het leven wordt niet lichter door te geloven, maar het wordt er beslist niet aangenamer op bij het verwerpen ervan.
Ofwel dragen ze hun eigen last, hun hele existentie alleen, in het slechtste geval samen met de existentiële last van anderen. Ofwel komt er ‘iets’ dat als leidraad dient. Wie het op z’n eentje doet, wordt vooral zijn eigen autoriteit, en vaak ook eigen tiran. En wil niet langer rusten zonder alles onderzocht te hebben.
Diversiteit in geloofsbeleving
Het verwerpen van geloof is voor mij even vreemd als de stelling dat mensen met autisme moeite zouden hebben zich in te leven in of een beeld te maken van een persoonlijke God. Want volgens mij is er een grote diversiteit in geloofsbelevenis van mensen met autisme.
Aan het ene uiterste is er de autist die alles in twijfel trekt, niet wil weten van enige zekerheid, en stellig gelooft wat de leraren wetenschap vertelden over natuurwetten en evolutie, eerder dan de ‘sprookjes’ uit de Bijbel.
Aan de andere kant is een andere autist die innig verbonden is met de Schepper en zijn schepping, en de rituelen die daarbij horen, maar tegelijk ook beseft dat we het laatste woord nooit zullen weten, dat er in het geloof altijd een component van speculatie zit en dat in het leven en het geloof andere dingen belangrijker zijn dan zeker weten.
Inleven of ingeleefd worden?
Bovendien: wie kan zich inleven in een godsbeeld? Het is niet zozeer een kwestie van inleven maar ingeleefd worden door openheid voor het Mysterie en het licht. In dat opzicht zouden mensen met autisme die in staat zijn hun ratio te relativeren of door beperkingen er niet door worden beheerst, in het voordeel zijn om God te beleven.
Ze hebben alvast het voordeel geen tijd te verdoen aan een zoektocht naar een of ander Godsbewijs, of zich te verdiepen in alle mogelijke en onmogelijke leren, gaande van Kabbalisme tot LaVey Satanisme, van Hindoeïsme tot Asatru, van Sjamanisme tot Boeddhisme, van Anarchisme tot Nazisme, van Communisme tot Libertarisme.
In het beste geval blijft het bij een lappendekken van stukjes die hen aanspreken. Zoals de band met de natuur van het sjamanisme, het niet-bestaan in de Advaita Vedanta, de sterke rol van de familiale banden in de Joodse wereld, enzovoort.
Waar ik moeilijker bij kan, zijn mensen die zo heilige overtuigd zijn van hun ratio dat ze denken werkelijk alles wat ze tegenkomen in het leven met hun ratio te verklaren. Waar ze totaal geen verklaring voor vinden, laten ze liever open, omdat ze verkiezen in onwetendheid te leven dan met de illusie van kennis. Bevindingen uit wetenschappelijk onderzoek die niet stroken met wat ze al eerder dachten is echter pseudowetenschappelijk of door een of andere organisatie gesponsord.
Waarom het moeilijk is om te praten over godsdienstige thema’s
Er zijn maar weinig thema’s in gesprekken waar ik bij wegloop. Maar als een gesprek meandert naar politiek, wetenschap of godsdienst, zal ik het ofwel over een andere boeg gooien of vertrekken. Er zijn immers weinig mensen die zich volwassen wanen die er zinnige dingen over zeggen.
Meestal gebeurt dat in een van de volgende gevallen. In een eerste situatie beginnen mensen te zeuren dat iedereen anders is terwijl ze iets heel anders bedoelen. In een tweede geval komt er een heen en weer van citaten uit onderzoek, onleesbare boeken of onmogelijke filosofen om het eigenlijk gelijk aan te tonen. Ook als mensen (inclusief mezelf) zich beledigd beginnen te voelen en er een kluwen van andersbedoelde interpretaties en wartaal groeit.
Wanneer ik helemaal van wegloop is echter het moment dat twee groepen in het gesprek ontstaan. In de ene ring het team dat uitblinkt in het opdissen van wetenschappelijke krachttoeren en gruweldaden met religieuze motivatie als ware het de enige waarheid In de andere ring zij die hun geloofsbelijdenis, exegese en wonderen met evenveel passie delen.
De kern van mijn geloof: vertrouwd en beschermd worden
Voor mij heeft geloof in een persoonlijke god vooral te maken met het vertrouwd en beschermd worden op momenten van existentiële nood.
Wanneer de eigen kracht het laat afweten. Wanneer de steun van anderen niet meer volstaat. Wanneer geneeskunde en wetenschap weggeblazen zijn. In momenten van uiterste pijn, onrecht, eenzaamheid … is de steun van een persoonlijke god, het gebed, de verbondenheid met het mysterie erg voelbaar.
De behoefte om daar rationeel over te zijn is met de jaren geslonken. Wellicht hebben mijn talloze ziektes daarmee te maken. Op dit moment probeer ik mij vooral bewust te zijn of aandacht te verdelen over alle niveaus van het leven zoals het fysieke, emotioneel, psychisch, emotioneel, spiritueel, energetisch niveau. Zo probeer ik een basis te vormen voor een leven in balans, een voldoende gezond leven.
Mijn geloofsbeleving omvat daarnaast ook een verlangen naar een wereld waarin mensen zonder voorbehoud met elkaar kunnen delen wat ze hebben (materieel) en met elkaar kunnen delen in wat ze zijn (als in acceptatie). Een wereld zonder geweld, wantrouwen, cynisme, ongelijkheid, honger enzovoort. Het is een verlangen naar iets wat menselijkerwijs niet mogelijk is, of in elk geval niet duurzaam, maar een verlangen wat toch diep is.
God als de verstrengeling van miljoenen deeltjes (Temple Grandin)
Toch is God meer een ‘iets’ dan een ‘iemand’. Meer een kracht die tussenkomt in moeilijke momenten, na gebed. Het godsbeeld van bijvoorbeeld Temple Grandin als de verstrengeling van miljoenen deeltjes die met elkaar in interactie zijn, kan ik best volgen. Het is alleen lastig in gebed te spreken tegen miljoenen deeltjes.
Ook wanneer ik staar naar de sterrenhemel of tijdens mijn wekelijkse boswandeling mezelf bevraag over de harmonie der dingen voel ik zijn of haar aanwezigheid. In de natuur, in mijn gedrevenheid, in de passie voor mijn favoriete bezigheden.
Los van boeken, leiders, regels of rituelen
Hoewel ik mezelf diepgelovig zou noemen, is dat volledig los van religieuze boeken of leiders of zelfs rituelen. Hoewel ik zelf persoonlijke leefregels heb, en graag luister naar wijze mensen, hoef ik geen predikers. Het voornaamste is iemand die ik lief heb, en op het einde van de dag een God die ik daarvoor kan danken. Net voor het licht uitgaat.
Hoewel ik er zelf minder voeling mee heb, kan ik ook goed verstaan dat bepaalde mensen (met autisme) veel kracht en troost putten uit de rituelen, het systeem en de regels binnen de kerkelijke gemeenschappen.
Het is ook te verstaan dat sommigen zich daar strikte en fundamenteler in engageren dan anderen. Wie zeer gevoelig is tegenover de eenzaamheid van deze wereld, en sterk verlangt naar goedheid, zal volgens mij eerder geneigd zijn zich in een geloof ‘in te graven’.
De manier om een geloof letterlijk te nemen komt volgens mij echter niet zozeer of alleen bij mensen met autisme voor. Het heeft meer te maken met het algemene ontwikkelingsniveau en de gevoeligheid voor eigen en andermans lijden.
Tot slot: de mens wikt, God beschikt
Wie geloof opvat als het komen tot diep geloof, tot diep vertrouwen in de Waarheid, hoeft natuurlijk niet te twijfelen: mensen met autisme hebben een natuurlijk neiging tot geloven. Ze denken autonoom en onafhankelijk buiten de gebaande denkpaden. Ze vinden een veel grotere potentieel om via meditatie Waarheid te vinden. En ze hebben een aangeboren gevoel van rechtvaardigheid, eerlijkheid en zuiverheid.
Op het einde van de rit blijft toch altijd het spreekwoord ‘de mens wikt, God beschikt’ staan. Of ‘Wat knap is de wetenschap maar van Gods plan, wat weten we daarvan?’